ECLI:NL:RBDHA:2022:7672

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
SGR 21/3180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd aan strandclub wegens overtredingen coronamaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V., exploitant van een strandclub, en de voorzitter van de Veiligheidsregio Hollands Midden. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan eiseres is opgelegd vanwege overtredingen van coronamaatregelen. Op 27 juli 2020 werd eiseres een last onder dwangsom opgelegd, omdat op 18 juli 2020 was geconstateerd dat de coronamaatregelen in de strandclub niet werden nageleefd. Eiseres had een binnengedeelte en een terras, waar bezoekers zich niet aan de 1,5 meter afstand hielden. Na meerdere overtredingen heeft verweerder de verbeurde dwangsommen ingevorderd.

Eiseres heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld, waarbij zij betoogde dat de juridische grondslag van de last ondeugdelijk was en dat de invorderingsbeschikkingen niet op deugdelijke vaststellingen waren gebaseerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder bevoegd was om de dwangsommen in te vorderen, omdat de last op meerdere momenten was overtreden. De rechtbank stelde vast dat de rapportages van toezichthouders, ondersteund door beeldmateriaal, voldoende bewijs boden voor de overtredingen.

De rechtbank concludeerde dat de last en de invorderingen niet onredelijk waren, aangezien het handhaven van de coronamaatregelen binnen de invloedssfeer van de ondernemer ligt. Eiseres heeft geen omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de last en de invordering onevenredig zijn. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de last onder dwangsom en de invorderingsbeschikking rechtmatig zijn. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3180

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. F.K. de Jong-van Wijk),
en

de voorzitter van de Veiligheidsregio Hollands Midden (verweerder)

(gemachtigde: mr. B.S. Jaasma).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2020 heeft verweerder eiseres een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluiten van 11 en 13 augustus 2020 (de primaire besluiten) heeft verweerder besloten tot invordering van de verbeurde dwangsommen.
Bij besluit van 15 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook de heer [A] was namens eiseres aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en was vergezeld van mr. [B] en mevrouw [C].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres exploiteert een strandclub in [vestigingsplaats]. De strandclub heeft een binnengedeelte en een ruim terras op het strand.
2. Op 18 juli 2020 heeft de toezichthouder geconstateerd dat de coronamaatregelen [1] in de strandclub van eiseres werden overtreden. Ongeveer vijftig tot honderd bezoekers waren aanwezig, maar er werden geen maatregelen genomen waardoor de aanwezigen op elk moment 1,5 meter afstand tot elkaar konden houden. Zo stonden ongeveer twintig tot veertig bezoekers bij de bar op het terras drankjes te nuttigen, waarbij geen 1,5 meter afstand werd gehouden, en stonden er op het terras vijf tot zeven hoge (sta)tafels waaromheen bezoekers stonden.
3. Na deze constatering is aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd om verdere overtredingen van de coronaregels te voorkomen. De last houdt in dat:
  • alle personen op het terras van eiseres, met uitzondering van het personeel, op een stoel of kruk moeten zitten en slechts hun zitplaats mogen verlaten voor zover dat nodig is voor het verplaatsen van de ene locatie naar een andere locatie;
  • een consumptie niet staand mag worden genuttigd;
  • er zodanige maatregelen moet worden getroffen, dat ook bij het (aan de bar) bestellen en/of afhalen van consumpties de onderlinge afstand van 1,5 meter kan worden aangehouden; en
  • dat er ook tijdens het komen en gaan van bezoekers de onderlinge afstand van 1,5 meter kan worden aangehouden.
Als niet aan de last wordt voldaan, verbeurt eiseres een dwangsom van € 2.000,- per geconstateerde overtreding, met een maximum van € 10.000,-.
4. Op 7 en 8 augustus 2020 is door toezichthouders respectievelijk een wijkagent geconstateerd dat eiseres de last heeft overtreden. Verweerder heeft bij de primaire besluiten vastgesteld dat eiseres tweemaal een dwangsom van € 2.000,- heeft verbeurd en die bedragen ingevorderd.
5. Met het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en de last onder dwangsom en de invorderingsbeschikkingen gehandhaafd.
Wat is in geschil?
6. Eiseres heeft in beroep betoogd dat de juridische grondslag van de last onder dwangsom en de invorderingsbeschikkingen ondeugdelijk is, maar deze grond ter zitting ingetrokken. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen enkel nog in geschil is of er sprake is van overtredingen en of het redelijk is dat eiseres de dwangsommen kwijtraakt.
7. Volgens eiseres zijn de invorderingsbeschikkingen niet gebaseerd op deugdelijke en controleerbare vaststellingen van de relevante feiten en omstandigheden en geeft verweerder een onredelijke uitleg aan de last. Zo zijn de gedragingen van bezoekers niet te wijten aan eiseres en heeft eiseres zich afdoende ingespannen om aan de last te voldoen. Zo heeft zij extra gastvrouwen en beveiligers ingeschakeld om bezoekers te plaatsen en de maatregelen te handhaven, zijn de statafels weggehaald om het gebruik van zitplaatsen te bevorderen, zijn er looproutes aangebracht, stond er op meerdere punten desinfecterende gel en heeft eiseres op 8 augustus 2020 uit eigen beweging om 22:00 uur de strandclub gesloten. Tot slot wijst eiseres erop dat niet gebleken is dat personen die geen afstand hielden niet tot eenzelfde huishouden behoorden, zodat de constateringen ondeugdelijk zijn. [2]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bevoegd was om de dwangsommen in te vorderen, omdat de last op zowel 7 als 8 augustus 2020 door eiseres is overtreden. Zoals volgt uit vaste rechtspraak mag verweerder in beginsel uitgaan van een rapportage of een proces-verbaal van een toezichthouder, tenzij tegenbewijs aanleiding geeft om van dit beginsel af te wijken. [3] Van tegenbewijs waaruit blijkt dat niet van de rapportages kan worden uitgegaan is niet gebleken. Zo blijkt uit de rapportages dat bezoekers op zowel 7 als 8 augustus 2022 geen 1,5 meter afstand hielden en konden houden, bezoekers geen vaste plaats waren toegewezen of zich niet hielden aan de toegewezen zitplaats en de looproutes kennelijk onvoldoende waren om afstand te houden. Daar komt bij dat in dit geval de rapportages worden ondersteund met beeldmateriaal. Dat de bezoekers tot één huishouden zouden behoren, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gelet op de verklaringen van de toezichthouders dat zij statafels aantroffen met tot wel tien personen, dat dit geen uitzondering was en het vaak meerdere stellen betrof. Dit maakt dat de invorderingsbeschikkingen gebaseerd zijn op deugdelijke en controleerbare vaststellingen van de relevante feiten en omstandigheden.
9. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het onvoldoende kunnen handhaven van de coronamaatregelen in de invloedssfeer ligt van de ondernemer van een eet- en drinkgelegenheid en de last en invorderingen daarom niet onredelijk zijn. Verweerder stelt niet ten onrechte dat het hebben van een DJ-stand midden op het terras niet past bij het betoog van eiseres dat zij er alles aan heeft gedaan om te zorgen dat bezoekers de coronamaatregelen naleefden. Daar komt bij dat bij eiseres binnen twee dagen twee overtredingen van de last zijn geconstateerd. Dat de locatie en het karakter van de strandclub handhaving lastig maakte, onder meer omdat er sprake is van aanloop vanuit gebieden die niet onder de verantwoordelijkheid van eiseres vallen, maakt dit niet anders. De geconstateerde overtredingen zien namelijk op handhaving van de orde op het terras van eiseres, waartoe een ondernemer in staat moet zijn. Voor zover eiseres stelt dat dit in de omstandigheden op 7 en 8 augustus 2020 niet goed mogelijk was, had eiseres er voor kunnen en moeten kiezen de horecagelegenheid eerder te sluiten of gesloten te houden.
10. Eiseres heeft geen omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de last en de invordering van de verbeurde dwangsommen eiseres onevenredig in haar belangen treft.

Wat is de conclusie?

11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de last onder dwangsom en invorderingsbeschikking rechtmatig zijn. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in de 9e Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Hollands Midden van 15 juli 2020.
2.Eiseres beroept zich daarbij op de uitspraak van de voorzieningenrechter van rechtbank Gelderland van 23 juli 2020 (ECLI:NL:RBGEL:2020:3701).
3.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 februari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:390) en 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2222, r.o. 4.1).