ECLI:NL:CRVB:2019:1765
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de weigering van een ZW-uitkering na termijnoverschrijding
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het besluit van het Uwv om de ZW-uitkering te weigeren ongegrond heeft verklaard. Appellant had zich op 28 april 2016 ziek gemeld, maar het Uwv weigerde de uitkering bij besluit van 8 augustus 2016, omdat appellant niet had gereageerd op een verzoek om contact. Appellant maakte bezwaar, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat appellant tijdig op de hoogte was van het besluit en dat er geen geldige reden was voor de termijnoverschrijding.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij het besluit nooit had ontvangen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de omstandigheden, waaronder telefoongesprekken met het Uwv, erop wijzen dat appellant het besluit wel degelijk heeft ontvangen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De bezwaartermijn was verlopen en er waren geen feiten of omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, met D.S. Barthel als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 29 mei 2019.