ECLI:NL:CRVB:2020:1193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstand met terugwerkende kracht en beoordeling van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had zijn bijstandsaanvraag met terugwerkende kracht tot 30 april 2018 ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant niet voldeed aan de medewerkingsverplichting en niet op de opgegeven adressen kon worden aangetroffen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning van bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De Raad heeft de periode van 30 april 2018 tot 17 mei 2018 en de periode van 10 juli 2018 tot 15 juli 2018 beoordeeld, waarbij werd opgemerkt dat voor de periode vóór de aanvraag in beginsel geen bijstand wordt verleend, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. De appellant heeft niet kunnen aantonen dat er dergelijke omstandigheden waren. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant gegrond verklaard wegens schending van de hoorplicht, maar de Raad heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De uitspraak bevestigt dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevochten, werd bevestigd.