ECLI:NL:RBDHA:2023:11094

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
NL23.20619
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake de maatregel van bewaring van een Marokkaanse eiser met betrekking tot zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van een Marokkaanse eiser tegen de maatregel van bewaring die op 23 februari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 20 juli 2023 gesloten zonder zitting. De eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is, aangezien de bewaring al meer dan vijf maanden voortduurt en er geen bewijs is dat de Marokkaanse autoriteiten de benodigde documenten zullen verstrekken.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig is bevonden en dat er geen nieuwe aanknopingspunten zijn die erop wijzen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. De rechtbank wijst het beroep van de eiser ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20619

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: M. Beker).

Procesverloop

Verweerder heeft op 23 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 20 juli 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [1] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 19 juni 2023 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt nu de bewaring ruim vijf maanden voortduurt en niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten LP’s [2] verstrekken.
5. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling [3] van 16 mei 2023 [4] , van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. Zoals in de eerdere beroepen tegen de voortduring van de maatregel van bewaring ook is overwogen, is nog steeds niet gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten voor eiser geen LP zullen afgeven voordat de termijn van zes maanden, genoemd in artikel 59, vijfde lid, van de Vw, is verstreken. Dat de bewaring ruim vijf maanden voortduurt, leidt dan ook niet tot een andere conclusie. De opmerking van eiser dat op 6 juli 2023 in het algemeen aandacht is gevraagd naar de lopende zaken en niet specifiek is gerappelleerd in zijn zaak, maakt niet dat de voortduring alleen daarom onrechtmatig voortduurt. Verweerder heeft immers nog op 29 juni 2023 in zijn specifieke geval schriftelijk gerappelleerd.
6. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [5]
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag, zp. Middelburg, 14 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3445, 15 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7201 en 26 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:9335.
2.Laissez-passer.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.ABRvS 16 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1968.
5.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.