ECLI:NL:RBDHA:2023:12434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 22/3508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van de dagloonberekening in het kader van de Wet WIA en de rol van het Uwv

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de berekening van de WGA-loonaanvullingsuitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W.G.H. van de Wetering, betwistte de dagloonberekening die door het Uwv was gemaakt, waarbij het Uwv was uitgegaan van loongegevens in de polisadministratie. Eiser stelde dat hij extra werkzaamheden had verricht en dat de gegevens in de polisadministratie onjuist waren, maar kon geen loonstroken overleggen ter onderbouwing van zijn stellingen. Het Uwv verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond en handhaafde het primaire besluit, waarbij het Uwv stelde dat eiser niet had aangetoond dat de gegevens in de polisadministratie onjuist waren.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht was uitgegaan van de loongegevens in de polisadministratie, aangezien eiser niet in zijn bewijsopdracht was geslaagd. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om bewijs te leveren van zijn stellingen en dat het Uwv niet verplicht was om verder onderzoek te verrichten. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser en concludeerde dat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3508 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

gemachtigde: mr. W.G.H. van de Wetering,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans.

Procesverloop

Bij besluit van 19 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser per 2 oktober 2021 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) een WGA-loonaanvullingsuitkering (Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
Bij besluit van 5 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2023. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Dagloonberekening
De bruto WGA-loonaanvullingsuitkering van eiser is volgens het dagloonrapport van 18 oktober 2021 bij het primaire besluit berekend over de periode van 9 september 2018 tot en met 8 september 2019, waarbij is uitgegaan van een loon van in totaal € 12.373,06 van meerdere werkgevers, te weten: [bedrijfsnaam 1] B.V., [bedrijfsnaam 2] , [bedrijfsnaam 3] B.V., [bedrijfsnaam 4] B.V. en [bedrijfsnaam 5] .
1.2.
Bezwaar
In bezwaar heeft eiser de juistheid van de dagloonberekening betwist. Hij stelt dat hij in de periode van 25 maart 2019 tot en met 24 mei 2019 heeft gewerkt bij [bedrijfsnaam 6] B.V. ( [bedrijfsnaam 6] ) via onderaannemer [bedrijfsnaam 7] B.V. Daartoe heeft hij kopieën overgelegd van (handmatig ingevulde) aanwezigheidslijsten van de weken 20 en 21 van 2019 met daarop het logo van [bedrijfsnaam 6] , gegevens van de onderaannemer, de naam en het burgerservicenummer van eiser en het aantal uren dat eiser aanwezig was. De lijst van week 20 vermeldt als naam van de projectleider: [naam] . In bezwaar heeft eiser verklaard dat hij geen loonstroken kan overleggen omdat hij die per ongeluk heeft gewist. Het Uwv heeft eiser erop gewezen dat het zijn verantwoordelijkheid is om bewijs aan te leveren.
1.3.
Bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft het Uwv het primaire besluit gehandhaafd en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Volgens het Uwv is niet gebleken dat eiser verzekeringsplichtig inkomen bij [bedrijfsnaam 6] heeft gehad. Het Uwv heeft op 22 april 2022 telefonisch contact gehad met [naam] die verklaard heeft dat de naam van eiser hem niets zegt. De door eiser verstrekte documenten zijn volgens het Uwv onvoldoende om de gegevens uit de polisadministratie te kwalificeren als onjuist. Het Uwv gaat daarom nog steeds uit van het in de polisadministratie opgenomen totaalbedrag aan loon van € 12.373,06.
Geschil
2.
Eiser
Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en dat het Uwv meer onderzoek had moeten doen. Daartoe verwijst hij naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3245. Verder stelt eiser dat hij met de door hem overgelegde aanwezigheidslijsten aannemelijk heeft gemaakt dat de gegevens in de polisadministratie niet kloppen. Volgens hem komt het in de praktijk voor dat ‘soms wordt getracht een registratie te voorkomen’. Het Uwv had hierin aanleiding moeten zien om uitvoeriger onderzoek te verrichten dan in bezwaar is gedaan, aldus eiser.
3.
Uwv
Het Uwv ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om zijn standpunt te wijzigen en benadrukt dat het op de weg van eiser ligt om zijn stellingen te onderbouwen.
Beoordeling
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Volgens artikel 2 van de Beleidsregels UWV gebruik polisgegevens 2018 (Staatscourant 26 juli 2018, nr. 42236), zoals deze luidden ten tijde van de dagloonvaststelling, gebruikt het Uwv, behoudens het bepaalde in artikel 3, voor besluiten over de vaststelling van het dagloon en het maatmanloon de gegevens die aanwezig zijn in de polisadministratie. Uit vaste rechtspraak volgt dat het Uwv mag uitgaan van die gegevens, tenzij eiser aantoont dat deze gegevens onjuist zijn. [1] Verder volgt uit vaste rechtspraak dat met het enkel overleggen van salarisspecificaties en jaaropgaven, zonder enige toelichting of berekening, onvoldoende is aangetoond dat het dagloon onjuist is vastgesteld, dan wel onjuist is opgenomen in de polisadministratie. [2]
4.2.
De rechtbank stelt vast dat de medische beoordeling van eiser niet in geschil is. Nu het Uwv voor de berekening van het dagloon is uitgegaan van de gegevens in de polisadministratie, is de vraag of eiser heeft aangetoond dat die gegevens onjuist zijn.
4.3.
De rechtbank overweegt dat eiser alleen kopieën van de aanwezigheidslijsten overgelegd. Dat eiser in de periode van 25 maart 2019 tot en met 24 mei 2019 via een onderaannemer voor [bedrijfsnaam 6] heeft gewerkt en daarmee meer loon heeft verkregen dan uit de polisadministratie blijkt, heeft hij hiermee niet aangetoond, nu hij geen loonstroken of bankafschriften heeft overgelegd waaruit die inkomsten blijken. Dat eiser stelt dat hij de digitale loonstroken per ongeluk heeft gewist, brengt niet mee dat hij in bewijsnood verkeert. Uit het ter zitting verhandelde blijkt namelijk niet welke inspanningen eiser concreet heeft verricht om aan (duplicaat) loonstroken te komen, zoals van hem in redelijkheid had mogen worden verwacht. Dat het voor eiser niet mogelijk was om aan (duplicaat) loonstroken te komen of dat dit redelijkerwijs niet van hem had kunnen worden gevergd, is niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank blijft de omstandigheid dat eiser geen loonstroken heeft overgelegd aldus voor rekening en risico van eiser.
4.4.
De rechtbank overweegt voorts dat het gegeven dat het Uwv eiser (deels) in zijn bewijsopdracht tegemoet is gekomen door telefonisch contact op te nemen met [naam] , eiser evenmin ontslaat van zijn bewijsopdracht. Het verwijt van eiser dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid omdat het telefonische contact met [naam] te summier is, treft daarom geen doel. Daarbij komt dat de besluitvorming van het Uwv niet alleen hierop is gebaseerd, maar ook op gegevens uit de polisadministratie en het horen van eiser in bezwaar. In dat licht was het Uwv ook niet verplicht de afdeling Handhaving van het Uwv te vragen om onderzoek te verrichten. Voor het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, bestaat dan ook geen grond.
4.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een ander oordeel in de door eiser aangehaalde en hiervoor vermelde uitspraak van de CRvB van 24 september 2014. In de zaak waarop die uitspraak ziet, gaat het om een belastend besluit met een ander wettelijk kader, waarbij de bewijslast op het Uwv rustte. Die situatie doet zich hier niet voor.
4.6.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat eiser niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd en dat het Uwv bij het berekenen van het dagloon terecht is uitgegaan van de loongegevens in de polisadministratie.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 19 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2789.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 28 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:961.