Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 augustus 2022, met producties 1 t/m 17;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties 1 t/m 7;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens incidentele vordering ex art. 843a Rv, met 6 producties;
- de brief van 18 januari 2023 van de zijde van [de vrouw] , met productie 1 (een USB-stick) van de conclusie van antwoord in reconventie;
- het tussenvonnis van 8 maart 2023;
- de akte vermeerdering eis in reconventie tevens akte overlegging producties van [de man] , met producties 8 t/m 14;
- de akte uitlaten producties tevens conclusie van antwoord in het incident ex art. 843a Rv van [de man] ;
- de brief van 28 april 2023 van de zijde van [de vrouw] , met producties 18 t/m 23;
- de brief van 3 mei 2023 van de zijde van [de vrouw] , met producties 24 t/m 26;
- de brief van 3 mei 2023 van de zijde van [de man] , met producties 15 t/m 20;
- de nadere akte uitlaten producties van 3 mei 2023 van de zijde van [de man] ;
- de brief van 8 mei 2023 van de zijde van [de vrouw] , met productie 27;
- de mondelinge behandeling gehouden op 9 mei 2023.
2.De feiten
3.Het geschil
in de hoofdzaak
4.De beoordeling
dat dit project echt afgemaakt moest worden”. Ook de dochters hebben desgevraagd op de mondelinge behandeling verklaard dat zij destijds hebben begrepen dat [de man] met zijn uitspraak doelde op het bedrag dat hij in het penthouse heeft geïnvesteerd, en dat [de vrouw] moest terugbetalen. In de andere stukken wordt ook met geen woord over de aankoop van een gezamenlijke studio gerept. [de man] heeft in dit verband nog wel verwezen naar het app-gesprek van 6 december 2021, waar het bedrag van € 250.000,- ook aan de orde is gekomen, maar [de man] heeft het in dit gesprek zelf ook over een “
terugbetaling”. Dit wijst er niet op dat het bedrag was bedoeld als een bijdrage voor de
toekomstigeaankoop van een studio.
verbouwing”. Deze omschrijving wijst er eerder op dat de betaling, zoals [de vrouw] op de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht, betrekking op (voorgeschoten) kosten van de casco afbouw. Verder is van belang dat [de vrouw] op 11 februari 2020 een aanbetaling voor de keuken heeft gedaan, en het restant op 6 april 2021 heeft betaald. Het ligt in deze omstandigheden, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet voor de hand dat [de man] in september 2020 een bijdrage voor de keuken aan [de vrouw] heeft betaald. Dit betekent dat [de man] onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat partijen een afspraak over de kosten van de keuken hebben gemaakt, en daarmee de door [de vrouw] gestelde ongerechtvaardigde verrijking onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering van [de vrouw] daarom toewijzen.
5.De beslissing
19 juli 2023voor uitlating door [de vrouw] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken direct in het geding moet brengen;
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
augustus tot en met oktober 2023direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;