Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Conclusie
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de openbare orde werd ingeroepen omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser, die de Nigeriaanse nationaliteit heeft, heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting op 22 juni 2022, waar eiser via videoverbinding aanwezig was, zijn verschillende argumenten naar voren gebracht door eiser en zijn gemachtigde, mr. D. Schaap.
De rechtbank heeft overwogen dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende zijn, ondanks de argumenten van eiser. Eiser heeft niet betwist dat hij toestemming heeft gegeven voor de binnentreding, wat de onrechtmatigheid van de staandehouding niet kan onderbouwen. Ook de stelling dat het terugkeerbesluit niet in het digitale dossier was opgenomen, werd door de rechtbank verworpen, omdat het besluit tot afwijzing van de asielaanvraag wel degelijk was toegevoegd. Eiser heeft verder aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting is, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was, aangezien eiser geen medewerking verleende aan het LP-verzoek.
De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. N.F. Kreeftmeijer, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.