ECLI:NL:RBDHA:2023:10158

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
9208193 EL 21-27
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake effectenlease tussen Dexia Nederland B.V. en gedaagde partij met betrekking tot vernietiging van overeenkomsten op grond van verjaring

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, heeft de kantonrechter op 29 juni 2023 een vonnis gewezen in een geschil tussen Dexia Nederland B.V. en een gedaagde partij, hierna aangeduid als [gedaagde01]. De zaak betreft de effectenleaseovereenkomsten die door [gedaagde01] zijn aangegaan met Dexia. [gedaagde01] heeft een beroep gedaan op de vernietiging van deze overeenkomsten op grond van artikel 1:88/89 BW, waarbij Dexia heeft aangevoerd dat de bevoegdheid tot vernietiging is verjaard. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het aan Dexia is om te bewijzen wanneer [naam01], de partner van [gedaagde01], daadwerkelijk bekend was met de overeenkomsten. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde01] en [naam01] voldoende informatie hebben verstrekt over hun gezinssituatie en de financiële administratie, en dat Dexia niet heeft aangetoond dat [naam01] eerder dan 13 maart 2000 bekend was met de overeenkomsten. Hierdoor is het beroep van Dexia op verjaring afgewezen. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd en dat Dexia aan [gedaagde01] moet terugbetalen wat hij aan Dexia heeft betaald, verminderd met eventuele uitkeringen die hij heeft ontvangen. De wettelijke rente is vanaf een bepaalde datum verschuldigd, en Dexia is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Zaaknummer: 9208193 EL 21-27
vonnis van de kantonrechter van 29 juni 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces).
Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde01] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 mei 2022;
  • de akte na tussenvonnis van [gedaagde01] ;
  • de akte uitlaten productie van Dexia.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[gedaagde01] doet een beroep op de vernietiging van de overeenkomst op grond van artikel 1:88/89 BW. Dexia heeft naar aanleiding daarvan aangevoerd dat de bevoegdheid tot die vernietiging is verjaard. Dit wordt door [gedaagde01] betwist. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter aan [gedaagde01] verzocht om een nadere toelichting over de (financiële) gang van zaken in het huishouden van [gedaagde01] en [naam01] (hierna: [naam01] ) ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. Bij akte heeft [gedaagde01] schriftelijke verklaringen overgelegd zoals verzocht.
2.2.
In het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2023 ECLI:NL:RBAMS:2023:1221 is het toetsingskader voor zaken als de onderhavige, weergegeven. Beoordeling van deze zaak aan de hand van dat toetsingskader leidt tot het volgende.
2.3.
Voor de beoordeling van het beroep op verjaring door Dexia is van belang op welk tijdstip [naam01] daadwerkelijk bekend werd met de overeenkomsten. Het verjaringsberoep van Dexia kan alleen slagen wanneer Dexia daarvoor voldoende stelt en onderbouwt. Om Dexia daartoe in staat te stellen moet [gedaagde01] voldoende gegevens verstrekken over de (financiële) gezinssituatie en andere feiten, die relevant kunnen zijn voor het vaststellen van het tijdstip van daadwerkelijke bekendheid van [naam01] met de overeenkomsten. Doet [gedaagde01] dat niet dan heeft [gedaagde01] het verweer tegen het verjaringsberoep onvoldoende onderbouwd.
2.4.
Eerst zal worden beoordeeld of [gedaagde01] zijn verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia voldoende heeft onderbouwd.
2.5.
Door [gedaagde01] zijn schriftelijke verklaringen van hemzelf en van [naam01] overgelegd, waarin staat vermeld dat deze zijn opgesteld op basis van antwoorden die elk van hen buiten aanwezigheid van de ander heeft gegeven in een telefoongesprek met hun gemachtigde.
2.5.1.
In de verklaring van [gedaagde01] staat vermeld:

Ik, [gedaagde01] , verklaar het volgende:
a. Ten tijde van het afsluiten van het eerste contract was ik 29 jaar oud. Ik ben getrouwd en samen hebben wij twee dochters uit 1994 en 1999. Ik was medewerker in het bedrijf van mijn vader, in de afvalzorg. Dit bedrijf heb ik later overgenomen. Mijn vrouw was werkzaam in een kledingzaak.
b. Er kam iemand bij mij aan de deur, die de contracten van Dexia aanbood. Hij beloofde mij een heel groot rendement op mijn spaargeld. Dat leek mij wel wat, om te sparen voor mijn gezin. Mijn vrouw was hier niet bij aanwezig. Ik heb haar na afloop enkel verteld dat ik ging sparen. Ik heb haar niet verteld hoe de regeling in zijn werk ging, ik wist zelf eigenlijk niet beter dan dat ik spaarde.
c. De inleg werd betaald vanaf de en/of rekening waar ook mijn salaris op werd gestort.
d. Toen er mediaberichten naar buiten kwam dat al die polissen van Dexia er niet goed uitzagen, heb ik mijn vrouw verteld over de contracten. Zij wist dat ik spaarde, en ik moest haar nu vertellen dat dat niet helemaal goed is gegaan. Ik voelde mij heel erg in de maling genomen, maar op mijn vrouw heeft dat niet zoveel indruk gemaakt volgens mij. Zij vond het voornamelijk stom van mij dat ik dit soort contracten had afgesloten.
e. Wij hadden twee bankrekeningen. Eén en/of rekening bij de ING, die zagen wij als mijn rekening. Wij hadden beiden een pasje van deze rekening. Er was nog één rekening bij de ING, die wij zagen als de rekening van mijn vrouw. Ik weet niet meer of dat een privé of en/of rekening was. Ik had geen pasje van die rekening. De vaste lasten en de boodschappen werden van mijn rekening betaald en mijn vrouw gebruikte haar rekening voor het kopen van kleding of spullen voor de kinderen.
f. Mijn salaris werd op mijn rekening gestort. Het salaris van mijn vrouw werd op haar rekening gestort.
g. Ik verzorgde de financiële administratie. Ik deed alle betalingen die met het huishouden en vaste lasten te maken hadden. Ik beheerde beide rekeningen. Veel betalingen gingen automatisch. Mijn vrouw bemoeide zich daar niet mee, zij was druk met de kinderen.
h. Ik betaalde de vaste lasten. Mijn vrouw deed de boodschappen of wij deden dat samen. Mijn vrouw kocht de spullen voor de kinderen, dat deed zij dan met haar rekening.
i. Mijn vrouw legde alle bankafschriften voor mij in een bakje, zodat ik deze kon verwerken en opbergen. Mijn vrouw hield zich niet bezig met de financiën. Ook de gewone post, op mijn naam, legde zij voor mij aan de kant. Ik borg de afschriften op in een map. Ik heb nooit vragen van mijn vrouw gekregen over post of betalingen van of aan Dexia.
j. Ik verzorgde de belastingaangifte met behulp van een boekhouder. Ik leverde de stukken aan. Mijn vrouw las de aangifte niet door. Ik weet niet meer of zij deze moest ondertekenen. Als dat zo was, dan deed zij dat in vertrouwen.
k. Wij hebben een hypotheek afgesloten in 2001. Ik ben toen door de hypotheekverstrekker gewezen op de contracten en ik heb ze vol moeten storten. Ik heb dat zelf gedaan, zonder overleg met mijn vrouw. Ik heb mijn vrouw niet verteld dat wij problemen hadden met de financiering.
l. Ik bouwde geen pensioen op. Mijn vrouw bouwde wel een pensioen op via haar werk. Wij hadden geen andere vermogensvoorzieningen.
m. Wij beslisten gezamenlijk over grote uitgaven, zoals de aankoop van een auto. Ik zag de contracten niet als een grote uitgave. Het was maar 300 gulden in de maand en het was met een goed doel. Ik wilde een hoog rendement behalen.”
2.5.2.
In de verklaring van [naam01] staat vermeld:
“Ik, [naam01] , verklaar het volgende:
a. In 1998 was ik 29 jaar oud. Ik ben getrouwd en wij hebben twee dochters uit 1994 en 1999. Ik werkte in een kledingzaak en mijn man had een eigen bedrijf in de afvalzorg. Hij heeft eerst voor zijn vader gewerkt en heeft later het bedrijf overgenomen. Ik weet niet meer precies wanneer dit was.
b. Dat wist ik toen niet. Ik heb later begrepen dat er iemand aan de deur is geweest, met wie mijn man de contracten heeft afgesloten. Ik wist alleen dat mijn man spaarde.
c. Dat weet ik niet precies.
d. Ik kan mij nog herinneren dat het in de media kwam, Dexia, en dat ik het vervelend vond dat mijn man zo in de maling was genomen. Hij vertelde dat hij daar had gespaard en dat ons geld nu kwijt was. Dat vond ik wel erg. Ik vond dat hij dat had moeten overleggen met mij. Zoiets doe je toch niet alleen.
e. Wij hadden een en/of rekening bij de ING bank, daar hadden wij beiden een pasje van. Wij zagen dat als de rekening van mijn man. Ik had ook een rekening bij de ING, die alleen ik gebruikte. Ik weet niet meer of die ook op naam van mijn man stond. Ik denk niet dat hij een pasje van die rekening had. Alle vaste lasten en dagelijkse dingen gingen van de rekening van mijn man. De boodschappen betaalde ik van beide rekening, dat was maar net hoe het uitkwam. Kleding en spullen voor de kinderen betaalde ik van mijn rekening.
f. Mijn salaris werd op mijn rekening gestort en het salaris van mijn man op zijn rekening.
g. Mijn man verzorgde de financiële administratie. Hij deed alle betalingen wat met ons huishouden te maken had. Hij ging daar af en toe voor zitten. Hij beheerde beide bankrekeningen. Dat was de rolverdeling. Hij deed de financiën en ik was druk met het huishouden en de kinderen.
h. Mijn man betaalde de vaste lasten. Ik betaalde de boodschappen en soms ook de spullen voor de kinderen of kleding. Ik wist ongeveer wat er binnenkwam, dus ik kon goed inschatten hoeveel geld er ongeveer op de rekening instond. Dat ging eigenlijk altijd goed.
i. Ik legde de bankafschriften en de post op naam van mijn man voor hem in een bakje. Als hij thuis kwam, verwerkte hij de post. Ik hield mij daar niet mee bezig. Ik heb geen post of betalingen aan of van Dexia gezien.
j. Mijn man verzorgde de belastingaangifte, samen met een boekhouder. Mijn man bracht alle stukken daarheen. Ik las de aangifte niet door en hoefde deze ook niet te ondertekenen.
k. Ik denk dat wij in 2001 of 2002 een hypotheek hebben afgesloten vanwege een verhuizing. Mijn man verzorgde het financiële deel van de hypotheekaanvraag. Ik kan mij niet herinneren dat er problemen zijn geweest met de financiering vanwege de contracten. Volgens mij ben ik alleen mee geweest om te tekenen.
l. Ik bouwde een pensioen op via mijn werk. Mijn man bouwde denk ik geen pensioen op. Wij hadden voor zover ik weet geen andere aandelen of regelingen.
m. Wij beslisten samen over de aanschaf van grotere spullen, zoals het huis. Mijn man deed wel vaak zijn eigen ding, wij spraken niet veel over de financiën. Hij kon zomaar thuis komen met een nieuwe auto, zonder overlegd te hebben met mij.”
2.6.
Dexia voert in de onderhavige zaak onder meer aan dat de verklaringen uitsluitend berusten op de herinneringen van [gedaagde01] en [naam01] en dat geen bewijsmiddelen worden overgelegd die de daarin genoemde standpunten staven.
2.7.
Dexia verliest hierbij echter uit het oog dat [gedaagde01] niet hoeft te bewijzen wanneer [naam01] daadwerkelijk kennisnam van het bestaan van de overeenkomsten. Zoals hiervoor reeds is overwogen rust die bewijslast op Dexia. Wel mag van [gedaagde01] worden verwacht dat het verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia zo goed is onderbouwd als in het gegeven geval redelijkerwijs van [gedaagde01] kan worden verlangd. Nu echter gesteld noch gebleken is dat in dit geval aan [gedaagde01] ook andere bronnen of aanknopingspunten ter beschikking staan dan de herinneringen van Afnemer en [naam01] zelf, kan van [gedaagde01] niet worden verlangd dat deze het verweer op iets anders baseert dan op die herinneringen.
2.8.
Naar aanleiding van hetgeen [gedaagde01] en [naam01] hebben verklaard concludeert Dexia dat de inhoud van de verklaringen van Afnemer en [naam01] onvoldoende concreet is en niet is gebaseerd op de separate eigen herinnering van [naam01] ten opzichte van [gedaagde01] . Volgens Dexia wijzen de verklaringen geen concreet moment aan waarop [naam01] bekend werd met de overeenkomst.
2.9.
Voor zover Dexia hiermee aanvoert dat het verweer tegen het beroep op verjaring onvoldoende is onderbouwd wordt zij hierin niet gevolgd. De door [gedaagde01] en [naam01] in hun verklaringen gegeven informatie over hun gezinssituatie, over het beheer van de gezinsfinanciën en over de informatievoorziening omtrent die financiën, onderbouwt voldoende het verweer van [gedaagde01] dat [naam01] in elk geval niet vóór 13 maart 2000 bekend is geworden met de overeenkomsten. Niet gebleken is dat [gedaagde01] en [naam01] op relevante punten méér kunnen verklaren dan zij hebben gedaan. Het betoog van Dexia betreffende deze verklaringen berust slechts op aannames en veronderstellingen die niet concreet zijn onderbouwd.
Dat [gedaagde01] en [naam01] zich niet meer herinneren op exact welk moment precies na 13 maart 2000 [naam01] daadwerkelijk met de overeenkomsten bekend is geworden is geen reden om de verklaringen als onvolledig of ongeloofwaardig aan te merken. Dit betreft immers een omstandigheid die ongeveer twintig jaar geleden heeft plaatsgevonden, op een moment waarop [gedaagde01] en [naam01] zich niet bewust waren van het belang van het tijdstip waarop dit plaatsvond.
Dat de verklaringen van beide echtgenoten op enkele punten verschillen is van onvoldoende gewicht om deze als ongeloofwaardig terzijde te schuiven. Daarbij is van belang dat het punten betreft die niet direct van invloed zijn op de beantwoording van de vraag wanneer [naam01] bekend is geworden met de overeenkomst en dat het om feiten gaat die zich lang geleden hebben voorgedaan (vergelijk gerechtshof Amsterdam 17 april 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1288 en gerechtshof Den Haag 25 september 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3961).
2.10.
Dexia heeft tegenover de toelichting door [gedaagde01] onvoldoende concrete feiten of omstandigheden genoemd die, indien zij komen vast te staan, kunnen bijdragen aan de conclusie dat [naam01] op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met de overeenkomsten. Daarom heeft Dexia, gelet op de toelichting door [gedaagde01] , haar stellingen onvoldoende onderbouwd. Om die reden wordt het bewijsaanbod van Dexia gepasseerd en heeft als uitgangspunt te gelden dat [naam01] niet op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met de overeenkomsten.
2.11.
Het beroep van Dexia op verjaring van de bevoegdheid tot vernietigen slaagt dus niet.
2.12.
Het voorgaande betekent dat de overeenkomsten met nummers [nummer01] , [nummer02] en [nummer03] rechtsgeldig zijn vernietigd.
conclusie2.13. Uit het voorgaande volgt, dat niet ten volle kan worden vastgesteld dat Dexia niets meer aan [gedaagde01] verschuldigd is. Wat Dexia nog wel aan [gedaagde01] verschuldigd is, kunnen partijen inmiddels berekenen. Dexia dient aan [gedaagde01] ter zake van de overeenkomsten te betalen al hetgeen [gedaagde01] ter zake van de overeenkomsten aan Dexia heeft betaald, verminderd met al hetgeen hij ter zake van deze overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden, overige uitkeringen, opbrengsten en eventueel een reeds ontvangen (gedeeltelijke) schadevergoeding (exclusief wettelijke rente). De betreffende bedragen blijken uit de door Dexia (meest recent) overgelegde financiële gegevens van de onderhavige overeenkomsten waarvan de juistheid niet is weersproken.
2.14.
De wettelijke rente dient te worden berekend vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde vanaf een termijn van vier weken na de vernietigingsbrief, waarna er immers redelijkerwijs vanuit mocht worden gegaan dat Dexia niet in de vernietiging berustte, in casu 11 augustus 2006
.
2.15.
De wettelijke rente ter zake van de overeenkomsten met nummers [nummer01] , [nummer02] en [nummer03] dient verder nog als volgt te worden berekend.
2.15.1.
Dexia is vanaf bovengenoemde ingangsdatum wettelijke rente verschuldigd over het saldo van hetgeen aan Dexia is betaald minus hetgeen van Dexia is ontvangen.
2.15.2.
Telkens indien na bovengenoemde ingangsdatum door Dexia een bedrag (exclusief wettelijke rente) is betaald ter zake van deze overeenkomsten, is vanaf de datum van die betaling de wettelijke rente verschuldigd over hetgeen na aftrek van dat bedrag (exclusief wettelijke rente) nog door Dexia verschuldigd is.
2.15.3.
De wettelijke rente is verschuldigd tot aan de datum van de voldoening van al hetgeen Dexia op grond van de hiervoor onder 2.13. bedoelde berekeningswijze verschuldigd is.
2.15.4.
Voor zover Dexia in het verleden reeds wettelijke rente heeft voldaan kan deze in mindering worden gebracht op het totale bedrag aan wettelijke rente dat Dexia op grond van het voorgaande verschuldigd is.
2.16.
De gevorderde verklaring voor recht van Dexia zal met inachtneming hiervan voorwaardelijk worden toegewezen als na te melden. Gelet op het voorgaande zal Dexia als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten..
2.17.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [gedaagde01] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [gedaagde01] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.

3.3. De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart voor recht dat Dexia niets meer aan verschuldigd is, nadat is overgegaan tot uitbetaling van hetgeen als onder 2.13. tot en met 2.15 is weergegeven,
3.2.
veroordeelt Dexia in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde01] tot en met heden worden vastgesteld op € 660,00 aan salaris van de gemachtigde,
3.3.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [gedaagde01] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis
3.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.