ECLI:NL:RBDHA:2022:6452
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van inburgeringsplicht en middelenvereiste
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse nationaliteit bezittende vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in Nederland bij haar echtgenoot. De aanvraag werd op 23 maart 2021 door verweerder afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de inburgeringsplicht en het middelenvereiste. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 1 oktober 2021 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 19 april 2022 heeft eiseres haar standpunten toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat zij ontheffing van de inburgeringsplicht had moeten krijgen vanwege bijzondere omstandigheden, waaronder haar medische problemen en het onvermogen om het inburgeringsexamen af te leggen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de inburgeringsplicht en dat er geen objectieve omstandigheden zijn die haar ontheffing rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht de aanvraag had afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat het inburgeringsexamen haar recht op gezinshereniging onmogelijk maakte.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de omstandigheden van de echtgenoot van eiseres geen reden vormen om haar te ontheffen van de inburgeringsplicht. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht is en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres heeft geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres kan binnen vier weken in beroep gaan bij de Raad van State als zij het niet eens is met deze uitspraak.