In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 augustus 2022, staat de toekenning van een WIA-uitkering centraal. Eiser, die eerder een WW-uitkering ontving, had zijn aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend na een ziekmelding. In het primaire besluit van 6 maart 2020 werd zijn aanvraag afgewezen, maar in het bestreden besluit van 14 december 2020 werd deze herroepen en werd hem recht op een WIA-uitkering toegekend met ingang van 11 mei 2020. Eiser was echter ontevreden over de hoogte van het dagloon dat aan zijn WIA-uitkering was gekoppeld, omdat zijn WW-uitkering over april 2018 niet in de referteperiode was meegenomen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de regelgeving correct was toegepast en er geen schrijnende gevolgen voor eiser waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de wetgever geen aanleiding heeft gezien om het Dagloonbesluit te herzien, ondanks de knelpunten die door verweerder zijn aangekaart. De rechtbank concludeert dat de hoogte van het dagloon op juiste wijze is vastgesteld en dat het beroep van eiser ongegrond is.