ECLI:NL:RBDHA:2022:6763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
09/767514-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 7 jaar gevangenisstraf voor deelname aan criminele organisatie, handel in harddrugs, voorbereidingshandelingen voor drugssmokkel en witwassen

Op 12 juli 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, handel in harddrugs, voorbereidingshandelingen voor drugssmokkel en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende de periode van 1 augustus 2019 tot en met 9 maart 2021 deel uitmaakte van een organisatie die zich bezighield met de invoer en handel in cocaïne en heroïne. De verdachte gebruikte versleutelde communicatie via EncroChat en SkyECC om inlichtingen uit te wisselen over de beschikbaarheid en prijs van drugs, en om transporten naar het buitenland te regelen. Tijdens het onderzoek zijn grote hoeveelheden harddrugs en contant geld aangetroffen, wat de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele activiteiten bevestigde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven jaar op, waarbij de ernst van de feiten en de ontwrichtende invloed van de georganiseerde drugshandel op de samenleving zwaar wogen. De rechtbank verwierp ook de verweren van de verdediging over de rechtmatigheid van de verkregen bewijsstukken en oordeelde dat de EncroChat- en SkyECC-gegevens rechtmatig waren verkregen. De verdachte werd schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk verkopen van harddrugs en het witwassen van een bedrag van € 428.000, waarvan de herkomst vermoedelijk uit criminele activiteiten voortkwam.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767514-20
Datum uitspraak: 12 juli 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] ,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 juni 2021, 14 juni 2021, 2 september 2021 (alle pro forma), 18 november 2021, 6 december 2021, 31 maart 2022 (alle regie) en 13, 14, 17, 20, 21, 23 en 27 juni 2022 (inhoudelijke behandeling) en 28 juni 2022 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. B. de Jonge en mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M. van Stratum naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(Criminele organisatie)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of met meerdere andere (onbekend gebleven) personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van één of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 lid 3 en/of lid 4 en/of lid 5 van de Opiumwet en/of art. 10a van de Opiumwet;
2.
(Verkoop)
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of versterkt en/of vervoerd, een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(Voorbereidingshandelingen)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
zich en/of één of meer anderen meermalen, althans eenmaal gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, immers heeft hij/hebben zij
- ( met gebruiker(s) van account(s) [accountnaam 5] en/of [accountnaam 15] en/of [accountnaam 16] en/of [accountnaam 17] en/of [accountnaam 18] en/of [accountnaam 3] ) inlichtingen uitgewisseld over de prijs en/of beschikbaarheid en/of samenstelling van heroïne en/of cocaïne, en/of
- ( met gebruiker(s) van account(s) [accountnaam 7] en/of [accountnaam 19] ) inlichtingen uitgewisseld over de prijs en/of beschikbaarheid van amfetamine olie), en/of
- ( met gebruiker(s) van account(s) [accountnaam 18] en/of [gebruikersnaam 4] en/of [gebruikersnaam 5] inlichtingen uitgewisseld over de prijs en/of beschikbaarheid van heroïne en/of cocaïne)
en/of
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft/hebben gehad waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit (en),
-te weten een of meer PGP telefoon(s);
3.
(Voorbereidingshandelingen smokkel)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
zich en/of één of meer anderen meermalen, althans eenmaal, gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, immers heeft hij/hebben zij
- ( met de gebruiker(s) van het account [accountnaam 5] en/of [accountnaam 9] en/of [accountnaam 10] ) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid van transport naar het buitenland (te weten Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Zweden en/of Spanje)
- met de gebruiker(s) van het account [accountnaam 9] ) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid van transport naar het buitenland (te weten Zweden en/of Denemarken)
- met de gebruiker(s) van het account [accountnaam 10] ) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid van transport naar het buitenland (te weten Frankrijk)
- met de gebruiker(s) van het account [accountnaam 18] ) inlichtingen uitgewisseld over beschikbaarheid van transport vanuit en/of naar het buitenland (te weten Frankrijk);
4.
(Witwassen ivm chats volgens AMB.147)
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, 3.033.750 ( [gebruikersnaam 4] en/of [gebruikersnaam 8] ), althans meerdere grote geldbedragen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf.

3.De geldigheid van de dagvaarding

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig verklaard dient te worden omdat deze voor wat betreft het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde onvoldoende feitelijk is.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in soortgelijke zaken gebruikelijk is een periode van handel te verwijten, zonder dat concrete overdrachten in een tenlastelegging geconcretiseerd worden. De tenlastelegging dient in samenhang met het dossier gelezen te worden. Het verwijt in onderhavige zaak is duidelijk en de dagvaarding dient geldig verklaard te worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging een zodanige opgave van het feit dient te zijn, dat – in combinatie met het onderliggende dossier – voldoende duidelijk is waartegen de verdachte zich moet verdedigen.
Onder feit 2 op de tenlastelegging wordt de verdachte primair verweten dat hij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 9 maart 2021 in Den Haag en/of elders in Nederland meermalen opzettelijk cocaïne en/of heroïne heeft verkochte, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd. In de tekst van de tenlastelegging wordt weliswaar niet gespecificeerd om welk gewicht, gedraging of datum het telkens gaat, maar dat betekent nog niet dat het verwijt onvoldoende concreet is. Het dossier bevat twee processen-verbaal van identificatie waarin een account van een versleutelde berichtenservice aan de verdachte wordt toegeschreven en een proces-verbaal waarin een selectie van de chatberichten van dit account wordt weergegeven, inclusief de datum waarop deze berichten zijn verstuurd. Deze processen-verbaal maakten al bij de voorgeleiding bij de rechter-commissaris deel uit van het dossier, zodat het voor de verdachte van meet af aan duidelijk moet zijn geweest waartegen hij zich had te verweren. Daarmee voldoet de dagvaarding aan de eisen die daaraan worden gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De dagvaarding is dus geldig.

4.Rechtmatigheid EncroChat-/SkyECC-gegevens

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gezamenlijk met de raadslieden van de overige verdachten in het onderzoek [Onderzoek 7] , verweer gevoerd ten aanzien van de rechtmatigheid van het verkrijgen en gebruik van EncroChat- en SkyECC-gegevens. Dit verweer is gevoerd ter zitting en vervat in de pleitnotities van 13 en 20 juni 2022 en in de brief van mr. De Leon van 18 oktober 2021, die als bijlage bij de laatste pleitnotitie is gevoegd.
Volgens de verdediging is – kort samengevat – het verkrijgen en gebruik van EncroChat- en SkyECC-gegevens strijdig met het EVRM, het Handvest, het Unierecht en/of het nationale recht en daarmee onrechtmatig. Deze onrechtmatigheid dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, dan wel bewijsuitsluiting van de verkregen gegevens, dan wel strafvermindering. Op specifieke standpunten van de verdediging zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de verwerving van de gegevens rechtmatig heeft plaatsgevonden en dat de berichten voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Er is dus geen sprake van een vormverzuim waarop enige consequentie dient te volgen zodat de verweren verworpen dienen te worden, aldus de officier van justitie. Daarbij heeft de officier van justitie onder meer verwezen naar overwegingen uit recente uitspraken van deze rechtbank (Rechtbank Den Haag 12 mei 2022 (onderzoek
[Onderzoek 9]), ECLI:NL:RBDHA:2022:4504 en 13 mei 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:4585). Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De verdenking tegen de verdachte en de andere verdachten in het onderzoek [Onderzoek 7] is in belangrijke mate gebaseerd op het vermoeden dat zij gebruik hebben gemaakt van de diensten aangeboden door de bedrijven EncroChat en/of SkyECC, die hen in staat stelden versleutelde berichten te versturen en te ontvangen.
Het is niet zo dat elk van de verdachten in het onderzoek [Onderzoek 7] wordt verdacht gebruik te hebben gemaakt van beide diensten: van sommige verdachten is enkel het gebruik van de diensten van SkyECC vermoed, niet die van EncroChat. Omdat alle verdachten echter ook deelneming aan een criminele organisatie is verweten (feit 1) en de verdenking is dat meerdere deelnemers aan die organisatie niet alleen gebruik maakten van de diensten van SkyECC, maar ook van die van EncroChat, zal de rechtbank bij de bespreking van het verweer zich uitlaten over de rechtmatigheid van de verkrijging en het gebruik van de gegevens van zowel EncroChat als SkyECC, ook in die gevallen waarin de verdachte zelf vermoed wordt zich alleen van SkyECC te bedienen.
De verdenking tegen de verdachte ziet op het gebruik van EncroChat en SkyECC.
Ter beoordeling van het verweer is het nuttig eerst het verloop van het onderzoek naar de bedrijven EncroChat en SkyECC te schetsen. Daarna zal de rechtbank inhoudelijk ingaan op de gevoerde verweren.
Feitelijke gang van zaken onderzoek [Onderzoek 8]
Vanaf 2017 vond er in onder meer Frankrijk en Nederland vrijwel gelijktijdig onderzoek plaats naar EncroChat. De verdenkingen waren dat EncroChat en de daaraan gelieerde personen zich schuldig maakten aan witwassen, deelname aan een criminele organisatie en aan medeplichtigheid aan strafbare feiten die door de gebruikers van de diensten van EncroChat werden gepleegd.
In het Franse onderzoek heeft een Franse rechter, op aanvraag van het Franse Openbaar Ministerie, op 30 januari 2020 toestemming gegeven voor het gebruik van een interceptiemiddel op een server van EncroChat in Roubaix, Frankrijk. Dit middel is op 1 april 2020 ingezet. Door de inzet ervan kon in de periode van 1 april 2020 tot en met 26 juni 2020 (live) informatie van de EncroChat-telefoons worden verzameld.
Op 10 februari 2020 is het Nederlandse onderzoek genaamd
[Onderzoek 1]gestart, een vervolg op een eerder onderzoek genaamd
[Onderzoek 2], gericht op het bedrijf EncroChat, de daaraan gelieerde personen en de onbekende gebruikers ervan.
Voorafgaand aan de inzet van het interceptiemiddel in Frankrijk heeft het Nederlandse Openbaar Ministerie op 13 maart 2020 bij de rechter-commissaris in Rotterdam een vordering ingediend om een machtiging op grond van artikelen 126uba en 126t Sv te verkrijgen. De rechter-commissaris heeft de gevorderde machtigingen verleend op 27 maart 2020.
Op 10 april 2020, voortbouwend op overleg tussen verschillende landen om de gerezen verdenkingen verder gezamenlijk te onderzoeken, is een Joint Investigation Team (JIT) overeenkomst getekend. De Franse autoriteiten hebben – zoals reeds daarvoor was afgesproken – de door hen verzamelde gegevens, op basis van Franse strafvorderlijke bepalingen, gedeeld met de overige JIT-partners, waaronder met Nederland, ten behoeve van het onderzoek
[Onderzoek 1]. Andersom is informatie die door de Nederlandse autoriteiten is verzameld ook met Frankrijk gedeeld.
Nadien heeft de officier van justitie van het onderzoek
[Onderzoek 1]ex artikel 126dd Sv toestemming gegeven om de EncroChat-gegevens te verstrekken aan onderhavig onderzoek [Onderzoek 7] .
Feitelijke gang van zaken onderzoek [Onderzoek 3]
Vanaf 2018 vond in Frankrijk, België en Nederland onderzoek plaats naar SkyECC . Informatie verkregen door de Franse autoriteiten via een zogenaamde IP-tap is in juli 2019 op basis van het Cybercrime-verdrag met de Nederlandse autoriteiten gedeeld.
Na gezamenlijk overleg is op 13 december 2019 een JIT opgericht om de verdenkingen tegen SkyECC nader te onderzoeken. De verdenkingen waren vergelijkbaar met die jegens EncroChat.
Op 11 december 2020 is het Nederlandse onderzoek genaamd
[Onderzoek 4]gestart, gericht op de onbekende gebruikers van de diensten van SkyECC. Dit onderzoek was een voortzetting van eerder onderzoek onder de naam
[Onderzoek 5], aangevuld met informatie uit onderzoek
[Onderzoek 6].
Het Nederlandse Openbaar Ministerie heeft bij de rechter-commissaris in Rotterdam een vordering ingediend om een machtiging op grond van artikelen 126t Sv en (later) 126uba Sv te verkrijgen. De rechter-commissaris heeft de gevorderde machtigingen verleend op 15 december 2020 respectievelijk 7 februari 2021.
Op 17 december 2020 heeft een Franse rechter in het Franse onderzoek naar SkyECC, op aanvraag van het Franse Openbaar Ministerie, toestemming gegeven voor het gebruik van een interceptiemiddel op een server van SkyECC in Frankrijk. Door de inzet van dit middel hebben de Franse autoriteiten een aantal gegevens verkregen. Die gegevens zijn gedeeld met de overige JIT-partners, waaronder met Nederland. Andersom is informatie die door de Nederlandse autoriteiten is verzameld ook – binnen het kader van het JIT – met Frankrijk gedeeld, zoals er ook technische kennis en expertise is gedeeld met betrekking tot de interceptie.
Nadien heeft de officier van justitie van het onderzoek
[Onderzoek 4]ex artikel 126dd Sv toestemming gegeven om de SkyECC-gegevens te verstrekken aan onderhavig onderzoek [Onderzoek 7] .
Vertrouwensbeginsel
Voor zover de verweren zien op de rechtmatigheid van de verkrijging van de EncroChat- en SkyECC-gegevens in Frankrijk, stuiten die naar het oordeel van de rechtbank af op het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Zoals hiervoor weergegeven is het gebruikte interceptiemiddel, waarmee uiteindelijk de EncroChat-gegevens zijn verkregen, getoetst en goed bevonden door een Franse rechter, beslissend op daartoe strekkende verzoeken van het Franse Openbaar Ministerie. Deze feiten brengen de rechtbank tot de conclusie dat er sprake is van strafrechtelijke onderzoeken die onder verantwoordelijkheid van de Franse (rechterlijke) autoriteiten hebben plaatsgevonden.
Het staat niet ten toets van de Nederlandse strafrechter of in het recht van het desbetreffende land – in casu Frankrijk – al dan niet een toereikende wettelijke grondslag bestond voor de door de buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoekshandelingen (Hoge Raad 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010: BL5629). Het is niet de taak van de Nederlandse strafrechter om te controleren of de wijze waarop het Franse onderzoek is uitgevoerd strookt met de daarvoor in Frankrijk geldende rechtsregels, en evenmin om te controleren of de Franse rechter de gegeven machtiging heeft kunnen verlenen.
Het betoog van de verdediging dat het vertrouwensbeginsel niet aan de orde is omdat – kort gezegd – de betrokkenheid van de Nederlandse autoriteiten bij het verkrijgen van de EncroChat- en SkyECC-gegevens van verregaande invloed is geweest en groter dan het Openbaar Ministerie heeft doen voorkomen, wordt niet gevolgd.
In het dossier bevinden zich processen-verbaal waarin uiteen is gezet hoe de communicatiediensten van EncroChat en SkyECC werkten, hoe de EncroChat- en SkyECC-gegevens door de Franse opsporingsdiensten zijn verkregen en zijn gedeeld, en hoe die gegevens uiteindelijk terecht zijn gekomen in het onderhavige onderzoek [Onderzoek 7] . Ten aanzien van de SkyECC-gegevens is daarnaast een brief van 2 juni 2022 van het Landelijk Parket, met bijlagen aan het dossier toegevoegd, met daarin een beschrijving van het verloop van de Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken en de internationale samenwerking met Frankrijk en België. Uit deze stukken blijkt niet van feiten of omstandigheden die de rechtbank tot het oordeel leiden dat het onderzoek naar EncroChat en SkyECC niet onder Franse verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden, ook niet nadat internationale samenwerking leidde tot de formatie van een JIT. Dat blijkt ook niet uit hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. Een Nederlandse inbreng maakt niet dat de inzet van interceptiemiddelen die (deels) gebruik maken van die Nederlandse inbreng ook onder verantwoordelijkheid van Nederland heeft plaatsgevonden: het is nog steeds de Franse rechter die, op aanvraag van het Franse Openbaar Ministerie, de rechtmatigheid van de inzet van de interceptiemiddelen heeft getoetst en goed bevonden. Dat betekent dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel onverkort van toepassing is.
Dat het Openbaar Ministerie, zoals de verdediging heeft gesteld, de rechtbank moedwillig onjuist, onvolledig en in strijd met de waarheid heeft geïnformeerd over de mate van betrokkenheid van de Nederlandse opsporingsautoriteiten, is een stelling die de rechtbank niet volgt, nu daar geen concrete aanknopingspunten voor zijn. Reden om het Openbaar Ministerie op die grond niet-ontvankelijk te verklaren is er dus niet.
Equality of arms en artikel 6 EVRM
Ook slaagt het verweer niet dat het beginsel van
equality of arms, dat voortvloeit uit het in artikel 6 EVRM neergelegde recht op een eerlijk proces, zich verzet tegen strikte toepassing van het vertrouwensbeginsel. Het beginsel van
equality of armsnoopt niet tot verstrekking van stukken die zien op de verkrijging van de EncroChat- en SkyECC-gegevens in Frankrijk en de daarop volgende overdracht van die gegevens door de Franse autoriteiten aan Nederland: een andere uitleg zou het interstatelijk vertrouwensbeginsel van elke betekenis ontdoen. Het gaat er bij dit beginsel om of het gebruik van die gegevens in de onderhavige strafzaak door de verdediging toetsbaar is. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoeksdossier Eems daartoe alle noodzakelijke stukken bevat.
Artikel 8 EVRM
De stelling van de verdediging dat het vertrouwensbeginsel moet wijken omdat het in artikel 8 EVRM neergelegde recht op privacy is geschonden, nu er gegevens zijn onderschept van Nederlandse gebruikers, op Nederlands grondgebied, faalt. Weliswaar zijn er gegevens onderschept van telefoons die zich in Nederland bevonden, maar dat is gebeurd door het plaatsen van een ‘tool’ op die telefoons via een server die zich in Frankrijk bevond, waarna de informatie van die telefoons, via die server, naar de Franse autoriteiten werd gezonden. De gegevens zijn dus in het kader van een Frans opsporingsverzoek verkregen door – na machtiging van een Franse rechter – het plaatsen van een interceptiemiddel op een server in Frankrijk. In zoverre stuit dit verweer af op het interstatelijke vertrouwensbeginsel.
Voor zover het verweer dat artikel 8 EVRM is geschonden betrekking heeft, niet op de verkrijging en de overdracht van de gegevens in en door Frankrijk, maar op het gebruik ervan in de onderhavige strafzaak, overweegt de rechtbank als volgt. Zoals blijkt uit de overwegingen van de rechter-commissaris in de machtigingen van 27 maart 2020 respectievelijk 15 december 2020 en 7 februari 2021 is uit het onderzoek naar EncroChat en SkyECC naar voren gekomen dat een groot deel van de gebruikers deze diensten met name gebruikte voor het voorbereiden en plegen van ernstige, de rechtsorde verstorende vormen van (georganiseerde) criminaliteit, en dat de gevoerde – versleutelde – communicatie veelal betrekking had op strafbare feiten en niet of nauwelijks op het privéleven van de gebruikers. Dat betekent – en dat is ook de toets geweest die is voorafgegaan aan de afgifte van die machtigingen door de rechter-commissaris – dat de inbreuk op de privacy als relatief gering moet worden gezien. Er is daarom geen sprake van een onrechtmatige inmenging van het openbaar gezag op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Het verweer faalt dan ook.
Artikelen 7, 8 en 11 Handvest
Wat betreft de stelling dat het bewaren en gebruiken van de EncroChat- en SkyECC-gegevens strijdig is met de artikelen 7, 8 en 11 van het Handvest overweegt de rechtbank dat er geen sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op de uitoefening van de in die artikelen genoemde rechten en vrijheden, aangezien de beperkingen voldoen aan de voorwaarden die zijn genoemd in artikel 52 van het Handvest, waarin de reikwijdte van deze rechten nader is bepaald. De rechtbank verwijst daarbij naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de gestelde inbreuk op artikel 8 EVRM, dat
mutatis mutandisop de door de verdediging aangehaalde artikelen uit het Handvest van toepassing is.
Unierecht
Verder is, anders dan de verdediging heeft betoogd, het bewaren en gebruiken van de EncroChat- en SkyECC-gegevens niet strijdig met het bepaalde in Richtlijn 2002/58/EG betreffende privacy en elektronische communicatie. Richtlijn is alleen van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in verband met de levering van openbare elektronische-communicatiediensten over openbare communicatienetwerken in de Gemeenschap, met inbegrip van openbare communicatienetwerken die systemen voor gegevensverzameling en identificatie ondersteunen, zo volgt uit artikel 3 van de Richtlijn. Uit het dossier is naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet gebleken dat in deze zaak bij het gebruikmaken van de toestellen van EncroChat en SkyECC en het vastleggen van gegevens op servers in Frankrijk sprake was van zodanige verwerking van persoonsgegevens. Sterker: het was juist het niet-verwerken dat de diensten van deze bedrijven zo kenmerkend maakte.
Evenmin is het gebruik van de EncroChat- en SkyECC-gegevens strijdig met het bepaalde in Richtlijn 2016/680 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen. Deze Richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de daaronder vallende besluiten. Het is niet aannemelijk geworden dat de implementatie van deze richtlijn onjuist of onvolledig is, noch dat het verwerken van de EncroChat- en SkyECC-gegevens in strijd is met de in Nederland geïmplementeerde wetgeving.
Conclusie
Samengevat komt de rechtbank tot het oordeel dat het gevoerde verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, bewijsuitsluiting en/of strafvermindering, in al zijn onderdelen faalt. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van vormverzuimen en dat de EncroChat- en SkyECC-gegevens kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Gelet op deze conclusie behoeft de stelling van de verdediging dat het onderzoek
[Onderzoek 1]heeft te gelden als voorbereidend onderzoek op onderzoek [Onderzoek 7] , dan wel dat vormverzuimen uit onderzoek
[Onderzoek 1]van bepalende invloed zijn geweest op het verloop van het onderhavige onderzoek, geen bespreking.
De rechtbank wijst ten slotte de voorwaardelijke verzoeken af om de reeds eerder ingediende en weer herhaalde onderzoekswensen, zoals die zijn geformuleerd ter zitting en neergelegd in de pleitnotitie van 13 juni 2022, toe te wijzen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het inwilligen van deze onderzoekswensen niet noodzakelijk.

5.De bewijsbeslissing

5.1
Inleiding
De zaak tegen de verdachte maakt deel uit van onderzoek [Onderzoek 7] . In dit onderzoek is tegen de nu zeven vervolgde personen de verdenking gerezen dat zij zich – onder meer – hebben bezig gehouden met (internationale) handel in harddrugs en dat zij daarbij een criminele organisatie hebben gevormd. Vijf van deze zeven personen zijn broers van elkaar, die allen de achternaam [naam 1] dragen en daarom hierna met de voornaam zullen worden genoemd.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover van belang –nader worden ingegaan.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – overeenkomstig zijn pleitnota – primair integrale vrijspraak bepleit omdat de EncroChat account ‘ [accountnaam 1] ’ en de SkyECC account ‘ [gebruikersnaam 1] ’ niet aan de verdachte zijn toe te schrijven. Subsidiair heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit in verband met het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Op specifieke standpunten van de raadsman zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
5.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De verdenking jegens de verdachte berust in belangrijke mate op chatberichten die aan hem worden toegeschreven. Daarom zal de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of de verdachte inderdaad de gebruiker was van de aan hem toegeschreven accounts. Vervolgens zullen de onder 2 tot en met 4 ten laste gelegde feiten worden besproken. Tot slot wordt een oordeel gegeven over de onder 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.
5.4.1
Identificatie
De verdachte wordt onder meer verweten dat hij met anderen communiceerde via EncroChat met de gebruikersnaam
[accountnaam 1]en via SkyECC met de gebruikersnaam
[gebruikersnaam 1].
Bewijsmiddelen
Het procesdossier bevat ten aanzien van
[accountnaam 1]het volgende.
  • Uit onderzoek is data verkregen van de telefoon met het IMEI-nummer [nummer 1] en de gebruikersnaam [accountnaam 1] @encrochat.com (hierna: [accountnaam 1] ).
  • Uit onderzoek is gebleken dat de contacten van [accountnaam 1] hem onder diverse namen hadden opgeslagen:
[accountnaam 1] opgeslagen als:
Opgeslagen door:
[verdachte]
[accountnaam 2]
[verdachte]
[accountnaam 3]
[verdachte]
[accountnaam 4]
[verdachte]
[accountnaam 5]
[verdachte]
[accountnaam 6]
[verdachte]
[accountnaam 7]
  • [verdachte] is een mogelijke afkorting van [verdachte] . Op een foto van de verdachte van 2018 uit het politiesysteem is te zien dat hij een fors postuur heeft, wat zou kunnen verklaren dat hij wordt opgeslagen als ‘ [verdachte] ’.
  • Op 6 juni 2020 werd door [accountnaam 1] een foto verzonden naar [accountnaam 8] waarop een deel van het interieur van een auto te zien is. Uit gegevens blijkt dat de verdachte op 3 mei 2020, 11 juni 2020 en 17 juni 2020 in een auto van het merk Peugeot, type 206 met bouwjaar 2001 – een auto die op naam van zijn partner stond – reed. Uit een vergelijking van een afbeelding van het dashboard van een Peugeot 206 uit 2001 en de foto die door [accountnaam 1] op 6 juni 2020 werd verzonden, blijkt dat de vorm van het middenconsole, de ventilatieroosters en de plaatsing en vorm van de alarmknop overeenkomen.
  • Op 7 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 4] :
07-04-2020 17:08
[accountnaam 1]
Tante van me vader is overleden en ze word donderdag begraven in almere kan ik je auto voor een paar uurtjes lenen
Uit onderzoek is gebleken dat op de website www.facebook.com op 7 april 2020 een bericht is geplaatst waarin wordt geschreven dat [naam 2] is overleden en zal worden begraven op een Islamitische begraafplaats in Almere. Vermoedelijk wordt hiermee dus de tante van de vader van [accountnaam 1] uit het bovenstaande gesprek bedoeld.
- Uit de historische gegevens van het IMEI-nummer [nummer 1] is gebleken dat dit nummer in gebruik was van 31 maart 2020 tot en met 12 juni 2020. Uit deze gegevens blijkt dat de telefoon in deze periode in de nachtelijke uren in totaal 98 keer gebruik maakte van een basisstation dat de woning aan de [adres 1] binnen zijn bereik heeft. [adres 1] is het BRP-adres van de verdachte. [2]
Uit het procesdossier komt ten aanzien van
[gebruikersnaam 1]het volgende naar voren.
- Uit metadata is gebleken dat het IMSI-nummer [nummer 2] in de telefoon met IMEI-nummer [nummer 3] zat, en gebruik maakte van het Sky-ID [gebruikersnaam 1] . [3]
  • Op 27 januari 2021 werd met behulp van een technisch hulpmiddel (IMSI-scan) vastgesteld dat een telefoon – gebruikmakend van een SIM-kaart met IMSI-nummer [nummer 2] – aanwezig was in de woning aan de [adres 1] .
  • Uit metadata is gebleken dat het IMSI-nummer [nummer 2] gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd voornamelijk gebruik maakt van zendmasten in de nabije omgeving van de woning aan de [adres 1] .
- Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Uit een telefoontap in januari 2021 op de telefoon van de vrouw van de verdachte, komt naar voren dat de verdachte gebruik maakt van voornoemd 06-nummer. [5]
- Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Op 29 mei 2020 heeft de verdachte voornoemd telefoonnummer bij een melding opgegeven bij de politie. Uit een analyse van de historische telefoongegevens bleek dit telefoonnummer in gebruik te zijn van 24 mei 2020 tot en met 17 november 2020. Uit deze gegevens blijkt dat de telefoon in deze periode in de nachtelijke uren in totaal 137 keer gebruik maakte van een basisstation dat de woning aan de [adres 1] binnen zijn bereik heeft. Uit de opgevraagde gegevens blijkt tevens dat het nummer regelmatig contact heeft met het telefoonnummer van onder meer de vrouw en de vader van de verdachte. [6]
- Uit een analyse van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en de telefoon met het IMSI-nummer [nummer 2] is gebleken dat deze alle drie vanaf 5 augustus 2021 dezelfde reisbewegingen maakten. [7]
- In de dataset van [gebruikersnaam 1] komen de volgende berichten naar voren:
Gesprek
Verzender
10-08-2020 16:58
[gebruikersnaam 2] , [gebruikersnaam 1]
[gebruikersnaam 1]
Bro ik ben die [verdachte] ik ben vakantie Spanje
12-08-2020 11:43
[gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 3]
[gebruikersnaam 1]
Ben al terug gisteravond [8]
Uit de opgevraagde reisgegevens is gebleken dat de verdachte op 7 augustus 2020 van Rotterdam naar Alicante is gevlogen en op 11 augustus 2020 van Alicante naar Rotterdam. [9]
Oordeel van de rechtbank
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang gezien, is de rechtbank van oordeel dat is bewezen dat [verdachte] de gebruiker was van EncroChat-account
[accountnaam 1]en van SkyECC-account
[gebruikersnaam 1]. De omstandigheden die in het proces-verbaal van identificatie zijn genoemd, worden bevestigd door de berichten uit de dataset (waarin de gebruiker van [gebruikersnaam 1] zich ‘ [verdachte] ’ noemt en op vakantie in Spanje is) en de vluchtgegevens van de verdachte (waaruit blijkt dat hij precies op dat moment vier dagen in Spanje was). Nu de verdachte is geïdentificeerd als de gebruiker van het EncroChat-account
[accountnaam 1]en van het SkyECC-account
[gebruikersnaam 1] ,zal de rechtbank daar bij de verdere bespreking en beoordeling van de ten laste gelegde feiten dan ook van uitgaan.
5.4.2
Feit 2 – handel in harddrugs
Onder dit feit wordt de verdachte verweten dat hij heroïne/cocaïne heeft verkocht dan wel voorbereidingshandelingen daarvoor heeft gepleegd door inlichtingen uit te wisselen en onder meer voorwerpen, stoffen en gelden en een PGP-telefoon voorhanden te hebben.
Bewijsmiddelen
Gesprek [accountnaam 1] en [accountnaam 5]
02-04-2020 16:48
[accountnaam 1]
Had je die turkse 10 nog
02-04-2020 16:50
[accountnaam 5]
Ik heb daar 7 kilo mog maar kaan andere by pakken nog 3 kilo
02-04-2020 16:50
[accountnaam 1]
Wat is je prijs bro
02-04-2020 16:50
[accountnaam 5]
8.5
Met ‘Turkse’ wordt vermoedelijk Turkse heroïne bedoeld. [10]
Gesprek [accountnaam 1] en [accountnaam 3]
31-05-2020 00:35
[accountnaam 1]
Slm bro ik heb morgen denk ik boli hoeveel had jr ongeveer nodig
31-05-2020 15:25
[accountnaam 3]
Prijs
31-05-2020 17:17
[accountnaam 1]
27
31-05-2020 17:26
[accountnaam 1]
Is boli
31-05-2020 17:26
[accountnaam 1]
Wholla topper goeie geur alles
31-05-2020 17:27
[accountnaam 1]
Ga nu eentje geven aan mensen
31-05-2020 18:02
[accountnaam 1]
Ze vliegen weg [11]
Gesprek [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 4]
Op 1 maart 2021 stuurt [gebruikersnaam 4] foto’s van vermoedelijk heroïne naar [gebruikersnaam 1] .
01-03-2021 22:05
[gebruikersnaam 4]
Jij mag ze verkopen voor 13
01-03-2021 22:05
[gebruikersnaam 4]
250 per st is je winst [12]
Gesprek [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 5]
Op 3 februari 2021 stuurt [gebruikersnaam 5] (vermoedelijk [medeverdachte 5] [13] ) foto’s van vermoedelijk blokken cocaïne naar [gebruikersnaam 1] .
2021-02-17 22:56:19
[gebruikersnaam 5]
Is goed bro voor hoeveel krijg jij ze dan á homo?
2021-02-17 23:21:18
[gebruikersnaam 5]
Luisteren dan gaan we morgen zeggen 26,5
2021-02-17 23:21:18
[gebruikersnaam 5]
Dan kunnen we kwartje pakken toch [14]
Gesprek [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 7]
Gesprek
Verzender
21-11-2020 02:09
[gebruikersnaam 7] , [gebruikersnaam 1]
[gebruikersnaam 1]
Morgen korrels bro
21-11-2020 02:09
[gebruikersnaam 7] , [gebruikersnaam 1]
[gebruikersnaam 1]
Donkere
21-11-2020 02:09
[gebruikersnaam 7] , [gebruikersnaam 1]
[gebruikersnaam 1]
13.5
21-11-2020 02:10
[gebruikersnaam 7] , [gebruikersnaam 1]
[gebruikersnaam 7]
Als echte korrels zijn wil ik wel zien
21-11-2020 13:55
[gebruikersnaam 7] , [gebruikersnaam 1]
[gebruikersnaam 1]
Die twee geleden zat niet eens korrels in
21-11-2020 13:56
[gebruikersnaam 7] , [gebruikersnaam 1]
[gebruikersnaam 7]
Oke veel plezier met verkopen
21-11-2020 13:57
[gebruikersnaam 7] , [gebruikersnaam 1]
[gebruikersnaam 1]
Is al verkocht maat [15]
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat de volgende in de chats gebruikte termen de volgende betekenis hebben:
  • ‘Bruin’ is heroïne;
  • ‘Stuks’ zijn kilo’s, ook wel blokken te zien op sommige foto’s in het dossier;
  • ‘Colo’ is Colombiaanse cocaïne;
  • ‘Boli’ is Boliviaanse cocaïne;
  • Met ‘28’ en ‘28,5’ wordt bedoeld de prijs van cocaïne;
  • Een ‘kwartje’ is € 250,- per blok;
  • ‘Pap’ is papier en ‘papier’ is geld.
Op 9 maart 2021 is een auto van het merk BMW (hierna: de BMW), vermoedelijk toebehorende aan [medeverdachte 1] , aangetroffen. [17] In deze BMW is in totaal 110 kilogram cocaïne en 64,5 kilogram heroïne aangetroffen. [18] Op een hengsel van een boodschappentas uit de BMW waarin heroïne is aangetroffen, is het DNA van de verdachte aangetroffen. [19]
De in de auto aangetroffen blokken met de opdruk ‘ICON’ komen ook voor in de chatberichten. Op 8 maart 2021 stuurt [gebruikersnaam 5] een foto van een blok met de opdruk ‘ICON’ naar [gebruikersnaam 1] . [20]
Op 4 en 6 januari 2021 wordt gezien dat de verdachte het portiek dat toegang geeft tot de woning aan de [adres 2] , binnen gaat. [21]
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 4] voor het bewijs kan worden gebruikt. Geen rechtsregel verzet zich ertegen dat deze verklaring, die door hem is afgelegd in zijn eigen zaak, is gevoegd in het dossier van de verdachte (vgl. HR 6 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0641). Bovendien heeft de verdediging het ondervragingsrecht kunnen uitoefenen door [medeverdachte 4] daarna als getuige te horen in de zaak van de verdachte. De rechtbank heeft ook geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaring, nu [medeverdachte 4] bij het getuigenverhoor heeft verklaard dat hij blijft bij de door hem als verdachte afgelegde verklaring.
Uit de chatberichten in combinatie met de door [medeverdachte 4] afgelegde verklaring over de betekenis van enkele woorden die in chats gebruikt worden, blijkt dat de verdachte berichten heeft gestuurd over transacties die betrekking hadden op heroïne en cocaïne en dat hij foto’s stuurde van geld en van harddrugs. Daarbij had hij contact met verschillende van de overige verdachten in het onderzoek [Onderzoek 7] . Niet alle berichten zien op de verkoop van drugs, want een deel van de berichten gaat over de inkoop en over het inwinnen of verstrekken van informatie over prijs, hoeveelheid en kwaliteit van de drugs. Dat daadwerkelijk sprake was van verkopen blijkt echter uit de berichten van 21 november 2020 waarin [gebruikersnaam 7] zegt ‘veel plezier met verkopen’ en de verdachte antwoordt ‘is al verkocht maat’. Verder is zijn DNA aangetroffen op een tas met blokken heroïne in de BMW van [medeverdachte 1] . Hoewel de tas een verplaatsbaar voorwerp is, is de tas aangetroffen in de auto van een van de verdachten, met wie de verdachte contact had via zijn PGP-telefoon. Mede gelet op de inhoud van de chatberichten gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte bij die drugs betrokken is geweest. Bovendien zijn in de BMW van [medeverdachte 1] blokken cocaïne aangetroffen met de opdrukken ICON en Mercedes, terwijl deze opdrukken ook terugkomen in de chatberichten van de verdachte. Tot slot blijkt dat de verdachte op verschillende momenten is gezien bij de woning [adres 2] , die door de verdachten in dit onderzoek werd gebruikt als ontmoetingsplaats en waar geld en drugs moest worden heengebracht.
Gelet op dit alles gaat de rechtbank ervan uit dat de gevoerde gesprekken daadwerkelijk hebben geleid tot de verkoop van harddrugs en verwerpt zij het verweer van de verdediging dat de gesprekken tot niets hebben geleid. Omdat de berichten die zien op inkoop van en het uitwisselen van informatie over drugs ook samenhangen met de verkoop ervan, heeft de rechtbank bij het bepalen van de pleegperiode álle chatberichten van de verdachte (en niet alleen de berichten die zien op verkoop) in aanmerking genomen. Uit de genoemde bewijsmiddelen blijkt dat het eerste bericht is verstuurd op 2 april 2020. Daarom zal de rechtbank uitgaan van een pleegperiode van 2 april 2020 tot en met 9 maart 2021.
Conclusie
Op grond van dit alles is de rechtbank van oordeel dat de verdachte meerdere keren harddrugs heeft verkocht. De rechtbank zal daarom het primair ten laste gelegde bewezen verklaren, met een pleegperiode vanaf 2 april 2020 tot en met 9 maart 2021. Van het medeplegen zal de rechtbank de verdachte vrijspreken, omdat de inhoud van de chatberichten er niet op wijst dat de verdachte samen met een ander verkocht.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat de berichten vanuit die plaats zijn verzonden. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal de rechtbank als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.
5.4.3
Feit 3 – voorbereidingshandelingen smokkel
Bewijsmiddelen
Gesprek [accountnaam 1] en [accountnaam 5]
02-04-2020 16:48
[accountnaam 1]
Had je nog die turkse 10 stuks
02-04-2020 16:50
[accountnaam 5]
Ik heb daar 7 kilo nog maar kaan andere by pakken nog 3 kilo
02-04-2020 16:50
[accountnaam 1]
Wat is je prijs bro
02-04-2020 16:50
[accountnaam 5]
8.5
02-04-2020 16:56
[accountnaam 1]
Heb je foto
02-04-2020 17:39
[accountnaam 1]
En trouwens als je tp zoekt duitsland frankrijk denemarken zweden spanje ik heb met vrachtwagen en stash
Met ‘Turkse’ wordt vermoedelijk Turkse heroïne bedoeld. [22]
Gesprek [accountnaam 1] en [accountnaam 9]
28-03-2020 17:07
[accountnaam 1]
Zocht je nog tp naar zweden denemarken
Gesprel [accountnaam 1] en [accountnaam 10]
06-04-2020 00:38
[accountnaam 1]
Trouwens als ze tp zoeken naar frankrijk ik heb
06-04-2020 00:38
[accountnaam 1]
Vrachtwagen met stash
06-04-2020 00:39
[accountnaam 10]
Waar in frankrijk
06-04-2020 00:39
[accountnaam 10]
Vriend van me heeft veel papiere daar in frankrijk moet hier heen
06-04-2020 00:40
[accountnaam 10]
In parijs en lille
06-04-2020 00:44
[accountnaam 1]
Kunnen we regelen met tp bro
06-04-2020 00:44
[accountnaam 1]
Geen probleem
06-04-2020 00:48
[accountnaam 10]
Wat rekent ie voor spulle brenge
06-04-2020 00:48
[accountnaam 10]
Bijvoorbeeld 10 kilo bruin
06-04-2020 00:49
[accountnaam 1]
1000 per stuk [23]
Het oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte berichten heeft uitgewisseld met de op de dagvaarding onder feit 3 genoemde accounts over transporten naar het buitenland. De rechtbank is van oordeel dat dit, anders dan de verdediging heeft bepleit, strafbare voorbereidingshandelingen zijn, omdat in deze berichten vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd ten aanzien van een strafbaar feit, namelijk – in dit geval – het transport van harddrugs naar het buitenland. Daardoor wordt het strafbare feit voorbereid. Het verweer dat het alleen om oriënterende gesprekken ging wordt dan ook verworpen. Ook het verweer dat het alleen om ‘bluf’ ging wordt verworpen; voor het voorbereiden van de in- of uitvoer van drugs is niet vereist dat degene die dergelijke berichten stuurt ook daadwerkelijk drugs voorhanden heeft.
Van het laatste onderdeel van de tenlastelegging (inlichtingen uitgewisseld met densepainter over transport vanuit en/of naar Frankrijk) zal de verdachte – zoals ook gevorderd door de officier van justitie – worden vrijgesproken, omdat uit de berichten die de verdachte met dit account heeft uitgewisseld blijkt dat het gaat om het transport van een groot geldbedrag. Hoewel dit te maken kan hebben met de handel in harddrugs, blijkt dit niet expliciet uit de berichten en is het enkele transport van geld niet strafbaar gesteld in de Opiumwet.
Van het medeplegen zal de rechtbank de verdachte ook vrijspreken, omdat de inhoud van de chatberichten erop wijst dat de verdachte de berichten zelf uitwisselde en niet samen met een ander het account beheerde.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat de berichten vanuit die plaats zijn verzonden. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal de rechtbank als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.
5.4.4
Feit 4 – witwassen
Bewijsmiddelen
Gesprek [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 8]
2020-12-14 10:57:37
[gebruikersnaam 1]
Ik tel hier 428
2020-12-14 10:58:37
[gebruikersnaam 1]
Moment ik krijg meer
2020-12-14 10:59:13
[gebruikersnaam 8]
502500
2020-12-14 10:59:31
[gebruikersnaam 8]
Moet je vragen bro
2020-12-14 10:59:35
[gebruikersnaam 1]
Hij zegt hij gaat proberen
2020-12-14 10:59:51
[gebruikersnaam 8]
Hij heeft bro
Op 14 december 2020 om 10:59:57 uur en 11:00:11 uur stuurt [gebruikersnaam 1] twee foto’s naar [gebruikersnaam 8] waarop stapels bankbiljetten te zien zijn. Vermoedelijk wordt met 502500 een geldbedrag van € 502.500 bedoeld. [24]
In de iCOV-rapportage van de verdachte is opgenomen dat de echtgenote van de verdachte
in de jaren 2016 tot en met 2019 loon uit dienstbetrekking heeft ontvangen
dat ligt tussen de € 19.000 en € 13.000 netto per jaar. De verdachte heeft
zelf geen inkomen uit dienstbetrekking of winst uit onderneming en een aantal bankrekeningen waarvan het saldo eind 2019 € 817 negatief bedroeg. [25]
Het oordeel van de rechtbank
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte de in de chatberichten genoemde geldbedragen daadwerkelijk voorhanden heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat dit alleen geldt voor het bedrag van € 428.000 dat de verdachte heeft genoemd in het hierboven weergegeven bewijsmiddel. De tekst ‘ik tel hier 428’ in combinatie met een foto van een groot geldbedrag, beide verstuurd door de verdachte, laat geen andere conclusie toe dan dat de verdachte op 14 december 2020 een geldbedrag van € 428.000 voorhanden heeft gehad.
Dat de verdachte € 502.500 daadwerkelijk voorhanden heeft gehad, zoals de officier van justitie heeft gesteld, blijkt uit de tekst van het chatbericht naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende; het getal wordt zonder enige context genoemd, en niet door de verdachte, maar door [gebruikersnaam 8] ( [medeverdachte 2] ).
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het bedrag van € 428.000 samen met [gebruikersnaam 8] ( [medeverdachte 2] ) als medepleger voorhanden heeft gehad, omdat de verdachte hierover rapporteert aan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 2] daarover instructies heeft gegeven en die instructies ook door de verdachte zijn opgevolgd. Daaruit blijkt ook een zekere beschikkingsmacht van [medeverdachte 2] en ook nauwe en bewuste samenwerking met de verdachte.
Gelet op de inhoud van die gesprekken, die betrekking hebben op harddrugs, is het vermoeden gerechtvaardigd dat het genoemde geldbedrag een criminele herkomst heeft.
De verdachte heeft (omdat hij heeft ontkend dat hij de berichten heeft verstuurd) geen verklaring gegeven over de herkomst van het bedrag.
Gezien de inhoud en de context van deze berichten en in aanmerking genomen het feit dat de verdachte en zijn vrouw in de afgelopen jaren gezamenlijk maximaal € 20.000 aan inkomen ontvingen, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte dit bedrag heeft witgewassen.
Omdat uit het dossier niet blijkt dat het geldbedrag de opbrengst is van een concreet door de verdachte gepleegd misdrijf, zal de rechtbank bewezen verklaren dat het afkomstig is van enig misdrijf.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat de verdachte het bewezenverklaarde geldbedrag in die plaats voorhanden heeft gehad. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal de rechtbank als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.
5.4.5
Feit 1 – deelname criminele organisatie
Onder feit 1 is de verdachte ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, waaraan ook de andere verdachten in het onderzoek [Onderzoek 7] hebben deelgenomen, die tot doel had om strafbare feiten te plegen zoals bedoeld in artikel 10 en 10a van de Opiumwet.
Het juridisch kader van artikel 140 Sr (deelneming aan een criminele organisatie)
In zijn arrest van 5 juli 2022 heeft de Hoge Raad ten aanzien van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) het volgende overwogen (ECLI:NL:HR:2022:969, r.o. 2.4.2 - 2.4.4).
Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen.
Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met, of in ieder geval bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene.
Voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Het oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
De bewijsmiddelen
In diverse processen-verbaal van identificatie staat met betrekking tot gebruikers van SkyECC- en EncroChat-accounts:
[medeverdachte 5] gebruikte SkyECC-account [gebruikersnaam 5] ; [26]
- [medeverdachte 1] gebruikte EncroChat-accounts [accountnaam 11] en [accountnaam 12] en SkyECC-accounts [gebruikersnaam 9] , [gebruikersnaam 11] en [gebruikersnaam 12] ; [27]
- [medeverdachte 4] gebruikte EncroChat-accounts [accountnaam 13] en [accountnaam 8] en SkyECC-accounts [gebruikersnaam 13] en [gebruikersnaam 14] ; [28]
- [medeverdachte 2] gebruikte SkyECC-accounts [gebruikersnaam 4] en [gebruikersnaam 8] ; [29]
- [medeverdachte 3] gebruikte SkyECC-account [gebruikersnaam 15] ; [30]
- [verdachte] gebruikte EncroChat-account [accountnaam 1] en SkyECC-account [gebruikersnaam 1] ; [31]
- [medeverdachte 6] had vanaf 7 maart 2021 de telefoon voorhanden waarop het SkyECC-account [gebruikersnaam 15] stond geregistreerd. [32]
In de chatberichten van de hiervoor genoemde accounts zijn onder meer de volgende berichten aangetroffen (zakelijk weergegeven, onderstreping toegevoegd):
[accountnaam 13]naar
[accountnaam 11]op 4 april 2020:
Bro; Heb hier mooie toppers; Voor je; Colo; 27.250;[stuurt foto’s]
hier heb ik 25 st; kan genoeg erbij halen; zeg het maar; [accountnaam 11] :
oke van wie zijn die; heb gehoord worden niet hard die blijft pap; [33]
-
[accountnaam 8]naar
[accountnaam 12]op 6 juni 2020:
Jo; Waar staat ie; Ik ga die 12 pakken[accountnaam 12] :
Kom ik ben thuis; [34]
-
[accountnaam 8]naar
[accountnaam 12]op 7 juni 2020:
Ik krijg zo die pap van [bijnaam] voor die turkse ga die even tellen; Dan breng ik die naar jou; Jo moet ik die pap nu brengen; Jo; Ben er; Moet ik deze pap aan [verdachte] geven; [accountnaam 12] :
Ja; [accountnaam 8] : Oké 220 plus 80 is hier; [35]
-
[gebruikersnaam 8]naar
[gebruikersnaam 1]op 27 november 2020:
Kom naar café bro; Kijk aub of niemand je volgt; [gebruikersnaam 1] :
Ok bro; Ik kom eraan[ [gebruikersnaam 1] stuurt een foto van een briefje met daarop vier namen en vier bedragen. De vier bedragen opgeteld geven een totaalbedrag van € 1.072.000 (€ 451.000 + € 399.000 + € 100.000 + € 122.000)]; [36]
-
[gebruikersnaam 1]aan
[gebruikersnaam 12]op 8 december 2020:
Er is tp naar Griekenland; Van [naam 6] ; Hij vraagt of dat voor interessant is;[gebruikersnaam 12] : Ja
; Vraag of ie een stukje verder komt in turkije; […] Oke top die ierland is intressant bro heb daar goeie klanten; [37]
[gebruikersnaam 12]aan [gebruikersnaam 16] op 13 december 2020:
Ja bro ik heb nog tp voor deze week uk bro laatste die nog gaat ik wilde sturen maar ze hebben mij nog geen pap gestuurd; Ja broer welke; Poeder of blok; Oké wacht ik geef je zijn mail van [naam 7] kan je gelijk met hem mailen en groepchat maken tussen hun; ECC ID:[gebruikersnaam 15]; [38]
-
[gebruikersnaam 1]aan
[gebruikersnaam 8]op 14 december 2020:
Ik tel hier 428; moment ik krijg meer; bro;[gebruikersnaam 8]:
502500; moet je vragen bro;[gebruikersnaam 1]:
hij zegt hij gaat proberen; bro;[gebruikersnaam 8];
hij heeft bro; [
[gebruikersnaam 1]stuurt foto met geld]; [39]
[gebruikersnaam 5]naar [gebruikersnaam 17] op 4 januari 2021:
Heb hier laatste 25 nog zozegt me broer; Ok?[stuurt foto van blok met wit poeder]; [40]
[gebruikersnaam 4]naar
[gebruikersnaam 12]op 9 januari 2021:
Je kan ze geven28750zo geven;
[gebruikersnaam 12]naar [gebruikersnaam 18] op 9 januari 2021:
Voor jou geef ik28750bro maar moet je niemand zeggen omdat ik de meest geef 29.5 maar nie; [gebruikersnaam 18] :
ja goed broer; nee niemand broer ik praat niet; [41]
[gebruikersnaam 4]naar
[gebruikersnaam 12]op 10 januari 2021:
Dan stuur ik [naam 8] langs je dan rijd hij gelijk naar Rotterdam[gebruikersnaam 12]:
hoeveel moet ik hem geven; stuur hem[gebruikersnaam 4]:
alles; behalve 200tjes;
[gebruikersnaam 12]:
oke stuur hem[gebruikersnaam 4]:
oke laat me weten hoe veel daar is aub; [42]
[gebruikersnaam 12]naar
[gebruikersnaam 1]op 11 januari 2021:
Heb je foto van die donkere korrels;
[gebruikersnaam 1]:
ja bro; [43]
[gebruikersnaam 5]naar [gebruikersnaam 17] op 7 februari 2021:
Broerme broer vraagt mij 13en moet halve puntje of kwartje krijgen broer ligt eraan hoeveel mensen nemen; Dus kijk maar ik moet eten broer ga niet voor niks rennen kwartje wil ik eten endan moet ik me broer morgen vragenoké dan laat ik je weten oké morgen oké; [44]
[gebruikersnaam 5]naar [gebruikersnaam 17] op 10 februari 2021:
Er is 2000 binnen gekomen; Donkere en lichte; Oké dan weet jij dat ook broer; Oké kijk of je aan mij voor 12 kan gevendan zeg ik me broer dat hij liever via jou pakt; Oké;Dan pakt hij veel;
[…]Die prijs krijgt me broer albroer kijk als daar wat andere prijs is laat me weten broer; Broer kijkals ze aan me broer voor 12 geven pakt hij veel oke [45]
[gebruikersnaam 4]naar
[gebruikersnaam 1]op 7 februari 2021: [stuurt foto met bruine blokken met opdruk ROSE]
Ik heb zo donkere bro; 13250; [46]
[gebruikersnaam 5]naar
[gebruikersnaam 1]op 17 februari 2021: Is
goed bro voor hoeveel krijg jij ze dan a homo?; Luisteren dan gaan we morgen zeggen 26,5; Dan kunnen we kwartje pakken toch; [47]
[gebruikersnaam 4]naar
[gebruikersnaam 1]op 1 maart 2021:
Hoi bro slm; Ik stuur je foto;[stuurt foto met plastic zak met bruine inhoud]
Bid ze 13 aan bro; Daar zit je brood aan;Jij mag ze verkopen voor 13; 250 per st is je winst; kan je nieuwe tv kopen; [48]
-
[gebruikersnaam 11]naar [gebruikersnaam 19] op 16 juni 2020:
Broer luister heb ie tp klaar staan om spullen op te halen in Griekenland; En hoelang kan tp daar zijn; Kan ie dan tp regelen; donderdag of vrijdag; Ja blokken; Ja maar kan je tp regelen komende donderdag of vrijdag; Oké; 1000; Nee bromijn broertje is daar aldeze keer. [49]
In de chatberichten die worden toegeschreven aan [medeverdachte 1] [50] en [medeverdachte 2] [51] wordt gesproken over ‘tp’, ‘transport’, ‘UK’, ‘Colombia’, ‘Peru’, ‘Suriname’, ‘Argentinië’, ‘Maersk’, ‘CMA’, ‘kapitein’, ‘matroos’, ‘havens’ en ‘containers’.
Bij de aanhouding van de verdachten en tijdens het daarop volgende onderzoek is onder meer het volgende aangetroffen:
In een
BMW X Reihemet kenteken [kenteken 1] (hierna: de BMW) bij de woning van [medeverdachte 1] : 110 kg cocaïne, 64,5 kg heroïne en een bedrag van € 481.650; [52]
- In een
Citroën Jumpymet kenteken [kenteken 2] (hierna: de Citroën Jumpy) achter de woning waar [medeverdachte 2] verbleef: circa 43 kg cocaïne en 17 kg heroïne, een geldtelmachine, en een bedrag van € 3.585.235; [53]
- In de woning
[adres 3]: bakken met poederresten, 25 liter geelbruine vloeistof, 4kg crème poeder, een vacuüm sealmachine met mallen, een stalen persframe met krik, 10 persplaten met logo’s (o.a. Audi en Anker), een persmal met poederresten, verpakkingsmiddelen, vloeipapier, 40 rollen tape, een zak met 1000 elastiekjes, weegschalen, mixers, een kartelmes en zeven jerrycans met Aceton; [54]
- In de woning
[adres 2], het BRP-adres van [medeverdachte 5] en waar [medeverdachte 6] tijdelijk verbleef: meer dan 150 frisdrankblikjes en een kuip met daarin opgedroogde gipsachtige mortel. [55]
- In de woning
[adres 4], het woonadres van [medeverdachte 3] : een bedrag van € 3.900, een centrifuge, 32 flessen met ammoniak, meer dan 25 kg aan versnijdingsmiddelen, en zeven geprepareerde frisdrankblikjes; [56]
- In de woning
[adres 5], het verblijfadres van [medeverdachte 2] : een geldbedrag van € 18.250; [57]
- In de woning
[adres 6], het woonadres van [medeverdachte 1] : een geldbedrag van € 135.000; [58]
- In de woning
[adres 7], het woonadres van [medeverdachte 4] : een geldbedrag van in totaal € 3.975. [59]
Op verschillende plekken is het DNA aangetroffen van verdachten uit het onderzoek [Onderzoek 7] :
In de BMW is het DNA van [verdachte] aangetroffen op een boodschappentas Dirk, waarin blokken met cocaïne zaten; [60]
- In de BMW is verder het DNA van [medeverdachte 1] aangetroffen op de Adidas rugzak waarin het geldbedrag van € 481.650 zat en is een vingerafdruk van [medeverdachte 1] aangetroffen op een boodschappentas Lidl, waarin blokken met cocaïne zaten; [61]
- In de Citroën Jumpy is op twaalf verschillende plekken (waaronder op de boodschappentassen met geld, de rugzak en de handschoen onder de geldtelmachine) het DNA van [medeverdachte 2] aangetroffen; [62]
- In de woning [adres 3] is het DNA van [medeverdachte 6] aangetroffen op een rietje van een pakje Capri Sun op de salontafel in de woonkamer en het DNA van [medeverdachte 1] op de binnenzijde van een handschoen uit een boodschappentas. [63]
Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 4] op vragen van zijn raadsman, de rechtbank en de officieren van justitie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [64]
  • met
  • hij wilde iets verdienen met de in- en verkoop van harddrugs;
  • hij werd benaderd om transport te zoeken voor harddrugs van een ander en heeft daarvoor een van zijn broers benaderd;
  • om drugs aan anderen te kunnen leveren zocht hij contact met een van zijn broers, waarna hij het antwoord doorgaf aan zijn contact;
  • hij kon niet zelf de prijs bepalen waarvoor hij drugs aan anderen verkocht, dit diende hij eerst aan een van zijn broers te vragen.
Het adres [adres 2] is het BRP-adres van [medeverdachte 5] . Hij verhuurde de woning aan [medeverdachte 6] . Het adres wordt regelmatig genoemd in de chatberichten van de hierboven genoemde accounts, om elkaar te ontmoeten of geld af te leveren. Foto’s van het interieur van deze woning zijn verstuurd door [accountnaam 12] @encrochat.com ( [medeverdachte 1] ) en [accountnaam 13] @encrochat.com ( [medeverdachte 4] ), waarbij ook een grote hoeveelheid geld en een geldtelmachine te zien zijn. [65] In de woning is een geldtelmachine aangetroffen. [66] Uit observaties blijkt dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en [verdachte] in de periode december 2020 en januari 2021 ook bij deze woning zijn gezien. [67] Op 8 februari 2021 stuurde [gebruikersnaam 5] naar [gebruikersnaam 20] :
Broer als je wilt kan je komen halen zijn 1250 blokken […] Kom waar je altijd naar [naam 3] komt. [68] Getuige [getuige] heeft verklaard dat het Marokkaanse neefje van de onderbuurman van nummer [adres 2] (deze buurman heette [medeverdachte 5] en wordt ook ‘ [medeverdachte 5] ’ genoemd) in de woning [adres 3] heeft gelogeerd. Hij verklaarde dat ' [naam 3] ', wiens echte naam [medeverdachte 6] is, ook op nummer [adres 2] woonde. [69] In de chatberichten van de genoemde accounts wordt ‘ [naam 3] ’ vele malen genoemd. [70]
Ten aanzien van de stempels/opdrukken op de aangetroffen drugs is het volgende geverbaliseerd.
In de telefoon van [medeverdachte 6] zijn Telegramberichten van 7 maart 2021 gevonden over ‘have you seen ICON’. SkyECC-account [gebruikersnaam 12] ( [medeverdachte 1] ) verstuurde op 7 en 8 maart 2021 foto’s van blokken ICON. SkyECC-account [gebruikersnaam 5] ( [medeverdachte 5] ) verstuurde op 8 maart een foto van een blok ICON met groen verpakkingsmateriaal. [medeverdachte 5] verstuurt dezelfde foto die [medeverdachte 1] eerder stuurde, en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] sturen een foto door die eerder door [medeverdachte 2] is gestuurd. [71]
- In de BMW van [medeverdachte 1] (op naam van [medeverdachte 6] ) is op 9 maart 2021 een groot aantal groene ICON blokken gevonden, totaal 110 kg. [72]
- In de Citroën Jumpy van [medeverdachte 2] zijn 43 blokken cocaïne aangetroffen, waaronder een aantal groene pakketten met de opdruk ICON, een aantal zilveren pakketten met de opdruk "Mercedes-Benz" en een aantal donker gekleurde pakketten met de opdruk van een "anker". [73]
[gebruikersnaam 12] ( [medeverdachte 1] ) stuurde op 24 februari 2021 naar 68Z24R:
Slm bro als je echt haast hebt kan ik je 7 geven die zijn kant en klaar maar wollah zitten 200 erin ik wilde ze ook sturen als je haast heb geef ik je dielaat ik gelijk maken is ankerbr. [74]
- In de woning [adres 3] werden persplaten met logo’s van Audi en Anker en een boodschappentas met vellen A4 aangetroffen met daarop logo’s van Audi en van een anker. [75]
- In chats van [gebruikersnaam 1] (geïdentificeerd als [verdachte] ) werden op 2 maart 2021 afbeeldingen van (vermoedelijk) blokken cocaïne met stempels AUDI en Mercedes gestuurd en de tekst: 'Ja deze is garantie bro' (...) 'Zijn toppers bro'. [76]
i. In de BMW, de Citroën Jumpy en een VW Up met kenteken [kenteken 3] (hierna: de VW Up) op naam van [medeverdachte 5] zijn professioneel ingebouwde verborgen ruimtes aangetroffen. [77] De verborgen ruimtes in de Citroën Jumpy en de VW Up waren te openen door middel van een afstandsbediening. In de verborgen ruimtes van de BMW en de Citroën Jumpy zijn – zoals hiervoor al werd vermeld – grote hoeveelheden harddrugs aangetroffen. In verschillende chatberichten van [gebruikersnaam 4] ( [medeverdachte 2] ) wordt gesproken over ‘de plaats auto’ en de ‘stash auto’, waarbij ook een foto is verstuurd van een auto die is herkend als de Citroën Jumpy. [78] In chatberichten tussen [accountnaam 11] ( [medeverdachte 1] ) en [accountnaam 14] (door [accountnaam 11] opgeslagen als ‘stashauto’) informeert [accountnaam 11] naar de mogelijkheden ten aanzien van auto’s met verborgen ruimtes en hoe groot die ruimtes dan zijn. [79] [accountnaam 1] ( [verdachte] ) biedt transport aan voor Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Zweden, Spanje: ‘ik heb met vrachtwagen en stash’. [80]
De verdachten (met uitzondering van [medeverdachte 2] ) hebben in de periode van juni 2019 tot februari 2020 samen gereisd in verschillende combinaties: [medeverdachte 6] & [medeverdachte 5] (Marokko), [medeverdachte 6] & [verdachte] (Alicante), [medeverdachte 4] & [medeverdachte 3] & [medeverdachte 6] (Marokko), [medeverdachte 4] & [medeverdachte 6] (Londen, Malaga en Marokko). Enkele verdachten zijn daarnaast ook individueel naar het buitenland gereisd, met bestemmingen Alicante, Malaga, Marokko en Athene. [81]
In de telefoons van sommige verdachten zijn foto’s van de overige verdachten aangetroffen, genomen op verschillende locaties en in wisselende samenstellingen. [82]
In augustus 2019 zijn gesprekken opgenomen die zijn gevoerd tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] toen [medeverdachte 2] gedetineerd zat in Alphen aan den Rijn. In de uitwerking van die gesprekken is te lezen dat tikgeluiden hoorbaar waren, die waarschijnlijk werden veroorzaakt door henzelf om het opnemen van de gesprekken te verstoren. In de gesprekken gaat het onder meer over opdrachten die [verdachte] krijgt om ‘een bak’ weg te halen (waarmee boetes worden gemaakt), wordt gesproken over ‘ [naam 4] ’ en ‘ [naam 5] ’ en ‘ [accountnaam 13] ’, geeft [medeverdachte 2] de instructie ‘Leg/geef/lever hem 2 kilo’ en wordt gesproken over een bak die [verdachte] gaat wegbrengen, waarbij [medeverdachte 2] uitleg geeft over een afstandsbediening. [83]
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Alle verdachten zijn geïdentificeerd als gebruiker van één of meer accounts van de versleutelde berichtendiensten EncroChat en SkyECC, behalve [medeverdachte 6] die alleen een SkyECC-telefoon voorhanden had. Via die accounts hadden de verdachten contact met elkaar en met derden over de aankoop, de verkoop, de prijzen en het vervoer van heroïne en cocaïne. Uit de berichten blijkt dat de verdachten onderling en met derden harddrugs verhandelden, dat zij grote geldbedragen beschikbaar hadden en ook aan elkaar overhandigden en dat gesproken werd over vervoer van drugs via transportlijnen uit onder andere Zuid-Amerika.
Bij doorzoeking van de woningen en voertuigen van de verdachten zijn op meerdere plekken grote hoeveelheden harddrugs, drugsgerelateerde goederen en grote geldbedragen aangetroffen. Dit betreft met name de voertuigen die zijn aangetroffen bij de woningen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en de woning van [medeverdachte 1] . In de woning [adres 3] , gelinkt aan [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] , en in de woning van [medeverdachte 3] zijn veel drugsgerelateerde goederen aangetroffen, die erop duiden dat deze woningen zijn gebruikt als productielocatie van harddrugs. Zo zijn daar persplaten aangetroffen met logo’s (Audi en Anker) die ook op een aantal cocaïneblokken zaten die zijn gevonden in de genoemde voertuigen. In de BMW, de Citroën Jumpy en de woning [adres 3] zijn DNA-sporen en vingerafdrukken van verschillende verdachten gevonden. Verder zijn in drie voertuigen professioneel ingebouwde verborgen ruimtes gevonden, terwijl daarover ook in de chatberichten werd gesproken.
De verdachten konden bovendien tegelijkertijd beschikken over blokken cocaïne met de opdruk ICON. Zo werden op 7 en 8 maart 2021 foto’s rondgestuurd, eerst door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en vervolgens ook door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , waarbij deze blokken te koop werden aangeboden aan anderen. Op 9 maart 2021 werden in voertuigen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vele blokken cocaïne met opdruk ICON aangetroffen. Dit duidt op een gestructureerde samenwerking met betrekking tot de aankoop, het voorhanden hebben en de handel in cocaïne.
De woning [adres 2] was – zo blijkt uit de chatberichten en observaties – een ontmoetingsplek voor de verdachten en hun contacten en werd gebruikt om drugs en geld op te halen of te brengen. Ook werden daar mogelijk frisdrankblikjes geprepareerd, zodat daarin drugs zouden kunnen worden verborgen. In de woning van [medeverdachte 3] werden soortgelijke blikjes aangetroffen, die daadwerkelijk waren geprepareerd. De verdachten ontmoetten elkaar ook op andere locaties en reisden (in wisselende samenstellingen) gezamenlijk naar het buitenland. In de telefoons van enkele verdachten zijn foto’s aangetroffen waarop andere verdachten uit dit onderzoek te zien zijn. Dit alles laat zien dat de verdachten nauw met elkaar waren betrokken.
Uit het procesdossier blijkt dat in de samenwerking tussen de verdachten een zekere rolverdeling is aan te wijzen. Met de voorbereiding van invoer van harddrugs vanuit het buitenland naar Europa hielden met name [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich bezig, zo blijkt uit hun chatberichten. Bij deze twee verdachten zijn ook de grote hoeveelheden drugs en geld aangetroffen. De aansturende rol van [medeverdachte 2] blijkt ook uit de gesprekken uit 2019 die in de gevangenis zijn opgenomen, waarin het lijkt te gaan over [medeverdachte 4] en over een auto met stashruimte. De drugs werd binnen Europa en in Nederland met name verhandeld door [medeverdachte 4] en [verdachte] . Daarbij is te zien dat zij drugs te koop aanbieden of door anderen worden gevraagd om drugs te regelen. In deze berichten valt op dat zij de verkoopprijzen eerst moeten afstemmen, zoals ook uit de verklaring van [medeverdachte 4] ter terechtzitting blijkt. [medeverdachte 3] is betrokken geweest bij meer uitvoerend werk (bij hem zijn goederen aangetroffen voor het wassen en versnijden van drugs). Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de blokken ICON laat zien dat de drugs eerst beschikbaar was voor [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en dat [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 5] deze drugs aan derden te koop hebben aangeboden, terwijl ze de drugs niet zelf voorhanden hadden. [medeverdachte 5] heeft niet alleen berichten gestuurd over de verkoop van drugs, maar bezat ook een auto met stashruimte en heeft zijn woning ter beschikking gesteld. [medeverdachte 6] was de loopjongen van de andere verdachten, die meeging op korte reisjes naar het buitenland en – zo blijkt uit de berichten – koeriersdiensten verrichte als er drugs of geld vervoerd moest worden. Hij woonde bovendien in de woning die door de andere verdachten werd gebruikt.
De rechtbank is op grond van dit alles van oordeel dat tussen de verdachte en de andere verdachten in het onderzoek [Onderzoek 7] een zodanig duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband bestond, dat gesproken kan worden over een criminele organisatie. Het oogmerk van deze organisatie was – zo blijkt uit de chatberichten en de aangetroffen goederen – de invoer van en de handel in cocaïne en heroïne dan wel het voorbereiden of bevorderen daarvan. Uit de chatberichten en de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt ten aanzien van de verdachte dat hij zich ook bewust was van het doel van de organisatie en de door hem daaraan geleverde bijdrage.
Ten aanzien van de pleegperiode zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het vroegst aanwijsbare moment waarop de verdachte bij de organisatie betrokken was. Uit de chatberichten blijkt een onderlinge samenwerking die teruggaat tot in elk geval april 2020. In de opgenomen gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] uit augustus 2019 wordt echter ook al gesproken over ‘ [naam 4] ’ en ‘ [accountnaam 13] ’ (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4] ), een auto met afstandsbediening en over ‘geef hem 2 kilo’. Dit zijn elementen die behoren tot de kern van hetgeen is overwogen over de onderlinge samenwerking tussen de verdachten. Verder blijkt dat enkele verdachten al sinds november 2019 in wisselende samenstellingen naar het buitenland zijn gevlogen. Daarom zal de rechtbank in de zaken van [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 4] uitgaan van een pleegperiode vanaf 1 augustus 2019, in de zaken van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] vanaf 19 november 2019 (de datum waarop zij samen naar Batouta zijn gevlogen), in de zaak van [medeverdachte 1] vanaf 4 april 2020 (de datum waarop hij contact had met [medeverdachte 4] via EncroChat) en in de zaak van [medeverdachte 3] vanaf 20 november 2020 (de dag waarop hij met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] naar Batouta is gevlogen). In alle zaken loopt de bewezenverklaring tot 9 maart 2021, de dag waarop de verdachten zijn aangehouden, omdat het dossier geen aanwijzingen bevat dat de criminele organisatie voor die datum is opgehouden te bestaan. Ten aanzien van de pleegplaats overweegt de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat het deelnemen door de verdachte vanuit Den Haag heeft plaatsgevonden. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal de rechtbank als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – onder feit 1 bewezen verklaren dat de verdachte gedurende de periode van 1 augustus 2019 tot en met 9 maart 2021 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit de op de dagvaarding genoemde personen, die tot doel had het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, derde, vierde en vijfde lid, en 10a van de Opiumwet.
5.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of
[medeverdachte 4]en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of met meerdere andere (onbekend gebleven) personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 lid 3 en/of lid 4 en/of lid 5 van de Opiumwet en/of art. 10a van de Opiumwet;
2.
hij in de periode van 2 april 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft verkocht hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne; zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
3.
hij in de periode van 2 april 2020 tot en met 6 april 2020 te Den Haag en/of elders in Nederland, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
eenander inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, immers heeft hij
- ( met de gebruikers van
deaccount
s[accountnaam 5] en [accountnaam 9] en [accountnaam 10] ) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid van transport naar het buitenland (te weten Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Zweden en/of Spanje);
- ( met de gebruiker van het account [accountnaam 9] ) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid van transport naar het buitenland (te weten Zweden en/of Denemarken);
- ( met de gebruiker van het account [accountnaam 10] ) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid van transport naar het buitenland (te weten Frankrijk);
4.
hij op 14 december 2020 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander 428.000
eurovoorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat
ditvoorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, rekening houdend met de hem eerder opgelegde straffen die op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) leiden tot een verlaagd strafplafond, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht in de strafmaat rekening te houden met de (kleine) rol van de verdachte bij de feiten. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste straf niet passend is en daarbij verwezen naar andere uitspraken. Vanwege het onherstelbaar vormverzuim, bestaande uit de onrechtmatige verkrijging en het gebruik van de Encrochat- en SkyECC-gegevens dient strafkorting te volgen. Ten slotte heeft de raadsman betoogd dat de verdachte het hoger beroep in deze zaak in vrijheid moet kunnen afwachten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna een jaar schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne en heeft gedurende ruim een week voorbereidingshandelingen getroffen voor de in- en uitvoer van harddrugs vanuit diverse Europese landen. Dat gebeurde op professionele wijze en op grote schaal. De verdachte heeft bij de drugshandel veelvuldig gebruik gemaakt van een EncroChat-account en een SkyECC-account, waarmee heimelijk berichten werden uitgewisseld. Uit de door de verdachte gevoerde chatgesprekken blijkt – na ontsleuteling – dat er wordt gesproken over hoeveelheden van 200 en 300 kilogram.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van 428.000 euro, zo blijkt uit de chats.
De verdachte is daarbij voor een periode van ongeveer anderhalf jaar als lid verbonden aan een crimineel samenwerkingsverband en vervulde binnen dat samenwerkingsverband vanaf 2019 een rol waarbij hij onder meer de drugs verhandelde binnen Europa. Dat er bij de verdachte geen drugs en geen geld is aangetroffen, maakt zijn betrokkenheid bij het crimineel samenwerkingsverband niet minder. Zijn aandeel in de grootschalige drugshandel blijkt zonder enige twijfel uit de chats en de daarbij gevoegde foto’s van drugs, en uit de omstandigheid dat de verdachte opdrachten kreeg en deze ook uitvoerde.
De georganiseerde handel in drugs heeft een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Harddrugs zijn zeer verslavend en schadelijk voor de gezondheid. Bij gebruikers die daarvoor de financiën niet hebben leidt de behoefte aan drugs bovendien tot vermogensdelicten, zoals winkeldiefstallen en woninginbraken, om zo de verslaving te kunnen financieren.
Dat bij de handel in drugs veel geld omgaat, is niet alleen een feit van algemene bekendheid, maar blijkt ook bij dit crimineel samenwerkingsverband uit de foto’s van grote hoeveelheden contant geld en het daadwerkelijk aantreffen van miljoenen aan contant geld. Van de georganiseerde drugshandel en de miljoenen die daarmee gepaard gaan, gaat in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Zo valt uit chatberichten af te leiden dat binnen het crimineel samenwerkingsverband contacten bestonden met personen in bijvoorbeeld havens die kennelijk konden zorgen voor het transport van verdovende middelen. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee uiteindelijk onze democratische rechtsstaat. Dat geldt te meer als de drugshandel in een georganiseerd crimineel samenwerkingsverband wordt begaan. De structuur en duurzaamheid van een dergelijk verband, dat in dit geval professioneel opereerde en uit meerdere personen bestond, maakt de ondermijnende slagkracht groter en de bestrijding ervan moeilijker.
Vanuit het oogpunt van vergelding voor de ontwrichting waaraan de verdachte als lid van het criminele samenwerkingsverband heeft bijgedragen en ook om anderen ervan te weerhouden zich in te laten met de georganiseerde drugscriminaliteit, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 24 mei 2022. Daaruit blijkt onder andere dat de verdachte op 28 maart 2014 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor Opiumwetfeiten en op 15 februari 2022 in hoger beroep is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden vanwege witwassen.
Strafvermindering vanwege vormverzuimen?
Zoals hiervoor reeds is overwogen (4.3) is de verkrijging en het gebruik van de EncroChat- en SkyECC-gegevens niet onrechtmatig en vormt het – anders dan de verdediging heeft bepleit – geen grond voor strafvermindering.
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat acht geslagen op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt in de straftoemeting voor de handel gedifferentieerd naar hoeveelheden verhandelde drugs. Uit de chatberichten van de verdachte, die een jaar omspannen, valt niet eenduidig op te maken hoeveel drugs nu concreet werd verhandeld of werd voorbereid voor de smokkel. Uit de hoogte van de witgewassen bedragen volgt echter dat het om grote hoeveelheden gaat. Voor de handel in drugs en de voorbereiding van de smokkel ervan is de rechtbank dan ook van oordeel dat aangesloten kan worden bij de hoogste trede (20 kilogram of meer), te weten een gevangenisstraf van 50 maanden respectievelijk 30 maanden (de helft van 60 maanden, in verband met de voorbereidingshandelingen voor smokkel). Daar staat tegenover dat bij feit 3 een beperkte pleegperiode bewezen wordt verklaard.
Uit de Oriëntatiepunten kan verder worden afgeleid dat indien in drugs gehandeld wordt in georganiseerd verband (als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet) hiervoor een gevangenisstraf van circa twee jaren als uitgangspunt wordt genomen.
Verder acht de rechtbank voor het medeplegen van witwassen van een bedrag van € 428.000, opnieuw de Oriëntatiepunten tot uitgangspunt nemend, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 18 maanden een passende straf.
Artikel 63 Sr is van toepassing voor wat betreft de op 15 februari 2022 opgelegde gevangenisstraf van 20 maanden. Anders dan benoemd in de vordering van de officier van justitie, valt de gevangenisstraf van 18 maanden die deze rechtbank op 28 maart 2014 oplegde buiten het bereik van artikel 63 Sr. De nu bewezenverklaarde feiten zijn immers gepleegd
nadie datum.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar passend en geboden is, zodat zij deze straf zal opleggen.
Afwijzing verzoek betreffende de voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis is geschorst tot aan het moment van de einduitspraak. Voor zover de raadsman heeft bedoeld een nieuw verzoek tot schorsing te doen, ziet de rechtbank daarvoor geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 10 a en 11b van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, derde, vierde en vijfde lid, en 10a van de Opiumwet;
ten aanzien van feit 2, primair:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om daartoe inlichtingen te verschaffen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van witwassen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.C. Bloem, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal ‘ [Onderzoek 7] ’, [politie proces-verbaal] van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 1870).
2.AMB.019, P. 157-163.
3.P. 263.
4.P. 1540.
5.AMB.044, p. 251-252.
6.AMB.028, p. 260-262.
7.AMB.088, p. 263-268.
8.Dataset, totaalbestand Sky export [gebruikersnaam 1] , regels 1135 en 1205 .
9.P. 849.
10.P. 165-166.
11.P. 174-175.
12.P. 34-35.
13.AMB.056, p. 135-138.
14.P. 140-141.
15.Dataset, totaal bestand Sky export [gebruikersnaam 1] .
16.Het proces-verbaal van de verklaring van de verdachte [medeverdachte 4] ter terechtzitting d.d. 13 juni 2022.
17.P. 561, p. 561-562, p. 569.
18.AMB.179, p. 397-604, p. 1813-1828.
19.P. 1653, 1677, p. 921.
20.P. 784.
21.P. 763.
22.P. 165-166.
23.P. 178-179.
24.P. 523-524.
25.P. 453-455.
26.AMB.057 (p. 139 ev.)..
27.AMB.010, (p. 85 ev.), AMB.008 (p. 90 ev.), AMB.196 (p.656 ev.) en AMB.231 (p. 777 ev.).
28.AMB.012 (p. 43 ev.), AMB.069 (p. 212), AMB.165 (p. 571 ev), AMB.219 (p. 729 ev.).
29.AMB.054 (p. 23 ev.).
30.AMB.059 (p. 150 ev.).
31.Zie de bewijsmiddelen genoemd onder 5.4.1 van dit vonnis.
32.AMB.158 (p. 551).
33.P. 100-101.
34.P. 117.
35.P. 81.
36.P. 521-522.
37.P. 795.
38.P. 152.
39.P. 523.
40.P. 145.
41.P. 471.
42.P. 471.
43.P. 471.
44.P. 145.
45.P. 147-148.
46.P. 31.
47.P. 140-141.
48.P. 35.
49.P. 778.
50.P. 102-103, 105, 111, 113-118.
51.P. 41-42, 620-624, 764-773.
52.P. 567, 596-570, 744, 1652-1656, 1805-1812, 1813-1818, 1819-1824, 1825-1828.
53.P. 308, 310, 322, 511-512, 1801-1804, 1830, 1833, 1835, 1837.
54.P. 324-327.
55.P. 194-196.
56.P. 235-236, 238-241, 584-587, 612.
57.P. 4 van het beslagdossier.
58.P. 487.
59.P. 473-486.
60.P. 921, 1653, 1677.
61.P. 935-936, 943-944, 1631, 1653, 1753.
62.P. 921-922, 1679-1683 , 1712-1714.
63.P. 815, 819, 1789-1790.
64.Het proces-verbaal van de verklaring van de verdachte [medeverdachte 4] ter terechtzitting d.d. 13 juni 2022.
65.P. 182, 191, 34-349, 669-673
66.P. 194.
67.P. 761-763.
68.P. 666.
69.P. 1318-1319.
70.Bijlag 1 bij repliek officier van justitie van 27 juni 2022.
71.P. 305, 497, 569-570, 667, 696-697, 698-699, 780-786.
72.P. 547, 1667.
73.P. 511.
74.P. 793.
75.P. 326.
76.P. 725.
77.P. 219, 226, 310, 502, 546-548.
78.P. 608-611.
79.P. 103-104.
80.P. 165-166.
81.P. 848-850.
82.P. 244-248, 288-291, 826.
83.P. 351-355.