ECLI:NL:RVS:2016:1765
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins-de Vin
- C.J. Borman
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van vreemdeling met Liberiaanse nationaliteit en medische noodsituatie
In deze zaak gaat het om de vreemdeling met de Liberiaanse nationaliteit die geen rechtmatig verblijf heeft en kan worden uitgezet. De vreemdeling heeft een aanvraag ingediend om te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft vanwege zijn gezondheidstoestand. De staatssecretaris heeft het besluit om de uitzetting door middel van het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) onderbouwd. Dit advies stelt dat de vreemdeling lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en dat er geen levensbedreigende symptomen zijn die een medische noodsituatie rechtvaardigen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het BMA-advies niet voldoende inzichtelijk is en dat de stelling van de vreemdeling over mogelijke noodsituaties niet is meegenomen.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de staatssecretaris betoogd dat het BMA-advies en de BMA-nota voldoende inzichtelijk zijn en dat de vreemdeling deze niet heeft weersproken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Afdeling oordeelt dat de staatssecretaris zich voldoende heeft vergewist van de zorgvuldigheid van het BMA-advies en dat de medische voorgeschiedenis van de vreemdeling is meegenomen in de beoordeling. De vreemdeling heeft geen contra-expertise overgelegd die de conclusies van het BMA-advies zou kunnen weerleggen.
De uiteindelijke beslissing is dat het beroep van de vreemdeling ongegrond is verklaard en dat de staatssecretaris het besluit om de uitzetting door te zetten kan handhaven. De uitspraak is gedaan op 14 juni 2016.