ECLI:NL:RBDHA:2022:6265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
09/767232-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens opruiing, bedreiging en smaad

Op 30 juni 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opruiing, bedreiging en smaad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanzetten tot geweld tegen een voormalig minister en het bedreigen van een huisarts. De zaak kwam aan het rollen door uitlatingen van de verdachte op sociale media, waarin hij beschuldigingen uitte over ritueel satanisch pedoseksueel misbruik. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten tijdig waren ingediend. De verdachte heeft zich gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan smaad en laster jegens de huisarts, wat leidde tot meerdere aangiften. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 175 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en contactverboden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767232-21
Datum uitspraak: 30 juni 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 3 december 2021 (pro forma) en 10 juni en 16 juni 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. Veldhuis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.J.W. Tijkotte en zijn raadsvrouw mr. S. Langeweg naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 16 juni 2022 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

3.1
Onder feit 3 wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van smaad/laster jegens [aangever 1] , de toenmalige huisarts in Bodegraven (hierna: de huisarts). Ingevolge de artikelen 269 en 66 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan vervolging ter zake van smaad niet plaatsvinden dan nadat binnen drie maanden een klacht – in de zin van aangifte met het verzoek tot vervolging – is ingediend door degene tegen wie het misdrijf is gepleegd. De verdediging heeft aangevoerd dat aan deze termijn niet is voldaan en dat het Openbaar Ministerie daarom niet- ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van dit feit.
3.2
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte zich gedurende langere tijd schuldig heeft gemaakt aan smaad/laster jegens de huisarts. Daarom moet voor de klachttermijn worden gerekend vanaf de laatste uitlating. De officier van justitie heeft in dit kader verwezen naar de arresten van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 oktober 2016 (ECLI:NL:GHSHE:2016:4596) en van het Gerechtshof Arnhem van 16 maart 2010 (ECLI:NL:GHARN:2010:BM0952).
Het oordeel van de rechtbank
Het klachtvereiste van artikel 269 Sr houdt in dat een verdachte alleen vervolgd kan worden voor smaad/laster indien de persoon, tegen wie de smaad/laster is gericht, door middel van een klacht de wens heeft geuit dat verdachte daarvoor wordt vervolgd. Artikel 66 lid 1 Sr bepaalt dat een klacht kan worden ingediend gedurende drie maanden nadat de klachtgerechtigde van de smaad/laster kennis heeft genomen. In een uitspraak van 4 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2242) heeft de Hoge Raad met betrekking tot deze termijn het volgende overwogen:
Op grond hiervan moet worden aangenomen dat de klachtgerechtigde bij een delict als het onderhavige zijn bevoegdheid slechts gedurende de in de wet genoemde klachttermijn kan uitoefenen. In zoverre is zijn macht om te bepalen of de verdachte wordt vervolgd, in de tijd begrensd. Dat betekent dat in het geval dat voor het instellen van een vervolging een klacht is vereist en de klacht niet is ingediend binnen drie maanden nadat de klachtgerechtigde heeft kennis genomen van het gepleegde delict, de vervolging daarop afstuit. Ingeval de klacht weliswaar niet voldoet aan alle formele wettelijke eisen of niet is ingediend bij de bevoegde ambtenaar, maar vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst, zal van die wens binnen die termijn van drie maanden moeten zijn gebleken.
In de recente uitspraak van 31 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:799) heeft de Hoge Raad dit uitgangspunt – onder verwijzing naar bovenstaand arrest – herhaald.
De huisarts heeft van de doorlopende uitlatingen door de verdachte en zijn medeverdachten op verschillende momenten aangifte gedaan van smaad/laster en daarna klachten ingediend waarbij hij uitdrukkelijk heeft verzocht de verdachten te vervolgen. Het gaat hierbij om de aangiften van 27 augustus 2020 (klacht van 8 oktober 2020), van 6 november 2020 (klacht van 16 november 2020), van 19 maart 2021 (klacht van dezelfde datum) van 11 mei 2021 (klacht van dezelfde datum).
Uit het dossier blijkt dat de verdachte en diens medeverdachte(n) stelselmatig strafbare uitlatingen jegens de huisarts op internet hebben gedaan. Gelet hierop en in aanmerking genomen de strekking van de bepaling omtrent de termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend, eindigde die termijn naar het oordeel van de rechtbank drie maanden na de datum waarop de laatste strafbare uitlating over de huisarts in de periode waarover aangifte is gedaan, plaatsvond. Dit brengt met zich, dat de in artikel 66 lid 1 Sr vermelde termijn van drie maanden waarbinnen de klacht kan worden ingediend, niet reeds aanvangt bij de eerste uiting van smaad of laster.
Voor de beantwoording van de vraag wat de laatste smadelijke dan wel lasterlijke uitlating is, dient naar het oordeel van de rechtbank in beginsel de aangifte leidend te zijn. De klacht ziet namelijk op de aangifte. De aangifte van 19 maart 2021 behelst de smaad/laster die is gepleegd in de periode van 1 november 2020 tot 9 maart 2021. De rechtbank zal laatstgenoemde datum als uitgangspunt nemen bij de berekening van de klachttermijn. Aangezien de huisarts op 19 maart 2021 een klacht heeft ingediend, houdt dit in dat de klacht tijdig is ingediend en het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte voor feit 3 (conform ECLI:NL:GHSHE:2016:4596, voor zover relevant in stand gelaten door de Hoge Raad in ECLI:NL:HR:2018:667, r.o. 3.1 t/m 3.4, en ECLI:NL:GHARN:BM0952).

4.De bewijsbeslissing

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 (de bedreiging), 2 en 3 ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1 (de opruiing) ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank (met uitzondering van het medeplegen).
4.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank heeft deze bewijsmiddelen als bijlage aan dit vonnis gehecht.
4.4
Bewijsoverwegingen
4.4.1.
Inleiding
Aan deze zaak ligt het onderzoek [naam] ten grondslag. Dit onderzoek richt zich op het in beeld brengen van mogelijke strafbare feiten gepleegd door de verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Zij worden ervan verdacht dat zij samen een netwerk vormden dat zich bezig hield met opruiing, bedreiging, smaad en/of laster jegens diverse personen, grotendeels personen met een publieke status. De verdachten kwamen online samen om hun ideologieën, meningen en verdenkingen veelal gezamenlijk over te brengen aan hun volgers door het gebruik van livestreams. De mensen tegen wie de verdachten zich richtten, zijn in hun visie onderdeel van een satanisch pedoseksueel misbruiknetwerk dat zich de afgelopen decennia zou hebben beziggehouden met het seksueel misbruiken en het vermoorden van jonge kinderen. Vanaf eind augustus 2020 hebben de huisarts en [aangever 2] en hierna gezamenlijk te noemen: aangevers) die door deze verdachten in verband worden gebracht met dit netwerk, een aantal keer aangifte gedaan van strafbare feiten.
De zaak kwam aan het rollen toen [medeverdachte 2] zich in augustus 2020 meldde bij [medeverdachte 3] , eigenaar van het social mediakanaal ‘Revolutionair online’, met hervonden herinneringen van pedoseksueel misbruik en satanische rituelen in zijn jeugd. Nadat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] het verhaal van [medeverdachte 2] naar buiten hadden gebracht, vonden zij aansluiting bij de verdachte en [medeverdachte 1] die op dat moment actief waren met de website ‘Wees de Weerstand’ (hierna: WdW). De verdachte en [medeverdachte 1] hebben het verhaal van de verdachte bij een breder publiek bekend gemaakt. Dit deden zij door middel van een vierdelige serie, genaamd ‘Kantelpunt, het verhaal van Joost’ (hierna: ‘het Kantelpunt’), die werd uitgezonden op het social mediakanaal van WdW. Verder verspreidden de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zeer frequent verhalen over de aangevers en de gebeurtenissen die volgens hen in Bodegraven hadden plaatsgevonden. Zij deden dit vrijwel dagelijks via live video’s in verschillende openbare social media kanalen en waren te zien in een soort teamsmeeting. In januari 2021 heeft de verdachte zijn samenwerking met de verdachten gestaakt en zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] samen verder gegaan met het produceren van live-uitzendingen van het ‘Red Pill Journal’. De verdachte heeft hierna nog covid-gerelateerde berichten op Wdw geplaatst.
4.4.2
Met betrekking tot feit 1: opruiing tot het doden en ontvoeren van [aangever 3] en bedreiging met de dood op 4 februari 2021
4.4.2.1 De verdediging heeft aangevoerd dat de bedreiging pas was voltooid op het moment dat [aangever 3] , voormalig [minister] ), hiervan op de hoogte is geraakt. Nu niet bekend is wanneer dat is geweest, kan niet worden bewezen dat, zoals ten laste is gelegd, de bedreiging op of omstreeks 4 februari 2021 heeft plaatsgevonden en moet de verdachte worden vrijgesproken van dit feit.
4.4.2.2 De verdachte heeft de video waarin de tenlastegelegde bedreigingen zijn geuit op 4 februari 2021 op de website WdW geplaatst. De bedreiging is dan ook op deze datum gepleegd. Nu uit de aangifte blijkt dat [aangever 3] van de video op de hoogte is geraakt en zich bedreigd heeft gevoeld, is sprake van een voltooide bedreiging. Dat de pleegdatum zou moeten worden vastgesteld op de dag dat de bedreigde op de hoogte is geraakt van de bedreiging, volgt noch uit de wettekst noch uit de toelichting daarop zodat de rechtbank dit verweer verwerpt.
4.4.2.3 De verdediging heeft verder aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen van de opruiing en bedreiging. De rechtbank volgt de verdediging in dit verweer. Vaststaat dat de verdachte omstreeks eind januari 2021 de samenwerking met de medeverdachten heeft stopgezet. Deze medeverdachten waren dan ook niet betrokken bij het opnemen en plaatsen van de betreffende video op 4 februari 2021. Van betrokkenheid van enig ander persoon bij deze video is niet gebleken. Dat betekent dat de verdachte van het onderdeel medeplegen zal worden vrijgesproken.
4.4.3.
Met betrekking tot feit 2: medeplegen bedreiging Van Dissel met de dood op 26 november 2020
4.4.3.1 De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake is geweest van een bedreiging waarbij bij [aangever 2] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het slachtoffer zou worden van een levensdelict of zware mishandeling. Het opzet bij de verdachte was daar ook niet op gericht. Bovendien is geen sprake van medeplegen met de [medeverdachte 1] . Tot slot heeft de verdediging ook hier aangevoerd dat de bedreiging niet op 26 november 2020 was voltooid.
4.4.3.3 De rechtbank komt tot een ander oordeel dan de verdediging. De uitlatingen waar het hier om gaat laten naar het oordeel van de rechtbank aan duidelijkheid niets te wensen over. In de dialoog tussen de verdachte en de medeverdachte wordt gezegd dat “al zijn gaten” en “met name zijn poriën” dicht moeten. Deze uitlatingen worden gedaan aan het einde van het eerste deel van ‘Het Kantelpunt’, waarin [medeverdachte 2] wordt aangewezen als degene die zich schuldig heeft gemaakt aan kindermisbruik en kindermoord en die deel uitmaakt van een satanisch ritueel pedofiel netwerk in Bodegraven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de uitlatingen in deze context zonder meer bedreigend. Uit de aangifte van [medeverdachte 2] blijkt dat hij van de video op de hoogte is geraakt en zich bedreigd heeft gevoeld.
4.4.3.4 De verdachte en zijn medeverdachte hebben deze bedreigende uitlatingen gedaan op een openbaar toegankelijke website. Hieruit volgt dat zij het opzet hebben gehad op het bedreigen van [medeverdachte 2] .
4.4.3.5 De rechtbank acht voorts bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] . Zij hebben samen dit (al dan niet spontane) gesprek gevoerd en zij hebben ook samen de video op internet gedeeld.
4.4.3.6 De video is op 26 november 2020 op de website WdW geplaatst. De bedreiging is dan ook op deze datum gepleegd. De rechtbank verwijst voor het overige naar hetgeen zij ten aanzien van de pleegdatum heeft overwogen bij feit 1.
4.4.4
Met betrekking tot feit 3: medeplegen van smaad en/of laster jegens de huisarts op 26 november 2020
4.4.4.1 De verdediging heeft aangevoerd dat de in de tenlastelegging opgenomen uitlatingen niet vallen aan te merken als “telastlegging van een bepaald feit” als bedoeld in artikel 261/262 Sr. Voorts dient verdachte te worden vrijgesproken van het onderdeel “terwijl hij wist dat het niet waar was” uit artikel 262 Sr, omdat hij ervan uitging dat het waar was wat [medeverdachte 2] had verteld.
4.4.4.2 Van telastlegging van een bepaald feit in de zin van genoemde artikelen is sprake indien het feit op een zodanige wijze door de verdachte is tenlastegelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging van een ander aanwijst. Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake indien het “feit” niet het gedrag van die ander betreft, maar een eigenschap die hem wordt toegedicht en evenmin, als het wel gaat om diens gedrag, indien dat gedrag slechts in algemene termen wordt geduid en derhalve niet wordt toegespitst op een voldoende geconcretiseerde gedraging van een bepaalde persoon.
4.4.4.3 In ‘het Kantelpunt’ leest [medeverdachte 1] de aangifte van [medeverdachte 2] voor. In die aangifte wordt de huisarts bij naam genoemd als degene die samen met de rode man [medeverdachte 2] al vanaf jonge leeftijd seksueel heeft misbruikt en heeft laten misbruiken en die samen met anderen een meisje heeft vermoord. De verdachte loopt vervolgens met [medeverdachte 1] door Bodegraven en daarbij wordt gezegd dat dit een “paradijs voor pedo’s is”. Het adres van de praktijk en het woonhuis van de huisarts komen uitgebreid in beeld. Dit alles wordt afgesloten met de opmerking dat “de huisarts een perfecte dekmantel is”.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat de door de verdachte gedane telastlegging is toegespitst op een voldoende geconcretiseerde gedraging van de huisarts, te weten dat hij onderdeel uitmaakte van een satanische cult die kinderen seksueel misbruikte en een kind heeft vermoord. Het bestanddeel “telastlegging van een bepaald feit” als bedoeld in artikel 261/262 Sr is daarmee vervuld. Daarmee is sprake van smaad.
4.4.4.4 In artikel 262, eerste lid, Sr wordt, voor zover van belang, bepaald dat hij die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt, wetende dat het te last gelegde feit in strijd met de waarheid is, als schuldig aan laster wordt gestraft. Volgens rechtspraak van de Hoge Raad heeft blijkens de wetsgeschiedenis het bestanddeel ‘wetende dat’ een bijzondere, beperkte betekenis van daadwerkelijke wetenschap, waarvoor voorwaardelijk opzet niet toereikend is (Zie HR 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:904, en HR 2 december 2014, ECLI:NL: HR:2014:3498). Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan door de rechtbank niet met de vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk wist dat de smadelijke beschuldigingen in strijd waren met de waarheid. Hierbij merkt de rechtbank op dat het haar duidelijk is geworden dat [medeverdachte 2] volstrekt overtuigd is van het waarheidsgehalte van zijn hervonden herinneringen en met die overtuiging zijn verhaal vertelt. Zo ook aan de verdachte. Dat de beschuldigingen zo bizar en verstrekkend zijn dat ze alleen al daarom zo onaannemelijk zijn dat het opzet op het vertellen van onwaarheid kan worden aangenomen, zoals de officier van justitie ter terechtzitting uiteen heeft gezet, volgt de rechtbank gelet op voornoemde beperkte betekenis van ‘wetende dat’ niet. Dat betekent dat niet is voldaan aan de vereisten voor laster, zodat de verdachte van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
l.
hij op
of omstreeks4 februari 2021
te 's-Gravenhage en/of te Krimpen a/d IJssel en/of eldersin Nederland
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in het openbaar, mondeling,
bij geschrift en/of bij afbeelding, tot enig strafbaar feit en
/ofgewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door op een (openbaar toegankelijke) website ‘Wees de Weerstand’,
in elk geval op of via interneteen (live) video, te plaatsen, waarin het volgende wordt gezegd:
“Deze gast mag helemaal niet vrij rondlopen, de eerste keer dat je hem ziet in Den Haag of waar dan ook, pak hem. Douw hem in je auto, douw hem in je kofferbak. Afvoeren. Einde discussie, einde democratische wegen. Deze smerige gore dokter Mengele, moord dictator moet opgeruimd worden”; en
/of
- “ hij is van het [partij] en die doen dit niet, hij zorgt er juist voordat hun lijden wordt verlicht. Weet je wie er verlicht moet worden, meneer [minister] , die moet verlicht worden... voor mij part... nee laat maar. Eerlijk gezegd, als die [minister] vandaag of morgen ontvoerd wordt”; en
/of(vervolgens)
- op de video te zien is dat hij, verdachte een snijbeweging met zijn hand langs zijn keel maakt en daarna zegt: “ik zou er geen seconde om rouwen. Echt niet. Het is zo ver dat er eigenlijk nog maar één mogelijkheid is. Hoe lang hebben ze Hitler benaderd binnen de grenzen van wat in een democratische rechtstaat mogelijk is. Hoe lang? Te lang. Eén 9 mm injectie, over en uit. Miljoenen levens hadden gered geweest. Dit soort krankzinnigen moet de reden zijn dat in een land de doodstraf ingevoerd waar dat ooit is afgeschaft, wat mij betreft.”;
EN
hij op
of omstreeks4 februari 2021
te 's-Gravenhage en/of te Krimpen a/d IJssel en/of eldersin Nederland, de [minister] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [minister] op een (openbaar toegankelijke) website geplaatste (live) video, te weten ‘Wees de Weerstand’,
in elk geval op of via internet, dreigend de woorden toe te voegen:
“Deze gast mag helemaal niet vrij rondlopen, de eerste keer dat je hem ziet in Den Haag of waar dan ook, pak hem. Douw hem in je auto, douw hem in je kofferbak. Afvoeren. Einde discussie. Einde democratische wegen. Deze smerige gore dokter Mengele, moord dictator moet opgeruimd worden”; en
/of
- “ hij is van het [partij] en die doen dit niet, hij zorgt er juist voor dat hun lijden wordt verlicht. Weet je wie er verlicht moet worden, meneer [minister] , die moet verlicht worden... voor mij part... nee laat maar. Eerlijk gezegd, als die [minister] vandaag of morgen ontvoerd wordt”; en
/of(vervolgens)
- op de video te zien is dat hij, verdachte een snijbeweging met zijn hand langs zijn keel maakt en daarna zegt: “ik zou er geen seconde om rouwen. Echt niet. Het is zo ver dat er eigenlijk nog maar één mogelijkheid is. Hoe lang hebben ze Hitler benaderd binnen de grenzen van wat in een democratische rechtstaat mogelijk is. Hoe lang? Te lang. Eén 9 mm injectie, over en uit. Miljoenen levens hadden gered geweest. Dit soort krankzinnigen moet de reden zijn dat in een land de doodstraf ingevoerd waar dat ooit is afgeschaft, wat mij betreft.”;
althans woorden gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks26 november 2020
te Oegstgeest en/ofin Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
of anderen, althans alleen[aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, immers
hebbenhij, verdachte, en
/ofzijn [medeverdachte 1] die [aangever 2] op een openbare website ‘Wees de Weerstand’
en/of bitchute, in elk geval op of via internet, geplaatste (live) video, te weten ‘Het Kantelpunt’, dreigend de woorden toegevoegd:
“Die bek gaan we niet houden” en
/of
“Die bek gaan we zeker niet houden. De enige bek die dicht gaat is die van hem. En [aangever 2] . Want.. Die gaat wel heel lang dicht. Die gaat wel heel lang dicht. Niet alleen zijn bek, maar al zijn gaten Al zijn gaten. Met name zijn poriën. Ik vrees het ergste voor de man. Als hij zou weten wat wij weten, holy moly man. Ik zou niet lekker meer slapen denk
ik. Ik slaap prima, jij ook?”;
althans woorden gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op 26 november 2020
te Bodegraven en/of eldersin Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
of anderen, althans alleen(
meermalen) opzettelijk, (
telkens) door middel van
verspreiding van (een) geschrift(en) en/of doorhet openlijk tentoonstellen van een of meerdere
geschriften en/ofafbeeldingen, de eer en/of de goede naam van [aangever 1] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijk doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij, verdachte en
/ofzijn [medeverdachte 1] met voormeld doel op een openbaar toegankelijke website ‘Wees de Weerstand’ een video genaamd: ‘Het Kantelpunt’
in elk geval
op of via internet een videogeplaatst waarin het volgende te zien en te horen is:
- [medeverdachte 1] zegt: “Dit is niet te geloven” en
/of
- hij, verdachte (vervolgens) zegt: “Maar dit is even voor eigen memorie” en/
of
- [medeverdachte 1] een tekst voorleest met de volgende inhoud: “Goedemiddag, ik ben inderdaad [medeverdachte 2] , geboren in Bodegraven, [geboortedag] 1978, [geboorteplaats] . Ik ben in deze satanische cult terecht gekomen door mijn moeder. Die vertrouwende de dokter, [aangever 1] . Ze was bevriend met zijn [vrouw] . (In beeld komt kort de tekst onderzoeksjournalist getoond bij [medeverdachte 1] ) Al vanaf jonge leeftijd misbruikt. Later op school ook. En andere mannen ook. Waaronder de rode man. Die heb ik herkend op TV. Ze hebben een meisje vermoord. Ik en drie of vier
andere kinderen moesten daar naar kijken. Toen ik dat thuis verteld heb, ben ik op aanraden van de dokter in de psychiatrie beland, maar waar is mij niet duidelijk. Graag zou ik alles uitzoeken, maar ook aangifte doen van dit horrorverhaal. Vrienden die daar ook waren, zijn allemaal dood nu. [naam] , [naam] en [naam] . Ik voel me niet veilig in Nederland. Ben honderd keer van straat geplukt of uit huis gehaald. Ze proberen me nu via mijn familie voor gek te verklaren. Ik heb zeer professionele advocaat nodig met hart op de goede plek. David tegen Goliath. Zo kan je het het beste omschrijven. Ik ben een gelovige jongen met een prachtig gezin. Met vriendelijke groet, [medeverdachte 2] .”; en
/of(vervolgens)
- beelden getoond worden waarop hij verdachte lopend in Bodegraven is te zien en [medeverdachte 1] zegt dat het een paradijs voor pedo's is omdat er drie scholen op rij staan; en
/ofvervolgens
-hij verdachte en [medeverdachte 1] naar de praktijk lopen van [aangever 1]
en/of hij, verdachte zich afvraagt of [aangever 2] ook uit Bodegraven komten
/of(vervolgens) het adres wordt getoond wat volgens hem verdachte en
/of[medeverdachte 1] van de huisartsenpraktijk en het woonhuis van [aangever 1] is; en
/of(vervolgens)
-
een foto van een lachende [minister] en [aangever 2] in beeld komt met de tekst "en een lol dat we hadden!" en/of
- [medeverdachte 1] zegt dat de huisarts een perfecte dekmantel is.
terwijl verdachte wist dat dit/deze tenlastegelegde feit(en) in strijd met de waarheid was/waren;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 175 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, contactverbod, gebiedsverbod en overige bijzondere voorwaarden het gedrag betreffende. Daarnaast heeft de officier gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en dat hem een geldboete wordt opgelegd van € 5.828,28, subsidiair 64 dagen hechtenis. Ook heeft de officier van justitie gevorderd om het contact en gebiedsverbod op te leggen op grond van artikel 38v Sr. De officier heeft gevorderd om zowel de bijzondere voorwaarden, als de 38v Sr maatregel, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met daarnaast een klein deel voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft daarnaast verzocht om de verdachte niet te veroordelen tot een taakstraf en hem geen geldboete op te leggen. Tot slot heeft de raadsman verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opruiing, bedreiging en smaad. Deze feiten zijn gepleegd tijdens video-uitzendingen op zijn website ‘WdW’, waar de verdachte een van de presentatoren was. Via deze uitzendingen wilde de verdachte aandacht vragen voor ritueel satanisch pedoseksueel misbruik, waar de medeverdachte [medeverdachte 2] naar zijn eigen zeggen slachtoffer van is geweest. Dat daarvan daadwerkelijk sprake is geweest heeft de rechtbank in het geheel niet kunnen vaststellen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben aangevers aangewezen als daders van dat ritueel satanisch pedoseksueel misbruik. [aangever 2] is door de coronacrisis als [directeur en voorzitter] , zijns ondanks, een publiek figuur geworden die door de verdachte niet zozeer in die functie maar juist als privé persoon in een smadelijk daglicht is gezet. Enig weerwoord is daarbij niet mogelijk want iets wat niet gebeurd is, kun je niet bewijzen. Daarmee heeft de verdachte met de medeverdachten een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 2] en zijn gevoelens van veiligheid. Hij kan zich niet meer vrij in de publieke ruimte bewegen en moet accepteren dat hij continu beveiligd wordt.
Ook de huisarts heeft zich deze beschuldigingen moeten laten welgevallen. Hij zou degene zijn geweest die de [medeverdachte 2] steeds meenam, drogeerde, seksueel misbruikte, aan [aangever 2] over droeg en ook aan [aangever 2] de opdracht gaf om een meisje te vermoorden. Het is een uitermate kwalijke stemmingmakerij waarbij enig weerwoord niet mogelijk is, want elke reactie is koren op de molen van de verdachte en de medeverdachten. De verdachte heeft het leven van de huisarts en zijn familie ingrijpend geraakt en veranderd.
Tot slot heeft ook voormalig [minister] , het moeten ontgelden. Tijdens een van de uitzendingen van WdW heeft de verdachte hem bedreigd en opgeruid tot geweld tegen hem. Daarbij heeft hij [minister] vergeleken met kopstukken uit het nazi-regime. Aanleiding hiervoor was dat de verdachte het niet eens was met het coronabeleid van het (vorige) kabinet. Hoewel [minister] een publiek figuur is die – destijds – het door het kabinet bepaalde coronabeleid uitdroeg en als zodanig bestand moet zijn tegen kritiek op dat beleid, betekent dit niet dat hij zich alles moet laten welgevallen. De verdachte, die net als ieder ander recht heeft op zijn eigen gedachten omtrent bepaald overheidsbeleid en die gedachten in beginsel ook mag uiten, is in dit geval te ver gegaan en heeft strafrechtelijke grenzen overschreden. De verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid van [minister] .
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 mei 2022. Hieruit volgt dat de verdachte eerder voor bedreiging is veroordeeld.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia Rapport over de verdachte, opgemaakt door [deskundige] , klinisch psycholoog, en [deskundige] , forensisch milieuonderzoeker, uitgebracht op 27 maart 2022. De deskundigen hebben vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een onbevestigd vermoeden van AD(H)D. Dit was aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Volgens de deskundigen is sprake van enige mate van doorwerking, maar niet in die mate dat sprake is van verminderd toerekenen. De deskundigen hebben de kans op recidive ingeschat als laag. Kortdurende psychologische diagnostiek en behandeling is door de deskundigen overwogen, maar omdat de verdachte daar niet in een verplicht kader aan wil meewerken en de deskundigen er geen noodzaak in zien gelet op het lage recidiverisico, wordt afgezien van dat advies. De verdachte wordt zelf in staat geacht om zaken ter voorkoming van recidive in te zetten en hij lijkt hiertoe ook gemotiveerd, omdat hij het zelf al deels in gang heeft gezet.
Nu de conclusies en adviezen van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, maakt de rechtbank die conclusies tot de hare en legt de rechtbank die conclusies en adviezen mede aan haar oordeel over de toerekeningsvatbaarheid en straftoemeting ten grondslag.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte, van 3 juni 2022. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. Het risico op gewelddadig extremisme wordt ingeschat als laag. Gelet op de verbale uitlatingen en de grieven ten aanzien van de overheid sluit de reclassering de kans op extremistisch verbaal geweld niet uit. De reclassering adviseert om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een contactverbod en een verbod om zich in de vorm van filmpjes, geschreven reacties dan wel anderszins te uiten op social media.
De straf
De rechtbank acht, alles overwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Bij de bepaling van de duur slaat de rechtbank allereerst acht op de periode waarbinnen de verdachte deze feiten heeft gepleegd en de impact van de feiten op het leven van aangevers en hun families. De rechtbank acht in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten op zijn plaats. Nu de verdachte echter oprecht lijkt in zijn spijtbetuigingen, erkent dat hij aantijgingen in het Kantelpunt niet zonder nader onderzoek naar buiten had mogen brengen, en het ondergane voorarrest grote gevolgen heeft gehad voor de bedrijfsvoering van de onderneming van de verdachte, zal de rechtbank evenwel volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd van het voorarrest, maar daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf én een taakstraf op zijn plaats.
Alles tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 175 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijke strafdeel verbindt de rechtbank als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een aantal contactverboden, een aantal locatieverboden en een verbod om zich uit te laten over ritueel satanisch pedoseksueel misbruik en Covid-19. Dit om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank stelt de proeftijd vast op 3 jaar.
Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf op voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
De vrijheidsbenemende maatregel ex artikel 38v Sr
De rechtbank ziet, ter beveiliging van de aangevers, voorts aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen, inhoudende een contactverbod met de medeverdachten ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ), voormalig [aangever 3] (en diens familie), [aangever 1] (en diens familie) en [aangever 2] (en diens familie) en een verbod om zich in de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Woerden en Oegstgeest te begeven, voor de duur van drie jaren. Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 3 weken, met een maximum van 6 maanden.
De dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank overweegt dat de maatregel van artikel 38v Sr, als dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard, nu er – gelet op de aard en de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens de aangevers.
De dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
Tot slot wijst de rechtbank de vordering van de officier van justitie om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren af. Weliswaar zouden de opruiing en bedreiging kunnen worden aangemerkt als misdrijven die gericht zijn tegen dan wel gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, maar op grond van de NIFP rapportages omtrent de verdachte, waarin de kans op hernieuwde feiten als opruiing en bedreiging als laag wordt ingeschat, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesteld dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.
De geldboete
Ook de vordering van de officier van justitie om het geldbedrag dat onder de verdachte conservatoir in beslag is genomen, als geldboete aan hem op te leggen, wordt afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank zou daarmee dat beslag op oneigenlijke wijze worden afgewikkeld.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 47, 55, 131, 261 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:eendaadse samenloop van:
in het openbaar, mondeling tot enig strafbaar feit/gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruien;
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 2:medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 3:medeplegen van smaad;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
175 (HONDERDVIJFENZEVENTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
90 (NEGENTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland Bezuidenhoutseweg 179, te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ), voormalig [aangever 3] (en diens familie), [aangever 1] (en diens familie) en [aangever 2] (en diens familie), zo lang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
3. zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Woerden en Oegstgeest, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. zich gedurende de proeftijd op welke wijze dan ook:
- onthoudt van het zich op digitale wijze uitlaten over de aangevers en diens familie;
- onthoudt van het zich op digitale wijze uitlaten over wat [medeverdachte 2] naar zijn zeggen is overkomen met betrekking tot ritueel satanisch pedoseksueel misbruik dan wel COVID-19;
- onthoudt van het online deelnemen aan chatgroepen die gericht zijn op ritueel satanisch pedoseksueel misbruik dan wel COVID-19;
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Het toezicht op de onder 4 vermelde voorwaarden kan onder andere bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers; de verdachte werkt daaraan mee tijdens een huisbezoek; deze controles mogen gedurende de proeftijd van 3 jaren maximaal 6 keer worden uitgevoerd. Ten behoeve van deze controle mag een deskundige (niet zijnde een opsporingsambtenaar) de reclassering (technische) ondersteuning bieden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
100 (HONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
50 (VIJFTIG) DAGEN;
38v maatregel
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ), [aangever 3] (en diens familie), [aangever 1] (en diens familie) en [aangever 2] (en diens familie) en een verbod om zich in de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Woerden en Oegstgeest te begeven;
bepaalt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juni 2022.