ECLI:NL:RBDHA:2022:8460
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen en niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak hebben eisers, twee asielzoekers, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd zijn afgewezen. De besluiten zijn op 5 november 2021 genomen, maar zijn later door de staatssecretaris ingetrokken. De eisers hebben hun beroep gehandhaafd en zich ook gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvraag. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat verweerder hiermee instemde en eisers niet binnen de gestelde termijn hebben gereageerd.
De rechtbank oordeelt dat de beroepen, voor zover gericht tegen de ingetrokken besluiten, niet-ontvankelijk zijn wegens gebrek aan procesbelang. Voor de beroepen die zich richten tegen het niet tijdig nemen van een besluit, stelt de rechtbank vast dat de staatssecretaris in gebreke is gebleven. De beslistermijn voor de asielaanvragen was zes maanden, en de staatssecretaris heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om deze termijn te verlengen. De rechtbank concludeert dat de beroepen gegrond zijn en bepaalt dat de staatssecretaris binnen twaalf weken na de intrekking van de besluiten nieuwe besluiten moet nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven, met een maximum van € 7.500,-. Ook is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 859,-. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.