ECLI:NL:RBDHA:2022:9778
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WIA-uitkering wegens verblijf in het buitenland en schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig in de Verenigde Arabische Emiraten, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres ontving een WIA-uitkering die per 1 augustus 2020 door verweerder is stopgezet, na een fraudemelding dat zij niet meer in Nederland zou wonen. Verweerder heeft daarnaast een boete opgelegd en een bedrag van € 15.799,76 teruggevorderd. Eiseres heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard door verweerder. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 25 september 2019 in de Verenigde Arabische Emiraten verbleef en dit niet aan verweerder heeft gemeld, waardoor zij haar inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de WIA-uitkering heeft herzien en de terugvordering heeft ingesteld. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij gedurende de gehele periode in Nederland verbleef, en de rechtbank heeft de bewijsvoering van verweerder, waaronder bankafschriften, als voldoende beschouwd.
De rechtbank heeft ook de opgelegde boete van 50% van het benadelingsbedrag bevestigd, omdat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden. Eiseres heeft geen dringende redenen aangevoerd om van de boete af te zien. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.