Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Jemenitische nationaliteit te hebben.
2. Op 8 maart 2019 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland, samen met zijn echtgenote en hun vijf kinderen. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat er een oorlog is in Jemen en dat hij daar ook persoonlijk gevaar loopt, omdat hij vanwege zijn rol in een bemiddelingscommissie enige bekendheid geniet terwijl hij geen van de strijdende groeperingen in Jemen ondersteunt en daarom door hen als vijand wordt gezien.
3. Op 20 november 2019 is eiser gehoord over zijn asielrelaas en op 6 en 22 januari 2020 is eiser aanvullend gehoord om te kunnen beoordelen of artikel 1(F) van het Vlvop hem van toepassing is. Op 28 december 2020 heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) van verweerder gerapporteerd dat eiser lijdt aan een bipolaire stoornis, maar dat het uitblijven van behandeling niet zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn.
4. Aan de gezinsleden van eiser is in Nederland een asielvergunning verstrekt. Bij het bestreden besluit is eisers asielaanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Vw.Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde omdat artikel 1(F) van het Vlv op hem van toepassing is. Verweerder neemt aan dat eiser niet kan terugkeren naar Jemen omdat hij daar een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.Wel heeft verweerder in het bestreden besluit bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. Ook heeft verweerder tegen eiser een inreisverbod voor de duur van tien jaar uitgevaardigd. Dit betekent dat eiser nadat hij het grondgebied van de Europese Unie heeft verlaten gedurende tien jaar niet meer naar de Europese Unie mag reizen.
5. Eiser voert daartegen het volgende aan. Verweerder toetst niet op de juiste wijze aan artikel 1(F) van het Vlv omdat daarbij te weinig aandacht is voor individuele omstandigheden. Op dit punt verwijst eiser naar de eerder door hem bij verweerder ingediende zienswijze. Daarnaast betwist eiser dat artikel 1(F) van het Vlv op hem van toepassing is. Verweerder heeft in de beoordeling te weinig rekening gehouden met zijn bipolaire stoornis. Eiser begrijpt niet dat hij onmiddellijk uit Nederland moet vertrekken aangezien verweerder erkent dat hij niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst. In het kader van het inreisverbod betwist eiser dat hij een actueel gevaar voor de openbare orde is. Ten slotte doet eiser een beroep op het evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Beoordelingskader artikel 1(F) Vlv
6. Op grond van artikel 1(F) van het Vlv worden personen van de vluchtelingenstatus uitgesloten die een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid hebben begaan, die een ernstig niet-politiek misdrijf hebben begaan of die zich schuldig hebben gemaakt aan handelingen die in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties. Volgens vaste jurisprudentievan de Afdelingmoet dit artikel restrictief worden uitgelegd. Het ligt op de weg van verweerder om aan te tonen dat ernstige redenen zoals bedoeld in dit artikellid aanwezig zijn. Vanwege de ernst van de betreffende misdrijven en het verstrekkende karakter van de vaststelling dat dit artikellid van toepassing is, worden aan de bewijsvoering en motivering strenge eisen gesteld.
7. Volgens onderdeel C2/7.10.2.4 van de Vconderzoekt verweerder in het kader van het tegenwerpen van artikel 1(F) van het Vlv of de vreemdeling weet heeft gehad of had behoren te hebben van het plegen van de betreffende misdrijven (
knowing participation) en of hij op enige wijze hieraan persoonlijk heeft deelgenomen (
personal participation).
8. Van
knowing participationis volgens dit beleid in ieder geval sprake als de vreemdeling heeft gewerkt bij een organisatie waarvan verweerder heeft aangetoond dat deze zich op systematische wijze en/of op grote schaal schuldig heeft gemaakt aan de misdrijven die genoemd worden in artikel 1(F) van het Vlv, of wanneer de vreemdeling heeft deelgenomen aan handelingen waarvan hij wist of had moeten weten dat het dergelijke misdrijven betrof.
9. Van
personal participationis volgens dit beleid onder meer sprake als het handelen en/of nalaten van de vreemdeling in wezenlijke mate heeft bijgedragen aan het betreffende misdrijf. Daarvan kan worden gesproken wanneer de bijdrage een effect heeft gehad op het begaan van het misdrijf en deze hoogstwaarschijnlijk niet op dezelfde wijze had plaatsgevonden indien niemand de rol van de vreemdeling had vervuld of indien de vreemdeling gebruik had gemaakt van mogelijkheden om het misdrijf tegen te houden.
Eisers verklaringen en de MI en PSO in Jemen
10. Niet in geschil is dat eiser een lange carrière heeft doorlopen binnen de Jemenitische veiligheidsdienst. Hierover heeft eiser het volgende verklaard. Van 1984 tot 2003 is eiser in verschillende rangen werkzaam geweest bij de Militaire Inlichtingendienst (MI) van Jemen. Vervolgens heeft hij van 2003 tot 2004 en van 2005 tot 2012 als (assistent) militair attaché gewerkt op de Jemenitische ambassade te Saoedi-Arabië. Na een verblijf van twee jaar in Egypte vanwege de medische behandeling van zijn zoon, is eiser op verzoek van de toenmalige president Al-Hadi teruggekeerd naar Jemen en heeft hij in de periode van juli 2014 tot eind 2018 gewerkt bij de Politieke Veiligheidsdienst (PSO) als hoofd van de afdeling Informatica. Tevens is eiser in de periode van 2 december 2017 tot 4 december 2017 lid geweest van de bemiddelingscommissie die (tevergeefs) is ingezet om de spanningen tussen de voormalige president Saleh en de Houthi-groepering te kalmeren.
11. Evenmin is in geschil dat verweerder aan de hand van openbaar toegankelijke bronnen aannemelijk heeft gemaakt dat de MI en de PSO zich in de periode dat eiser daarbij werkzaam was, systematisch schuldig hebben gemaakt aan misdrijven zoals bedoeld in artikel 1(F) van het Vlv. Zo heeft verweerder overwogen dat deze organisaties niet onder rechterlijk toezicht stonden en de vrijheid kregen om (vermeende) opposanten van het regime arbitrair te onderzoeken, op te sporen, te arresteren, gedurende lange tijd te detineren, (zwaar) te mishandelen en te martelen. Ook heeft verweerder overwogen dat deze organisaties een eigen systeem van berechting kenden waarbinnen de mensenrechten en het recht op een eerlijk proces niet werden nageleefd. Verder heeft verweerder overwogen dat er geen onderzoek werd gedaan naar serieuze beschuldigingen dat deze organisaties verantwoordelijk waren voor buitenproportionele aanvallen op burgers en buitengerechtelijke executies.
Artikel 1(F) van het Vlv in het geval van eiser
12. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder te weinig rekening heeft gehouden met zijn bipolaire stoornis. Voorafgaand aan de gehoren is eiser onderzocht door een verpleegkundige en een arts van het FMMU.Uit dit onderzoek zijn geen medische belemmeringen voor het horen gebleken. In het bestreden besluit heeft verweerder erop gewezen dat tijdens de gehoren steeds een goede communicatie met eiser mogelijk was en dit blijkt ook uit de gehoorverslagen. Gelet hierop, en gelet op het feit dat nadien niet is betwist wat eiser heeft verklaard over zijn werkzaamheden in Jemen, mocht verweerder van deze verklaringen uitgaan.
13. Verweerder heeft vervolgens aan de hand van deze verklaringen beoordeeld of sprake is van
personal and knowing participationzoals hierboven weergegeven. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat dit geen juiste wijze van beoordelen is. In dit kader merkt de rechtbank op dat verweerder in het bestreden besluit uitvoerig is ingegaan op eisers zienswijze op dit punt en dat eiser in beroep niet onderbouwt waarom dit geen stand zou kunnen houden.
14. Eisers zienswijze komt op het volgende neer. Volgens eiser wordt ten onrechte niet eerst bekeken of sprake is van vluchtelingschap voordat de uitsluitingsgrond van artikel 1(F) van het Vlv wordt beoordeeld (
exclusion before inclusion).Daarnaast wijst eiser erop dat de
personal and knowing participation testis gebaseerd op Canadese rechtspraakdie inmiddels niet meer geldt.Ten slotte vindt eiser dat de wijze van beoordeling in strijd is met artikel 6 van het EVRM en de artikelen 47 en 48 van het Handvest.
15. In het bestreden besluit heeft verweerder daarop terecht als volgt gereageerd. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is het niet ontoelaatbaar dat eerst de uitsluitingsgronden van het Vlv worden beoordeeld.Ook de beoordeling aan de hand van
personal and knowing participationzoals die momenteel in het Nederlandse beleid is neergelegd, is in overeenstemming met de jurisprudentie van de Afdelingen het Hof van Justitie van de Europese Unie.Het tegenwerpen van artikel 1(F) van het Vlv kan niet worden aangemerkt als een
criminal chargein de zin van het EVRM. Het niet verlenen van internationale bescherming aan iemand die in verband kan worden gebracht met ernstige misdrijven is namelijk een bestuursrechtelijke maatregel die niet op leedtoevoeging is gericht. Dit brengt met zich dat de onschuldpresumptie niet van toepassing is. Overigens wordt de beoordeling gemaakt aan de hand van openbare bronnen en de eigen verklaringen van de vreemdeling. Er is dus geen sprake van strijd met artikel 6 EVRM of artikel 47 en 48 van het Handvest. Deze rechtbank en zittingsplaats kwam op 15 april 2021 al tot een vergelijkbaar oordeel.
16. Hoewel eiser betwist dat in zijn geval sprake is van
knowing participation, is deze stelling in beroep niet onderbouwd. Gelet op wat hiervoor onder 8 is overwogen, en gelet op het feit dat niet betwist wordt dat de MI en de PSO zich in de periode dat eiser daar werkzaam was schuldig hebben gemaakt aan ernstige misdrijven zoals bedoeld in artikel 1(F) van het Vlv, is aan dit onderdeel van de beoordeling voldaan.
17. Daarnaast betwist eiser dat in zijn geval sprake is van
personal participation. Eiser stelt dat hij het regime in Jemen niet heeft gefaciliteerd. In dat kader voert hij aan dat hij aan het einde van zijn carrière juist een bemiddelende rol heeft gespeeld en dat hij kort daarvoor door het regime buiten Jemen was geplaatst. De rechtbank volgt eiser niet in deze stelling. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht overwogen dat eiser door het geven van leiding aan 120 mensen bij de MI en door het analyseren en doorgeven van informatie over personen die (mogelijk) een gevaar vormden voor de staatsveiligheid en gearresteerd moesten worden, tijdens zijn werk bij zowel de MI als de PSO een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de door deze organisaties gepleegde ernstige misdrijven. De omstandigheden dat eiser tevens gedurende enkele dagen lid was van een bemiddelingscommissie en dat hij zijn werkzaamheden deels buiten Jemen heeft verricht, maken niet dat niet langer kan worden gesproken van
personal participation.
18. Dit leidt tot de tussenconclusie dat verweerder terecht artikel 1(F) van het Vlv op eiser van toepassing heeft geacht en eisers asielaanvraag heeft afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Vw.
Beoordelingskader terugkeerbesluit en inreisverbod
19. Op grond van artikel 3.107, tweede lid, van het Vbkan aan degene op wie artikel 1(F) van het Vlv van toepassing is geen asielvergunning worden verleend. Het bestreden besluit heeft dan ook te gelden als een terugkeerbesluit. Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw kan verweerder daarbij bepalen dat de vreemdeling die een gevaar vormt voor de openbare orde Nederland onmiddellijk moet verlaten.
20. Op grond van artikel 66a van de Vw, gelezen in samenhang met artikel 6.5a, vijfde lid, aanhef en onder c, van het Vb, wordt tegen de vreemdeling op wie artikel 1(F) van het Vlv van toepassing is een inreisverbod voor de duur van tien jaar uitgevaardigd. Het inreisverbod is een instrument uit de Europese Terugkeerrichtlijn.Voor het uitvaardigen van een inreisverbod is vereist dat de vreemdeling een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt (het Unierechtelijke openbare ordecriterium).De toepasselijkheid van artikel 1(F) van het Vlv leidt er niet automatisch toe dat aan het Unierechtelijke openbare ordecriterium is voldaan. Te allen tijde moet een beoordeling worden gemaakt van het gedrag van de betrokken persoon. Onderzocht moet worden de mate waarin hij persoonlijk betrokken was bij die misdrijven of gedragingen en het eventuele bestaan van gronden voor uitsluiting van de strafrechtelijke aansprakelijkheid zoals dwang of noodweer. Dat onderzoek is temeer noodzakelijk als er voor die gedragingen geen strafrechtelijke veroordeling heeft plaatsgevonden. Verder moet rekening worden gehouden met diverse andere feiten en omstandigheden, waaronder de vraag hoeveel tijd is verstreken sinds het vermoede plegen van de misdrijven en de vraag hoe de betrokkene zich nadien heeft gedragen. Daarnaast dient er altijd een belangenafweging plaats te vinden tussen het fundamentele belang van de samenleving enerzijds en de belangen van de betrokkene anderzijds.
Terugkeerbesluit en inreisverbod in het geval van eiser
21. Gelet op het voorgaande kan eiser niet worden gevolgd in zijn stelling dat het niet te begrijpen is dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten. Eiser voert aan dat hij niet naar een ander land dan Jemen kan gaan, maar dit heeft hij op geen enkele wijze onderbouwd. De rechtbank betrekt hierbij dat eiser heeft verklaard dat hij een groot netwerk heeft en dat hij regelmatig in het buitenland (waaronder Groot-Brittannië, Jordanië en de Verenigde Staten) heeft verbleven. In het verweerschrift heeft verweerder er terecht op gewezen dat deze handelwijze volgens de Afdeling niet in strijd is met de Terugkeerrichtlijn.
22. In het bestreden besluit heeft verweerder aan de hierboven genoemde elementen van het Unierechtelijke openbare ordecriterium getoetst. Eiser kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij geen actueel gevaar voor de openbare orde is. Daartoe is met name redengevend dat eiser tot 2018 en dus nog recent bij de PSO werkzaam is geweest. De enkele omstandigheid dat eiser niet strafrechtelijk is veroordeeld, is onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel. Eiser heeft namelijk onbetwist een lange carrière als (plaatsvervangend) leidinggevende achter de rug bij twee organisaties die in verband kunnen worden gebracht met ernstige misdrijven en die in Jemen niet onder rechterlijk toezicht staan. Ook de omstandigheid dat eiser nu afstand stelt te nemen van de in Jemen gepleegde mensenrechtenschendingen is onvoldoende voor een ander oordeel, aangezien eiser deze schendingen, alsmede zijn rol daarbij, tijdens de gehoren nog heeft gebagatelliseerd en ontkend.
23. In de belangenafweging heeft verweerder aandacht besteed aan eisers bipolaire stoornis en aan het feit dat aan zijn gezinsleden in Nederland wel een asielvergunning is verstrekt. Verweerder heeft er echter op kunnen wijzen dat uit het rapport van het BMA van 28 december 2020 is gebleken dat eiser in staat is om te reizen en dat het uitblijven van medische behandeling niet zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Eiser heeft dit niet met medische stukken weerlegd. Ook heeft verweerder kunnen overwegen dat het belang van eiser om bij zijn gezin te verblijven niet opweegt tegen het belang van de samenleving om gevrijwaard te blijven van de aanwezigheid van eiser, gelet op de ernst van de misdrijven waarmee hij in verband kan worden gebracht. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de door eiser aangehaalde rechtbankuitspraakhem niet kan baten, omdat deze onvoldoende vergelijkbaar is. Anders dan eiser had de vreemdeling in die zaak namelijk geen banden met een derde land en verbleef die vreemdeling al 24 jaar in Nederland waarvan hij gedurende 10 jaar niet kon terugkeren naar zijn land van herkomst.
24. Dit leidt tot de tweede tussenconclusie dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en terecht tegen eiser een inreisverbod voor de duur van tien jaar heeft uitgevaardigd.
25. Het beroep is ongegrond.
26. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.