ECLI:NL:RBDHA:2023:10733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15827
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit, nationaliteit en herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt dat hij [Naam 2] heet en geboren is op [Geboortedatum], heeft een asielaanvraag ingediend in Nederland op 17 april 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig werden geacht. Eiser had documenten overgelegd die zijn identiteit als Palestijns vluchteling in Syrië moesten onderbouwen, maar deze documenten zijn door de Koninklijke Marechaussee en Bureau Documenten als vals beoordeeld. Eiser had eerder met een origineel Jordaans paspoort een Nederlands visum aangevraagd, waarbij hij andere persoonsgegevens had opgegeven, wat de geloofwaardigheid van zijn huidige claim verder ondermijnt.

Tijdens de zitting op 6 juli 2023 heeft eiser betoogd dat zijn identiteit en herkomst wel degelijk geloofwaardig zijn en dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn jeugdige leeftijd. De rechtbank oordeelt echter dat eiser de conclusies van het documentenonderzoek niet gemotiveerd heeft betwist en dat er geen aanleiding was voor de staatssecretaris om de door eiser gestelde jeugdige leeftijd te volgen. De rechtbank concludeert dat de asielmotieven van eiser slechts betekenis hebben tegen de achtergrond van zijn geloofwaardige identiteit, nationaliteit en herkomst. Aangezien deze niet zijn aangetoond, heeft de staatssecretaris terecht het asielrelaas van eiser niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15827

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 27 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich beiden laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij [Naam 2] heet, geboren op [Geboortedatum], met onbekende nationaliteit. Op 17 april 2022 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig. Verweerder legt hieraan het volgende ten grondslag. Eiser stelt dat hij als Palestijns vluchteling in Syrië is geboren en heeft daartoe twee documenten overgelegd, te weten een door de Syrische autoriteiten gelegaliseerd uittreksel uit het bevolkingsregister voor Palestijnen en een Syrische identiteitskaart voor Palestijnse vluchtelingen. Uit het rapport van de Koninklijke Marchaussee van 19 april 2022 blijkt dat de Syrische identiteitskaart vals is. Ten aanzien van het uittreksel uit het bevolkingsregister blijkt uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 5 juli 2022 dat de legalisatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Syrië vals is en dat het document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Daarnaast wijst verweerder erop dat eiser eerder, met behulp van een origineel Jordaans paspoort, een Nederlands visum heeft aangevraagd en daarbij andere persoonsgegevens heeft gebruikt. Uit het visuminformatiesysteem van de Europese Unie (EU-VIS) volgt dat eiser daarbij de naam [Naam], geboortedatum [Geboortedatum 2], met de Jordaanse nationaliteit heeft opgegeven.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartegen aan dat zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst wel geloofwaardig moeten worden geacht. Daarnaast stelt eiser dat verweerder bij de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn jeugdige leeftijd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) mag verweerder in beginsel uitgaan van de juistheid van de gegevens zoals geregistreerd in EU-VIS. [2] Op dit uitgangspunt kan alleen een uitzondering worden gemaakt wanneer de vreemdeling met concrete aanknopingspunten aannemelijk maakt dat de gegevens niet kloppen, bijvoorbeeld met (originele) identificerende documenten. De door eiser overgelegde documenten zijn onderzocht door Bureau Documenten en de Koninklijke Marchaussee. Het resultaat van deze onderzoeken is dat de documenten (met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid) vals zijn. De rechtbank stelt vast dat eiser de conclusies van het documentenonderzoek niet gemotiveerd heeft betwist. Eiser stelt weliswaar dat de documenten niet vals zijn maar deze stelling is niet onderbouwd. Daarnaast stelt eiser dat, voor zover de documenten wel vals zijn, hij daar niet verantwoordelijk voor is omdat deze door zijn oom zijn geregeld. Verweerder heeft echter opgemerkt dat eiser bevreemdingwekkend en vaag heeft verklaard over de wijze waarop hij de documenten heeft verkregen. Eiser heeft daartegen geen beroepsgronden aangevoerd. Verweerder is dan ook op goede gronden uitgegaan van de juistheid en zorgvuldigheid van de registratie van eiser in EU-VIS. Verweerder heeft reeds daarom niet ten onrechte de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig geacht.
5. Gezien het voorgaande wordt eiser ook niet gevolgd in zijn stelling dat verweerder bij de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers jeugdige leeftijd. Eiser heeft nagelaten deze stelling te onderbouwen, nog daargelaten dat er voor verweerder geen aanleiding was om de door eiser gestelde jeugdige leeftijd te volgen.
6. Volgens vaste rechtspraak hebben de asielmotieven van een vreemdeling slechts betekenis tegen de achtergrond van zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. [3] Nu eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig zijn geacht, heeft verweerder terecht eisers asielrelaas niet inhoudelijk beoordeeld.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d en e van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:661.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 24 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:4061) en van 6 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:292).