ECLI:NL:RBDHA:2023:11697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21131
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en LP-aanvraag in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 mei 2023, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten op 28 juli 2023.

Eiser, geboren op 2 februari 2002, betwistte de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en voerde aan dat de aanvraag voor een laissez-passer (LP) niet correct was ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de LP-aanvraag op 31 mei 2023 is verzonden en dat er geen reden is om aan de voortgangsrapportage van verweerder te twijfelen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld in de procedure.

De rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is dat de LP-aanvraag niet in behandeling is genomen en dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de Marokkaanse autoriteiten geen presentatie voor eiser zullen plannen. Eiser heeft niet onderbouwd waarom uitzetting naar Marokko niet binnen afzienbare termijn mogelijk zou zijn. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21131

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 23 mei 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 28 juli 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op 2 februari 2002 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 9 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8649, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 7 juni 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat niet is gebleken dat de LP [2] -aanvraag daadwerkelijk is ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. In de voortgangsrapportage staat enkel vermeld dat de aanvraag op 31 mei 2023 wordt doorgezet naar de vertegenwoordiging van Marokko, maar nu de aanvraag en het verzendbewijs ontbreken in het dossier kan dit niet worden vastgesteld. Zo de aanvraag wel is ingediend, is niet gebleken dat de ontvangst is bevestigd en de aanvraag in behandeling is genomen. Volgens eiser is dan ook sprake van een gebrek in de informatievoorziening. Ook stelt eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Er is slechts twee keer gerappelleerd. Eiser wijst erop dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat niet voor elke LP-aanvraag een presentatie in persoon is vereist. Eiser meent dat deze werkwijze vooral geschikt is voor gedocumenteerde vreemdelingen. Nu eiser niet beschikt over identificerende documenten is een presentatie is zijn geval van belang. Eiser voert aan dat verweerder zich niet heeft ingespannen om een presentatie te plannen. Ook stelt eiser dat zicht op uitzetting binnen redelijke termijn ontbreekt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat in de voortgangsrapportage onder punt 6 31 mei 2023 is opgenomen als verzenddatum van de LP-aanvraag aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Marokko. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Er mag dan ook vanuit worden gegaan dat de LP-aanvraag op juiste wijze is ingediend, ontvangen en in behandeling genomen door de Marokkaanse autoriteiten.
6. Dat in de voortgangsrapportage is opgenomen dat niet in alle lopende aanvragen een presentatie is vereist, maakt niet dat vaststaat dat voor eiser geen presentatie gepland zal worden. Indien de Marokkaanse autoriteiten een presentatie nodig achten om tot het afgeven van een LP te kunnen komen, zal dit voor eiser gepland worden. De rechtbank stelt verder vast dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat verweerder sinds het indienen van de LP-aanvraag twee maal schriftelijk heeft gerappelleerd over de aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten, en tijdens een gesprek met de Marokkaanse autoriteiten op 5 juli 2023 aandacht heeft gevraagd voor alle lopende zaken, waaronder die van eiser. Daarnaast heeft verweerder met eiser twee vertrekgesprekken gevoerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er onvoldoende voortvarend wordt gehandeld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten. Eiser heeft verder niet onderbouwd waarom uitzetting naar Marokko in het algemeen, of voor hem in het bijzonder, niet binnen afzienbare termijn mogelijk is.
7. Tot slot leidt ambtshalve toetsing [3] niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Laissez-passer.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.