ECLI:NL:RBDHA:2022:6241

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
NL21.13270
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van uitstel van vertrek op medische gronden voor een Afghaanse asielzoekster

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Afghaanse asielzoekster, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had verzocht om uitstel op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) vanwege haar medische situatie, waaronder een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en andere psychische aandoeningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiseres op 10 mei 2021 door verweerder was afgewezen, en dat het bezwaar hiertegen op 21 juli 2021 ongegrond was verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk.

De rechtbank heeft de zaak op 21 april 2022 behandeld. Eiseres voerde aan dat het Bureau Medische Advisering (BMA) niet zorgvuldig had gehandeld door geen spreekuuronderzoek te verrichten en dat het advies niet inzichtelijk was. De rechtbank oordeelde dat er geen contra-expertise was overgelegd door eiseres en dat het BMA-advies zorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico was op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking kwam voor uitstel van vertrek.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13270

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. O. Bousmaha).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw [1] afgewezen.
Bij besluit van 21 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres is op zitting verschenen, bijgestaan door een waarnemer van haar gemachtigde. Als tolk in de taal Dari is verschenen H.C. Khanna. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1991 en heeft de Afghaanse nationaliteit. De asielaanvragen van eiseres en haar gezin zijn afgewezen. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 16 oktober 2020 ongegrond verklaard [2] . Eiseres heeft vervolgens om uitstel van vertrek gevraagd op grond van artikel 64 van de Vw.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen onder verwijzing naar het advies van het Bureau Medische Advisering (hierna: BMA-advies) van 6 mei 2021. Van de (in het BMA-advies genoemde) overgelegde stukken van de behandelaars is kennisgenomen. Uit die informatie blijkt dat sprake is van een posttraumatische stressstoornis (PTSS), een gegeneraliseerde angststoornis en een obsessieve compulsieve stoornis (smetvrees). Eiseres staat vanaf 2018 bij de GGZ onder behandeling. Na het inzetten van opvoedondersteuning en meer medicatie, herstelde eiseres snel en is de sombere stemming hersteld. Na een negatieve beslissing was sprake van nachtmerries, waarna de medicatie verder is aangepast. In het advies wordt geconcludeerd dat eiseres in staat is om te reizen en dat bij het uitblijven van de medische behandeling geen medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht, omdat er geen sprake is geweest van klinische psychiatrische opnames, bopz/wvggz/wzd-maatregelen, psychoses in het verleden, of van andere belangrijke crisissituaties, zoals een gedocumenteerde suïcidepoging.
Daarom is er geen sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM [3] .
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan – voor zover thans van belang – dat verweerder het BMA-advies niet aan zijn besluitvorming ten grondslag had mogen leggen. Er had een spreekuuronderzoek moeten plaatsvinden. Het advies is op meerdere punten niet inzichtelijk. Bij terugkeer loopt eiseres een toegenomen risico op suïcidaliteit en daarmee op een 3 EVRM-risico. Ook is de suïcidaliteit onvoldoende betrokken bij de vraag of bij uitblijven van medische behandeling een medische noodsituatie op korte termijn kan worden verwacht. Voorts is onduidelijk waarom reisvoorwaarden ontbreken. Ook zal er bij terugkeer voor de kinderen een medische noodsituatie ontstaan, gezien de omstandigheden in Afghanistan. Hun belangen hadden meegewogen moeten worden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Eiseres heeft verzocht haar gronden in bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen in beroep. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van de gronden in bezwaar, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding dat besluit te vernietigen.
5. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter is een advies van het BMA een deskundigenbericht aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. Indien verweerder een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, strekt de door de rechtbank te verrichten toetsing, als een vreemdeling geen contra-expertise overlegt, niet verder dan dat zij naar aanleiding van een daartoe strekkende beroepsgrond beoordeelt of verweerder zich ervan heeft vergewist dat dit advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. [4]
5.1.
Eiseres heeft geen contra-expertise overgelegd, zodat beoordeeld moet worden of sprake is van concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies. Het is aan de vreemdeling om aan te tonen dat het advies niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De BMA-arts heeft kennisgenomen van de beschikbare medische informatie. Voor zover eiseres stelt dat het BMA-advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat een spreekuuronderzoek niet nodig werd geacht, faalt deze stelling. De omstandigheid dat eiseres niet door een BMA-arts is onderzocht, leidt niet tot het oordeel dat het onderzoek reeds hierom onvolledig of onzorgvuldig is geweest. [5] Eiseres heeft niet toegelicht waarom zij gelet op haar medische situatie in persoon had moeten worden onderzocht. De enkele stelling dat de overgelegde documenten daartoe aanleiding bieden is niet voldoende. In de brief van GGZ Drenthe van 28 oktober 2019 is (onder het kopje intake/behandelplan) vermeld dat eiseres suïcidaal is geweest maar dat nu niet meer is. De adviserend BMA-arts kan in beginsel volstaan met het schriftelijk of telefonisch opvragen van informatie bij de behandelaar van de desbetreffende vreemdeling. Het is vervolgens aan de BMA-arts om te beoordelen of er reden is voor nader onderzoek. Dat uit het protocol onvoldoende volgt wanneer een spreekuur nuttig en noodzakelijk wordt geacht maakt, wat hier ook van zij, het bestreden besluit niet onzorgvuldig of onrechtmatig.
5.2.
Het betoog van eiseres voorts dat de suïcidaliteit onvoldoende bij het BMA-advies is betrokken, wordt niet gevolgd. Uit het BMA-advies volgt dat kennis is genomen van de brieven van behandelaren waarin is vermeld dat het bespreken van suïcidaliteit bij eiseres tot het behandelplan behoort. Alle stukken die zien op suïcidaliteit zijn in het BMA-advies meegenomen. Uit het BMA-advies volgt ook dat aanvankelijk sprake was van somberheid en eiseres een depressie leek te ontwikkelen, maar dat de sombere stemming intussen is hersteld. Dat er nog sprake is van suïcidaliteit is niet met relevante stukken onderbouwd. Het beroep van eiseres ter zitting op de uitspraak van 30 juni 2021 [6] leidt niet tot ander oordeel. Anders dan in die zaak is in onderhavige zaak geen sprake van een gedocumenteerde suïcidepoging.
5.3.
Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding om aan te nemen dat het BMA-advies op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen of niet concludent zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldaan aan zijn vergewisplicht en mag verweerder het bestreden besluit baseren op het advies.
6. Met betrekking tot de beroepsgrond dat er in Afghanistan geen ondersteuning is voor de kinderen, waardoor zij ook in een medische noodsituatie terechtkomen, oordeelt de rechtbank als volgt. Artikel 64 van de Vw bepaalt dat uitzetting achterwege moet blijven, zolang het gelet op de gezondheidstoestand van eiseres of die van één van haar gezinsleden niet verantwoord is om te reizen. Omdat in het geval van eiseres geen medische noodsituatie wordt verwacht op korte termijn, wordt niet toegekomen aan de beoordeling op aanwezigheid en toegankelijkheid van de zorg in het land van herkomst. [7] Het wegvallen van opvoedondersteuning in het land van herkomst valt niet onder de in artikel 64 van de Vw bedoelde situatie.
7. Verweerder heeft terecht geconcludeerd, onder verwijzing naar het BMA-advies, dat eiseres niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op medische gronden als bedoeld in artikel 64 van de Vw.
Wat is de conclusie?
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
U kunt een beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zaaknummers: NL20.16820, NL20.16821 en NL20.16822
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:826 en van 14 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1765.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 3 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3932.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1353.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2628, rechtsoverweging 6.4.