ECLI:NL:RBDHA:2022:6008
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de eindbeoordeling van een cadet in de Korte Officiers Opleiding van de Koninklijke Marechaussee
In deze zaak gaat het om een beroep van eiser tegen een negatieve eindbeoordeling in het kader van de Korte Officiers Opleiding (KOO) van de Koninklijke Marechaussee. Eiser, die op 3 september 2018 aan de opleiding begon, ontving op 24 juni 2019 een onvoldoende eindbeoordeling. Deze beoordeling was gebaseerd op onvoldoende scores op verschillende competenties, waaronder houding, gedrag en inzet. Eiser was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat de proeve van bekwaamheid, die hij had behaald, meer gewicht moest krijgen in de eindbeoordeling. Hij betoogde dat er onvoldoende beoordelingsmomenten waren geweest tijdens het verbetertraject, waardoor hij niet de kans had gekregen om zijn competenties te verbeteren.
De rechtbank heeft de zaak op 30 maart 2022 behandeld. Verweerder, de Commandant Cadetteneskadron, verdedigde de eindbeoordeling en stelde dat eiser onvoldoende had laten zien tijdens de eindoefening. De rechtbank oordeelde dat de eindbeoordeling voldoende gemotiveerd was en dat de toetsing van de inhoud van de beoordeling zich beperkte tot de vraag of deze op voldoende gronden berustte. De rechtbank concludeerde dat de eindbeoordeling, ondanks de bezwaren van eiser, de terughoudende rechterlijke toetsing kon doorstaan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 juni 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.