ECLI:NL:RBDHA:2023:10558

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15691
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres op 26 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 4 september 2022. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres had haar beroep ingesteld op basis van de veronderstelling dat de beslistermijn was overschreden. Echter, de staatssecretaris had de beslistermijn verlengd met negen maanden op basis van WBV 2022/22, waardoor de beslistermijn voor eiseres eindigt op 7 februari 2024.

Eiseres betwist de rechtsgeldigheid van deze verlenging en verwijst naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank Den Haag oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig is. Hierdoor is de ingebrekestelling van eiseres te vroeg ingediend, wat leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15691

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 26 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 4 september 2022.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling is ontvangen. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk.
2. Eiseres heeft op 4 september 2022 een asielaanvraag ingediend. Nederland heeft Duitsland verzocht de aanvraag over te nemen op grond van de Dublinverordening. [1] Duitsland heeft dit verzoek geweigerd omdat bleek dat eiseres met ingang van 17 januari 2022 internationale bescherming geniet in dat land. Op 7 november 2022 heeft verweerder daarom laten weten dat haar verzoek verder in de nationale procedure wordt behandeld. Onder verwijzing naar artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), wordt deze datum aangehouden als startpunt voor de beslistermijn.
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw bedraagt de beslistermijn zes maanden. Dat betekent dat verweerder uiterlijk op 7 mei 2023 een beslissing had moeten nemen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [2] de beslistermijn voor asielaanvragen met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden. In het geval van eiseres eindigt de beslistermijn daarom uiterlijk op 7 februari 2024.
4. Eiseres voert aan dat de generieke verlenging van de beslistermijn met negen maanden op grond van WBV 2022/22 niet rechtsgeldig is en dus niet mag worden toegepast. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst zij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 6 januari 2023. [3] Op deze gronden verzoekt zij de rechtbank om haar beroep gegrond te verklaren.
5. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [4] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is rechtsgeldig.
6. Het gevolg van de verlenging van de beslistermijn betekent in dit geval dat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend en het beroep te vroeg is aangetekend. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013 van 26 juni 2013.
2.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.