ECLI:NL:RBDHA:2022:7102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
NL21.11788
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsdocument aanvraag op basis van duurzame relatie met gemeenschapsonderdaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Marokkaanse, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van haar relatie met een Spaanse partner. De aanvraag werd op 14 april 2021 afgewezen, omdat niet was aangetoond dat eiseres en haar partner gedurende zes maanden samenwoonden en een gezamenlijke huishouding voerden. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 22 juni 2021 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 18 mei 2022 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de staatssecretaris een te strikte uitleg gaf aan het begrip 'duurzame relatie'. Eiseres voerde aan dat zij en haar partner sinds september 2020 een relatie hadden en sinds 8 januari 2021 op hetzelfde adres woonden. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiseres niet had aangetoond dat zij en haar partner gedurende de vereiste zes maanden samenwoonden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet in strijd met de hoorplicht had gehandeld en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiseres geen recht had op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Raad van State als zij het niet eens is met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11788

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een verblijfsdocument waaruit blijkt dat zij rechtmatig verblijf heeft als gemeenschapsonderdaan, afgewezen.
Bij besluit van 22 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 mei 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Referent is verschenen en de heer R. Dahman als tolk. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 2000 en in het bezit van de Marokkaanse nationaliteit. Zij heeft op 17 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt [1] voor verblijf bij haar Spaanse partner in Nederland.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat eiseres en haar partner gedurende zes maanden een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd en feitelijk hebben samengewoond. [2] Deze afwijzing heeft verweerder in bezwaar met het bestreden besluit gehandhaafd.
Waarom is eiseres het niet eens met verweerder?
3. Eiseres stelt dat verweerder een te restrictieve uitleg geeft aan het begrip ‘duurzame relatie’ met de eis dat er sprake moet zijn van een gezamenlijke huishouding en samenwoning gedurende zes maanden. [3] Eiseres benadrukt dat zij sinds september 2020 een relatie heeft met haar partner en zij sinds 8 januari 2021 op hetzelfde adres wonen. Daarbij merkt eiseres op dat verweerder het bestreden besluit opvallend snel heeft genomen om te voorkomen dat zij en referent aantoonbaar zes maanden samenwoonden. In beroep heeft zij een uittreksel van de BRP overgelegd waaruit blijkt dat zij en referent sinds 1 oktober 2021 samenwonen op het adres Melis Stokelaan 58. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht in bezwaar geschonden.
4. Ter zitting heeft eiseres een beroep gedaan op het Informatiebericht 2022/23
Duurzame relaties bij EU-aanvragenvan verweerder. Dit Informatiebericht loopt vooruit op wijzigingen in de Vreemdelingencirculaire 2000 waarmee meer maatwerk wordt beoogd wanneer er nog geen sprake is van zes maanden samenwonen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat de Verblijfsrichtlijn [4] niet in de weg staat aan het beleid [5] van verweerder dat een duurzame relatie tussen ongehuwde partners pas wordt aangenomen, indien de relatie ten minste zes maanden heeft geduurd en dat in beginsel mag worden verlangd dat gedurende deze termijn een gezamenlijke huishouding is gevoerd. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, wordt aangenomen dat de relatie van meet af aan duurzaam is. Met het enkel accepteren van een BRP-inschrijving gedurende zes maanden als bewijs van de gestelde duurzame relatie, gaf verweerder in het verleden een te beperkte uitleg aan het begrip ‘deugdelijk bewezen duurzame relatie’. [6]
6. Verweerder stelt terecht dat eiseres en haar partner op het moment van de aanvraag en ten tijde van het bestreden besluit niet hebben aangetoond dat zij gedurende zes maanden samenwoonden en een gemeenschappelijk huishouden hadden en daarmee niet aannemelijk is, dat zij een duurzame relatie hebben. Hoewel eiseres stelt dat zij met haar partner sinds september 2020 een duurzame relatie onderhoudt, blijkt uit de BRP dat zij pas sinds 8 januari 2021 op hetzelfde adres wonen. Verweerder heeft de overgelegde foto’s en whatsappberichten in redelijkheid onvoldoende kunnen vinden om alsnog een duurzame relatie aannemelijk te achten. Het door eiseres in beroep overgelegde uittreksel van de BRP, maakt het bestreden besluit niet onrechtmatig. Verweerder stelt dat eiseres en haar partner niet lang genoeg samenwoonden ten tijde van het bestreden besluit om te kunnen spreken van een duurzame relatie. Dat eiseres en haar partner nu nog samenwonen maakt dit niet anders.
7. Het Informatiebericht 2022/23 leidt niet tot een ander oordeel. Naast dat het Informatiebericht dateert van na het bestreden besluit, blijkt uit het Informatiebericht dat een duurzame relatie nog steeds in voldoende mate met een huwelijk of geregistreerd partnerschap gelijk moet zijn te stellen én dat het enkel aantonen dat men zes maanden (of langer) een relatie heeft en elkaar regelmatig ziet, onvoldoende is. [7]
8. Voor zover eiseres stelt dat het opvallend is dat verweerder zo snel heeft beslist op haar bezwaar, maakt dit het bestreden besluit niet onrechtmatig. Verweerder heeft binnen de wettelijke termijn een besluit genomen op het bezwaar van eiseres, waartoe verweerder is verplicht.
9. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres niet in bezwaar heeft hoeven horen. Verweerder mag van het horen in bezwaar slechts afzien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. [8] Het bezwaarschrift van eiseres gaf geen aanleiding om tot de conclusie te komen dat zij en haar partner ten minste zes maanden samenwoonden en een gemeenschappelijk huishouden voerden. Dit maakt dat aan de vereiste maatstaf werd voldaan om af te zien van het horen in bezwaar.
Wat is de conclusie?
10. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
11. Verweerder hoeft eiseres geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw 2000).
2.Zie artikel 8.7, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (het Vb 2000) en paragraaf B10/2.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (de Vc 2000).
3.Zij doet daarbij een beroep op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 september 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BS1678) en de uitspraken van deze rechtbank van 15 maart 2019 (zittingsplaats Haarlem, ECLI:NL:RBDHA:2019:3720) en 23 juni 2021 (zittingsplaats Amsterdam, AWB 20/7840).
4.Richtlijn 2004/38/EG, PB 2004 L 158.
5.Zie paragraaf B10/2.2. van de Vc 2000.
6.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 september 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BS1678, r.o. 2.4.2) en 15 september 2017, (ECLI:NL:RVS:2017:2501, r.o. 3.2).
7.Zie pagina 2 van Informatiebericht 2022/23.
8.Zie artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.