ECLI:NL:RBDHA:2023:11104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
NL23.20413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtszaak over voortduren van bewaring en voortvarend handelen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 22 februari 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat de huidige beoordeling zich richt op de rechtmatigheid van de maatregel sinds het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 15 mei 2023. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er voldoende voortgang is geboekt, onder andere door het indienen van een LP-aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten en meerdere gesprekken met eiser.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat de uitzetting van eiser niet binnen een redelijke termijn kan plaatsvinden. De rechtbank heeft ook ambtshalve de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring beoordeeld en geen onrechtmatigheid vastgesteld. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20413

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2801, 31 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5169 en 23 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7356. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste (vervolg) beroep, 15 mei 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Eiser heeft op 23 juni 2023 aan de regievoerder van eiser gevraagd of eiser met spoed kan worden gepresenteerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat verweerder dit verzoek in behandeling heeft genomen. Zo blijkt uit het voortgangsrapport wel dat verweerder op 5 juli 2023 met de Marokkaanse ambassadeur heeft gepraat over de lopende zaken, maar niet dat over eiser is gesproken.
5. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 mei 2023 [2] , van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Immers is er op 28 februari 2023 een LP [3] -aanvraag ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten en heeft verweerder daarna zes maal (laatstelijk op 29 juni 2023) schriftelijk gerappelleerd. Daarnaast zijn er vijf vertrekgesprekken gevoerd met eiser, waarvan de laatste op 23 juni 2023 heeft plaatsgevonden. De stelling van eiser dat zijn verzoek niet in behandeling is genomen nu niet is gebleken dat er is gesproken over eisers zaak, volgt de rechtbank niet. Uit het voortgangsrapport blijkt dat verweerder op 5 juli 2023 in gesprek is geweest met de ambassadeur van Marokko, waarbij extra aandacht is gevraagd voor lopende zaken. Hierbij gaat de rechtbank ervan uit dat dit ook eisers zaak betreft. De sinds het indienen van de LP-aanvraag verstreken tijd leidt dan ook zonder nadere aanknopingspunten niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten voor eiser een LP zullen afgeven of dat er nog een presentatie zal plaatsvinden.
6. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, nu zij gehouden is de maatregel van bewaring ambtshalve op rechtmatigheid te beoordelen, [4] ook los van wat eiser aanvoert geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1968.
3.Laissez-passer.
4.Zoals is bevestigd in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.