ECLI:NL:RBDHA:2023:11134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, die stelt van Soedanese nationaliteit te zijn, heeft op 5 februari 2023 asiel aangevraagd in Nederland. De Staatssecretaris heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser is op 25 juli 2022 via Spanje de EU binnengekomen en zijn vingerafdrukken zijn daar geregistreerd. De rechtbank heeft op 25 juli 2023 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat eiser meerderjarig is, gebaseerd op de registratie in Spanje. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat deze registratie onjuist is. De rechtbank wijst erop dat de Staatssecretaris zich kan baseren op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere lidstaten hun verplichtingen nakomen. Eiser heeft niet aangetoond dat er in Spanje sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure die zijn rechten zouden schenden. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15926

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 30 mei 2023 (het bestreden besluit), waarin de staatssecretaris eisers asielaanvraag niet in behandeling heeft genomen omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2023 op zitting behandeld, samen met zaak NL23.15927. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder bericht niet verschenen.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiser heeft op 5 februari 2023 in Nederland asiel aangevraagd. Eiser heeft bij zijn aanvraag gesteld dat hij van Soedanese nationaliteit is en zou zijn geboren op [datum].
3. De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij het bestreden besluit niet in behandeling genomen omdat Spanje op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan [1] . Uit Eurodac is namelijk gebleken dat eiser op 25 juli 2022 (illegaal) via Spanje het grondgebied van de EU is ingereisd. In Spanje zijn vervolgens eisers vingerafdrukken genomen. De staatssecretaris heeft daarom een overnameverzoek gedaan bij de Spaanse autoriteiten. De Spaanse autoriteiten hebben dit verzoek op 29 maart 2023 geaccepteerd.
4. De staatssecretaris heeft zich in het besluit op het standpunt gesteld dat hij terecht is uitgegaan van de meerderjarige leeftijd van eiser. Eiser is in Spanje als meerderjarige geregistreerd. Eiser is er volgens de staatssecretaris niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de registratie in Spanje niet zorgvuldig is verlopen. Evenmin heeft hij identificerende documenten overgelegd waaruit zijn minderjarigheid blijkt. De staatssecretaris is voorts van mening dat ten aanzien van Spanje kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft volgens de staatssecretaris niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 4 van het Handvest [3] .

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mag de staatssecretaris uitgaan van de leeftijdsregistratie in Spanje?
6. Eiser voert aan dat het besluit niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen omdat niet duidelijk is waarop de medewerkers van de AVIM hebben gebaseerd dat er twijfel bestaat over eisers minderjarigheid. Bovendien heeft de staatssecretaris niet aangegeven welke opleiding de medewerkers van de AVIM en de IND hebben gedaan om de schouw te mogen doen. Voorts is de staatssecretaris volgens eiser in het bestreden besluit ten onrechte niet ingegaan op eisers stelling dat een botonderzoek had moeten plaatsvinden. Eiser stelt dat hij in Spanje een meerderjarige leeftijd heeft opgegeven om door te kunnen reizen naar Nederland. Bovendien heeft hij er alles aan gedaan om via zijn familie in Soedan aan documenten te komen. Eiser is daarom van mening dat de staatssecretaris ten onrechte is uitgegaan van de leeftijdsregistratie als meerderjarige in Spanje.
7. Werkinstructie 2018/19, geldend op het moment van de leeftijdsbepaling van eiser, vermeldt hoe de staatssecretaris de leeftijd van gesteld minderjarige vreemdelingen in Dublinzaken vaststelt. Dit beleid is door de Afdeling niet onredelijk bevonden. [4] De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris eisers meerderjarige leeftijd volgens dit beleid heeft vastgesteld. Eiser heeft bij zijn asielaanvraag gesteld dat hij is geboren op 20 februari 2005. Eiser heeft geen documenten overgelegd waaruit zijn minderjarigheid blijkt of dit anderszins aannemelijk gemaakt. Daarom heeft twee maal een leeftijdsschouw plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal van de AVIM van 5 februari 2023 volgt dat twijfel bestaat over de opgegeven geboortedatum. Een hoormedewerker van de IND heeft tijdens het aanmeldgehoor van 8 februari 2023 geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. De staatssecretaris heeft vervolgens onderzocht onder welke geboortedatum eiser in Spanje geregistreerd stond en deze geboortedatum, [datum], overgenomen.
7.1.
De rechtbank volgt niet eisers stelling dat niet duidelijk is waarop de AVIM-medewerkers de twijfel aan eisers minderjarigheid hebben gebaseerd en dat niet duidelijk is welke opleiding de medewerkers van de AVIM en IND hebben gedaan. Uit het proces-verbaal van de AVIM van 5 februari 2023 blijkt dat het oordeel van de AVIM-medewerkers is gebaseerd op eisers verklaringen, signalen en lichamelijke kenmerken. Daarnaast heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank voldoende uitgelegd welke opleiding medewerkers die de leeftijdsbepaling uitvoeren krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voorts in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom geen botonderzoek heeft plaatsgevonden en heeft daarmee, in tegenstelling tot hetgeen eiser stelt, wel degelijk gereageerd op hetgeen eiser daarover in de zienswijze naar voren heeft gebracht.
7.2.
De staatssecretaris mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van uitgaan dat de registraties in de andere lidstaten zorgvuldig hebben plaatsgevonden. [5] In beginsel mag de staatssecretaris dan ook afgaan op de juistheid van de in Spanje geregistreerde geboortedatum. Eiser stelt dat de geboortedatum in Spanje niet juist is. Hij heeft verklaard dat hij daar een meerderjarige leeftijd heeft opgegeven, omdat hij wilde doorreizen naar Nederland. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser er met deze verklaring niet in is geslaagd twijfel te veroorzaken over zijn meerderjarige leeftijdsregistratie. Allereerst komt het naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van eiser dat hij ervoor heeft gekozen om in Spanje zelf een -naar hij stelt- onjuiste geboortedatum op te geven. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser zijn stelling dat hij, in afwijking van de Spaanse registratie, minderjarig is niet heeft onderbouwd met (identificerende) documenten, terwijl niet is gebleken dat hij niet aan dergelijke documenten kan komen. Eiser heeft zijn stelling dat hij er alles aan heeft gedaan om documenten te verkrijgen niet geconcretiseerd of onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is de staatssecretaris daarom terecht uitgegaan van de meerderjarige leeftijd van eiser.
Mag de staatssecretaris voor Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
8. Eiser stelt dat de staatssecretaris zijn asielverzoek inhoudelijk moet behandelen, omdat ten aanzien van Spanje niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Eiser wijst erop dat hij bij de zienswijze een groot aantal documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat de situatie voor Dublinterugkeerders in Spanje niet gunstig is. Eiser is niet verzekerd van opvang als hij terugkeert naar Spanje. Bovendien vinden in Spanje pushbacks plaats. Eiser wijst ter onderbouwing naar het AIDA rapport (update 2021) van 29 april 2022.
9. Het uitgangspunt is dat de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. De Afdeling heeft dat in diverse uitspraken bevestigd en herhaald. [6] Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat in Spanje sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat eiser een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest dan wel artikel 3 van het EVRM.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daar niet in geslaagd. De rechtbank stelt allereerst vast dat de staatssecretaris in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op de door eiser overgelegde rapporten en artikelen. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht overwogen dat uit het door eiser overgelegde AIDA-rapport niet volgt dat de situatie in Spanje na de vorige AIDA-rapporten dusdanig is verslechterd dat de staatssecretaris niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Dit standpunt is bevestigd in de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2023. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich voorts ter zitting op het standpunt kunnen stellen dat de informatie uit het meest recente AIDA-rapport [7] geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Spanje laat zien. Ook dat standpunt is bevestigd in een recente uitspraak van de Afdeling [8] . Uit het AIDA-rapporten en uit de door eiser overgelegde overige informatie volgt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang en ook niet dat eiser als Dublinclaimant geen recht zal hebben op opvang in Spanje. Evenmin blijkt uit de AIDA-rapporten dat pushbacks plaatsvinden bij Dublinclaimanten, waardoor eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als Dublinclaimant dit risico zal lopen. Spanje garandeert met het claimakkoord bovendien dat het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling wordt genomen, met inachtneming van het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en de verschillende richtlijnen op het gebied van asielrecht. Bij voorkomende problemen met betrekking tot het verkrijgen van hulp, opvang en toegang tot rechtsbijstand, of anderszins, ligt het op de weg van eiser om daarover in Spanje te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
4.Zie de uitspraak van 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3147)
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2021:1184) en 26 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2659)
6.Zie o.a. de uitspraak van 8 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1481) en de uitspraak van 27 januari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:364)
7.AIDA rapport (update 2022), april 2023
8.Zie de uitspraak van 24 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2822)