Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij
Rechtbank Den Haag
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 augustus 2022, wordt de herziening en terugvordering van een bijstandsuitkering van eiser op grond van de Participatiewet (Pw) behandeld. Eiser ontving tussen 17 april 2019 en 31 december 2019 een bijstandsuitkering, maar verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, heeft deze herzien en een bedrag van € 9.072,12 teruggevorderd. Dit bedrag werd later gewijzigd naar € 8.712,12 na een gegrond verklaard bezwaar van eiser. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij stelt dat hij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden en dat verweerder hem onterecht heeft aangesproken op zijn inkomsten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de genoemde periode een bijstandsuitkering ontving, maar dat er vermoedens waren van samenwoning en criminele activiteiten, wat leidde tot een onderzoek door verweerder. Eiser was ingeschreven als algemeen directeur van een restaurant en er waren bijschrijvingen op zijn bankrekening die als inkomsten konden worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat eiser de inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze inkomsten niet te melden. Eiser betoogt dat hij recht had op bijstand en dat de ontvangen bedragen leningen waren, maar de rechtbank volgt hem hierin niet.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, met name met betrekking tot de maanden waarin eiser mogelijk recht had op bijstand. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen en stelt een termijn van zes weken in. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.