ECLI:NL:RBDHA:2022:7881
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verweerder verklaart aanvraag verblijfsvergunning asiel niet-ontvankelijk op basis van internationale bescherming in Cyprus
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft eerder asiel gekregen in Cyprus en heeft in Nederland asiel aangevraagd op 27 juni 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser al internationale bescherming heeft in Cyprus en daar naartoe kan terugkeren. Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 21 juli 2022 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiser voert aan dat hij geen band heeft met Cyprus en dat hij daar in een onmenselijke situatie terecht zal komen. De rechtbank overweegt dat eiser in Cyprus internationale bescherming heeft gekregen en dat hij een zodanige band met Cyprus heeft dat het redelijk is om van hem te verwachten dat hij daar naartoe gaat. De rechtbank wijst erop dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat verweerder mag uitgaan van de naleving van internationale verplichtingen door Cyprus.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Cyprus in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie zal terechtkomen. Eiser heeft eerder in Cyprus gewoond, gewerkt en gebruik gemaakt van medische zorg. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.