ECLI:NL:RBDHA:2023:11834

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.16840
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde mr. D.W.M. van Erp, en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat een lidstaat mag vertrouwen op de naleving van internationale verplichtingen door een andere lidstaat. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat Frankrijk niet aan zijn verplichtingen voldoet, ondanks zijn verwijzingen naar opvangproblemen en eerdere arresten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen, en verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Frankrijk, en dat hij geen proceskostenvergoeding ontvangt.

De uitspraak benadrukt de rol van de Dublinverordening in de asielprocedure en de verantwoordelijkheden van lidstaten. Eiser heeft niet aangetoond dat er concrete aanwijzingen zijn voor een reëel risico op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten, en de rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft kunnen baseren. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 juli 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.16840
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: E. de Bonth).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en A. Ahmed als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
aanvaard.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
5. Eiser is van mening dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag in behandeling moet nemen, omdat ten aanzien van Frankrijk niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser voert aan dat Frankrijk al jaren te maken heeft met opvangproblemen. Er zijn te weinig opvangplekken en mensen leven op straat. Eiser heeft dit zelf meegemaakt en heeft hierover geklaagd bij de autoriteiten. Dit heeft tot niets geleid. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het meest recente AIDA-rapport over Frankrijk (2022 Update: May 2023), een artikel van Wynia's Week van 3 september 2022, een artikel uit de Groene Amsterdammer van 30 maart 2022, het arrest N.H. tegen Frankrijk2 en het arrest
M.K. tegen Frankrijk.3
6. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ten aanzien van Frankrijk heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat de staatssecretaris niet langer van dit beginsel mag uitgaan.
6.1.
Uitgangspunt is dat de staatssecretaris ten opzichte van Frankrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Dit volgt ook uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 april 20214, 16 juni 20215 en 9 maart 20226. De Afdeling heeft in deze uitspraken geoordeeld dat ten aanzien van Frankrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het is aan eiser om te onderbouwen dat dit anders is. Het moet dan gaan om concrete aanwijzingen dat eiser bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van EU-Handvest omdat de Franse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen. Daarvan is pas sprake als er sprake is van tekortkomingen in bijvoorbeeld de asielprocedure, de opvang of bij de medische zorg die structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.7 Daarin is eiser niet geslaagd.
6.2.
Ondanks dat uit de overgelegde informatie blijkt dat er problemen zijn met het verkrijgen van opvang, schetsen de artikelen en het AIDA-rapport geen ander beeld van de opvang van asielzoekers in Frankrijk dan uit de informatie die al door de Afdeling is beoordeeld bij de hiervoor genoemde uitspraken. Dat deze problemen in Frankrijk al langere tijd duren, betekent niet dat de staatssecretaris ten aanzien van Frankrijk niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan gaan. Zo blijkt uit het door eiser aangehaalde AIDA-rapport dat het gebruik van andere soorten accommodatie dan het 'Reception Centre for Asylum Seekers' de afgelopen jaren consequent is toegenomen (pagina 108). Daarbij is relevant dat eiser heeft verklaard dat hij in Frankrijk een financiële vergoeding kreeg waarvan hij een kamer huurde. Als eiser toch problemen ondervindt met het krijgen van opvangvoorzieningen, kan hij hierover in Frankrijk zijn beklag doen. Zoals blijkt uit het AIDA-rapport is dit mogelijk, ook bij de rechter (pagina 58). De enkele stelling van eiser dat
2 Het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 2 juli 2020, ECLI:CE:ECHR:2020:0702JUD002882013.
3 Het arrest van het EHRM van 8 december 2022, ECLI:CE:ECHR:2022:1208JUD003434918.
7 Zie hiervoor het arrest Jawo van het Hof van Justitie van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:2018).
hij tevergeefs heeft geklaagd over het gebrek aan opvang, kan hem niet baten omdat dit niet nader is onderbouwd.
6.3.
Verder zijn de door eiser aangehaalde arresten onvoldoende voor een andere conclusie. De feiten die aan die arresten ten grondslag liggen, zijn niet vergelijkbaar met de situatie van eiser. Het arrest N.H. gaat over drie alleenstaande mannen die geen aanspraak maakten op opvang omdat zij buiten hun schuld om niet de status hadden van asielzoekers. De uitspraak gaat allereerst niet over de actuele situatie in Frankrijk, maar over de periode 2013-2015. Verder is eiser een Dublinclaimant en Frankrijk heeft de verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke behandeling van zijn asielaanvraag al erkend. Daarbij wordt de overdracht van eiser aangekondigd waardoor de Franse autoriteiten van zijn aankomst op de hoogte zijn. Verder gaat het arrest M.K. tegen Frankrijk over een vrouw en haar drie dochters die -na herhaaldelijke verzoeken en rechterlijk uitspraken in hun voordeel- geen (nood)opvang kregen. Hieruit blijkt niet dat er voor eiser als Dublinclaimant geen opvang beschikbaar zal zijn. Ook blijkt hieruit niet dat eiser hierover niet kan klagen in Frankrijk.
6.4.
De staatssecretaris heeft daarom kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Frankrijk de internationale verplichtingen nakomt. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser mag worden overgedragen aan Frankrijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 juli 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.