AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Weigering van ontheffing voor gebruik van boothelling in veiligheidszone
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn ontheffingsaanvraag voor het gebruik van een boothelling bij zijn woning beoordeeld. Eiser had op 12 februari 2021 een aanvraag ingediend, die door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland werd afgewezen. Dit besluit werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 24 juni 2021. Eiser voerde aan dat de afwijzing in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en dat verweerder te laat had beslist op zijn aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de ontheffing terecht was, omdat de boothelling zich in een veiligheidszone bevond, waar het gebruik van ligplaatsen aan strikte regels is gebonden. De rechtbank concludeerde dat de veiligheidszone, die is vastgesteld op basis van de lengte van een maatgevend schip, noodzakelijk was voor de veiligheid op de drukke vaarroute. Eiser's argumenten over ongelijke behandeling en het evenredigheidsbeginsel werden verworpen, omdat de situaties niet vergelijkbaar waren en de belangen van de veiligheid zwaarder wogen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen ontheffing krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.
Voetnoten
1.Zie de definitie van “veiligheidszone” in Bijlage 1 bij de Verordening van provinciale staten van Zuid-Holland van 20 februari 2019.
2.Artikel 3.23, eerste lid van de Verordening van provinciale staten van Zuid-Holland van 20 februari 2019.
3.Zie de definitie van “kort verblijf” in Bijlage 1 bij de Verordening van provinciale staten van Zuid-Holland van 20 februari 2019.
4.Artikel 3, aanhef en onder a, van het Besluit van Gedeputeerde Staten van 18 december 2012 tot vaststelling van de beleidsregel ontheffingen ligplaatsen provinciale vaarwegen van Zuid-Holland (Beleidsregel ontheffingen ligplaatsen).
5.Pagina 14 en 15 van het Ligplaatsenbeleid provinciale vaarwegen Zuid-Holland Ruimte voor de scheepvaart van 18 december 2012.
6.Volgens vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 april 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:868) en de uitspraak van 20 maart 2019 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2019:874). 7.Artikel 4:84 van de Algemene Wet Bestuursrecht.
8.Artikel 2.1, tweede lid van de Verordening van provinciale staten van Zuid-Holland van 20 februari 2019.
9.Bijlage 1 behorende bij het Ligplaatsenbeleid provinciale vaarwegen Zuid-Holland Ruimte voor de scheepvaart van 18 december 2012.
10.Artikel 1, aanhef en onder h, van het Besluit van Gedeputeerde Staten van 18 december 2012 tot vaststelling van de beleidsregel ontheffingen ligplaatsen provinciale vaarwegen van Zuid-Holland (Beleidsregel ontheffingen ligplaatsen).
11.Bijlage 2 behorende bij het Ligplaatsenbeleid provinciale vaarwegen Zuid-Holland Ruimte voor de scheepvaart van 18 december 2012.
12.Uitspraak van 2 februari 2022 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2022:285). 13.Afmetingenbesluit provinciale vaarwegen Zuid-Holland van 22 mei 2012.
14.Pagina 18 van Richtlijnen Vaarwegen 2020.
15.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2011 (ECLI:NL:RVS:2016:3130). 16.Pagina 15 van de bijlage “Ruimte voor de scheepvaart van 18 december 2012” bij het Ligplaatsenbeleid provinciale vaarwegen Zuid-Holland.
18.Pagina 14 van de bijlage “Ruimte voor de scheepvaart van 18 december 2012” bij het Ligplaatsenbeleid provinciale vaarwegen Zuid-Holland.
19.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285).