ECLI:NL:RBDHA:2023:11279
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres had op 14 januari 2022 een aanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond was afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar op 29 juni 2023 trok de staatssecretaris het besluit in. Eiseres handhaafde haar beroep en verzocht de rechtbank om dit aan te merken als een beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
De rechtbank oordeelde dat, omdat de staatssecretaris het eerdere besluit had ingetrokken, eiseres geen belang meer had bij een beoordeling van het beroep tegen dat besluit. Het beroep was in zoverre niet-ontvankelijk. Echter, op basis van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werd het beroep van eiseres van rechtswege ook gericht tegen het intrekkingsbesluit. De rechtbank merkte het beroep aan als een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, aangezien de termijn voor het nemen van een besluit inmiddels was verstreken.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris alsnog een nieuw besluit moest nemen en legde een beslistermijn van acht weken op. Tevens werd er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris ook tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 837. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.