Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Gambiaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 24 oktober 2020 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en dat zijn moeder behoorde tot de slavenkaste. Eisers moeder werd hierdoor als ondergeschikt gezien en eiser werd door zijn halfbroers- en zussen slecht behandeld. Vanwege dit laatste is eiser op ongeveer dertienjarige leeftijd naar ‘
de Madras’(een Koranschool
)gestuurd waar hij permanent verbleef. Eiser is daar door de Madras-oudste ([naam2]) veelvuldig seksueel misbruikt. Ook werd eiser gedwongen tot gemeenschap met andere leerlingen. De koranleraar is erachter gekomen dat eiser gemeenschap had met een leerling. Eiser en deze leerling zijn toen door de koranleraar geslagen en vastgebonden. Zij zijn later door [naam2] vrijgelaten omdat de andere leerling dreigde de koranleraar te vertellen over de rol van [naam2]. Eiser is toen in de nacht gevlucht en met behulp van zijn halfbroer teruggekeerd naar zijn dorp. Eisers familie is nooit op de hoogte geraakt van de situatie op de Madras. In het dorp kreeg eiser een relatie met [naam3]. Eiser en [naam3] zijn betrapt door een dorpsgenoot terwijl zij gemeenschap hadden. Deze dorpsgenoot heeft de families van eiser en [naam3] hiervan op de hoogte gesteld. Eisers is vervolgens omdat zijn geaardheid verboden is, maar ook vanwege de manier waarop hij door zijn halfbroers- en zussen werd behandeld, gevlucht uit Gambia. Eisers vreest bij terugkeer in Gambia problemen vanwege zijn geaardheid.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder volgt niet dat eiser homoseksueel is en dat hij als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden. Eiser verklaart summier over zijn geaardheid en zijn ontdekking ervan. Ook vertelt eiser weinig over [naam2] en eisers beleving van de ervaringen op de Madras. Eisers verklaart daarnaast oppervlakkig over zijn relatie met [naam3]. Verder kan eiser geen inzicht geven in de beleving van zijn geaardheid in een land waar homoseksualiteit verboden is. Over de relatie die eiser in Nederland heeft gehad kan eiser voorts ook weinig vertellen. Eiser heeft verder tegenstrijdig verklaard of hij gevoelens heeft (gehad) voor vrouwen. Tot slot heeft eiser de overwegingen waarin verweerder de betrapping met [naam3] en de problemen als gevolg daarvan niet geloofwaardig acht, niet betwist.
4. Eiser heeft daartegen aangevoerd dat verweerder ten onrechte zijn homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig heeft gevonden. Eiser heeft de overwegingen uit het voornemen hierover uitvoerig bestreden en verweerder is in het bestreden besluit daarop onvoldoende ingegaan. Verweerder werpt voorts ten onrechte tegen dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard. Eiser heeft verklaard zoals bij hem past, eenvoudig en simpel. Verweerder had zich meer moeten verdiepen in eiser en moeten nagaan of de wijze waarop eiser heeft verklaard past bij eisers referentiekader. Eisers onvermogen om te verklaren maakt voorts nog niet dat zijn verklaringen ongeloofwaardig zijn. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een tweetal uitspraken.Eiser heeft voorts een verklaring overgelegd over zijn geaardheid, van Anne Wallis van het Wereldhuis van 21 februari 2022. Deze verklaring betreft een derdenverklaring en dient betrokken te worden bij de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling.Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder deze verklaring betrokken heeft in de besluitvorming. Er is daarom sprake van een gebrek. Tot slot is niet gebleken dat verweerder een LHBTI-coördinatorheeft geraadpleegd. Hierdoor is niet inzichtelijk of het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Bij asielaanvragen waarbij de seksuele gerichtheid als asielmotief wordt aangevoerd maakt verweerder bij het onderzoek en de beoordeling gebruik van Werkinstructie 2019/17. Een dergelijk onderzoek vindt plaats aan de hand van vaste thema’s. Deze thema’s zijn privéleven (waaronder familie, vrienden en omgeving), huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst, contacten met of kennis van lhbti-groepen, contacten met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie, en discriminatie, repressie en vervolging in land van herkomst. Bij de beoordeling geldt in het algemeen dat het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst en hoe zijn ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar het zijn van lhbti maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. In die situatie is het de vraag of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd.
6. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)volgt dat het hierbij gaat om het geheel aan verklaringen over de eigen ervaringen, zoals het besef van de vreemdeling dat hij "anders"/lhbti is, de persoonlijke beleving en de betekenis en gevolgen hiervan voor die vreemdeling. De vreemdeling moet hierdoor bijvoorbeeld ook kunnen verklaren over wat hij op belangrijke momenten dacht en voelde, mede in het licht van hoe hij op dat moment zelf, ook gezien zijn achtergrond, aankeek tegen zijn seksuele gerichtheid, hoe zijn omgeving hiertegenover stond en hoe hij hiermee vervolgens, in het licht van de opvattingen in de samenleving, op verschillende momenten in zijn leven is omgegaan
7. Verweerder heeft niet ten onrechte eisers gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat eiser summier heeft verklaard over [naam2] en de situatie op de Madras. Zo heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser nauwelijks verklaringen heeft afgelegd over de (gedwongen) contacten met [naam2] en de andere jongens op de school. Verder heeft eiser onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij dit contact met [naam2] heeft ervaren en welke gevoelens eiser daarbij had. De enkele verklaring van eiser dat hij gewend raakte aan dit contact en dat het hem blijdschap gaf is daartoe onvoldoende. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser hoofdzakelijk verklaart over de seksuele invulling van zijn gestelde geaardheid.
8. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over de beleving van zijn geaardheid in een land waar homoseksualiteit verboden is. Eiser blijft steken in algemene verklaringen dat zijn geaardheid als ‘
haram’wordt beschouwd en dat het hebben van gemeenschap met mannen risicovol is. Eiser geeft daarmee geen inzicht in zijn gevoelens en wat het voor hem heeft betekend dat zijn geaarheid niet is toegestaan in zijn land van herkomst.
9. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het al dan niet hebben van gevoelens voor vrouwen. Zo verklaart eiser eerst dat hij op zowel mannen als vrouwen valt.Ook heeft eiser verklaard dat hem niet vaak is overkomen dat hij gevoelens heeft voor een vrouw.Later verklaart eiser daaraan tegenstrijdig dat hij niet op vrouwen valt en daar niet eens aan denkt.
10. Verweerder heeft de gestelde relatie van eiser met [naam3] niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat eiser summier over [naam3] zelf en hun relatie heeft verteld. Eiser verklaart dat de liefde tussen hen groot was, dat zij hecht waren en dat zij nog steeds contact hebben met elkaar. Wanneer verweerder hierop doorvraagt blijft eiser in algemeenheden steken en herhaalt eiser nog eens dat zij onafscheidelijk waren. Eiser heeft verder geen persoonlijke bijzonderheden kunnen vertellen over het karakter van [naam3], wat voor persoon hij was en hoe zij invulling gaven aan hun relatie. Voorts heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser niet weet in welk hotel [naam3] werkteondanks dat hij naar eigen zeggen dagelijks contact had met [naam3] en zij alles van elkaar wisten. Verweerder heeft verder terecht tegenstrijdig gevonden dat eiser heeft verklaard dat niemand buiten eiser om wist of een vermoeden had van [naam3]’s geaardheidterwijl eiser ook heeft verklaarddat de persoon die eiser en [naam3] heeft betrapt, ook de ouders van [naam3] daarvan op de hoogte heeft gesteld. Eiser heeft de overwegingen van verweerder op dit punt noch in de zienswijze, noch in de beroepsgronden betwist.
11. Eiser heeft voorts verklaard dat hij in Nederland een relatie heeft gehad met een man genaamd [naam4]. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over deze relatie. Zo weet eiser niet hoelang deze relatie heeft geduurd, wanneer [naam4] is overleden en of [naam4] de voor- of achternaam is. Ook kan eiser weinig vertellen over hoe zij inhoud is gegeven aan deze relatie. Eiser spreekt voornamelijk over de seksuele omgang tussen hen. Verweerder heeft gelet op dit alles de relatie van eiser met [naam4] ongeloofwaardig kunnen vinden.
12. De beroepsgrond van eiser dat verweerder geen rekening heeft gehouden met eisers leeftijd, referentiekader en achtergrond kan gelet op wat hiervoor in rechtsoverweging 7 tot en met 11 is overwogen niet slagen. In een uitspraak van de Afdeling van 2 september 2021is geoordeeld dat verweerder in zaken waar geaardheidskwesties spelen, door moet vragen op de antwoorden van de betrokken vreemdeling. Dit is van belang, omdat de mate waarin iemand zijn gerichtheid in woorden kan vatten per persoon zal verschillen en niet iedere vreemdeling gewend is om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. De rechtbank volgt dit. Gesteld noch gebleken is dat door verweerder onvoldoende is doorgevraagd op de verklaringen van eiser. Verweerder heeft verder kenbaar in de besluitvorming meegewogen dat eiser geen opleiding heeft genoten en afkomstig is uit een samenleving waar praten over gevoelens wellicht minder gebruikelijk is dan in Nederland. Eiser heeft niet onderbouwd waaruit blijkt dat verweerder gelet daarop onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser. Bovendien geldt als uitgangspunt dat het aan eiser is om zijn gestelde gerichtheid met zijn verklaringen aannemelijk te maken. Dat eiser jong was ten tijde van de gestelde gebeurtenissen en relaties betekent niet dat van eiser niet verwacht mag worden dat hij een duidelijker beeld kan schetsen van de gebeurtenissen op de Madras en eisers gevoelens daarbij. Ook mag van eiser verwacht worden dat hij meer kan vertellen over de gestelde relaties. Het beroep van eiser op de twee uitsprakenkan daarom niet leiden tot een ander oordeel.
13. De beroepsgrond van eiser dat verweerder onvoldoende is ingegaan op de zienswijze heeft eiser niet onderbouwd en kan daarom niet worden beschouwd als gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit.
Gestelde problemen als gevolg van zijn geaardheid
14. Verweerder heeft de betrapping met [naam3] en de problemen als gevolg daarvan ongeloofwaardig gevonden. Verweerder wijst er terecht op dat eiser de overwegingen in dat verband niet heeft betwist. Ook in de beroepsgronden of ter zitting heeft eiser de besluitvorming op dit punt niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat niet geloofwaardig is dat eiser is betrapt en als gevolg van zijn geaardheid problemen heeft ondervonden. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte de betrapping en de gestelde problemen als gevolg van zijn geaardheid ongeloofwaardig geacht.
Zorgvuldige besluitvorming
15. De rechtbank volgt eiser wel in zijn beroepsgrond dat de verklaring van Anne Wallis van het Wereldhuis van 21 februari 2022 door verweerder niet is betrokken in de besluitvorming. Op dit punt is er sprake van een gebrek in het bestreden besluit. Ook voert eiser terecht aan dat uit de WI 2019/17 volgt dat verweerder in elke zaak waar een lhbti-motief speelt verweerder een lhbti-coördinator raadpleegt voordat een besluit genomen wordt. Doordat verweerder in het verweerschrift niet gemotiveerd is ingegaan op de gronden van beroep op dit punt en niet ter zitting is verschenen kan niet worden vastgesteld of verweerder deze coördinator heeft geraadpleegd. Het betreden besluit bevat daarom twee gebreken. De rechtbank passeert deze gebreken echter met toepassing van artikel 6:22 van de Awbnu niet is gebleken dat eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring een korte weergave schetst van de gesprekken die tussen eiser en het Wereldhuis hebben plaatsgevonden. Hoewel een derdenverklaring kan dienen als overtuigend bewijs bij twijfel over de geloofwaardigheid van de geaardheid, is daarvan gelet op wat in rechtsoverweging 7 tot en met 11 is overwogen geen sprake. Dat geldt ook voor de situatie dat ongewis is of verweerder een coördinator heeft geraadpleegd. Dit gebrek kan niet afdoen aan de conclusie dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiser zijn gestelde geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt.
16. Al het voorgaande in samenhang bezien heeft verweerder de door eiser gestelde seksuele gerichtheid niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond
17. Het beroep is ongegrond.
18. Omdat de rechtbank artikel 6:22 van de Awb heeft toegepast is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1518 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).