Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
16 april 2020.
Overwegingen
20 april 2020 heeft verweerder verzocht om aanvullende informatie. Op 20 april 2020 heeft eiser nadere stukken ingediend. Bij besluit van 19 mei 2020 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat niet is vast te stellen of eiser recht heeft op bijstand, omdat hij niet alle gevraagde gegevens verstrekt heeft. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
- de periode van 12 november 2019 (de gevraagde ingangsdatum van de bijstandsuitkering) tot en met 23 januari 2020 (de datum van het besluit tot afwijzing van de aanvraag van 12 november 2019);
- de periode van 24 januari 2020 tot en met 15 april 2020 (de dag voorafgaande aan de dag met ingang waarvan bijstand is toegekend).
De enkele stelling van eiser dat niet vaststaat dat dit besluit op de juiste wijze aan hem bekend is gemaakt, en dat hij zich dat besluit niet herinnert, is niet voldoende om thans nog aan te nemen dat hij destijds geen bezwaar heeft kunnen maken en daarom sprake is van bijzondere omstandigheden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 6 november 2020;
- herroept de primaire besluiten van 14 augustus 2020 en 5 oktober 2020, uitsluitend ten aanzien van de ingangsdatum van de uitkering, en bepaalt dat de ingangsdatum van de toegekende uitkering 5 maart 2020 is;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- vergoedt.
15 september 2022.