ECLI:NL:RBDHA:2022:5938
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet daadwerkelijk gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Syrische vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in Nederland om zich bij haar echtgenoot, referent, te voegen. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, die stelde dat er geen sprake was van een werkelijk gezinsleven tussen eiseres en referent, ondanks hun rechtsgeldig huwelijk. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 18 mei 2022 behandeld. Eiseres was vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris niet aanwezig was. De rechtbank overwoog dat eiseres en referent elkaar nog nooit daadwerkelijk hadden ontmoet en dat hun contact voornamelijk via digitale middelen verliep. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er een juridisch huwelijk bestaat, dit niet automatisch betekent dat er ook sprake is van een daadwerkelijk gezinsleven. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had vastgesteld dat er geen sprake was van een samenwoningssituatie en dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden was gebaseerd.
Eiseres voerde aan dat de afwijzing in strijd was met artikel 8 van het EVRM en andere relevante richtlijnen, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet opgingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder niet verplicht was om eiseres te horen in bezwaar, aangezien er geen twijfel bestond over de afwijzing. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen en dat er geen proceskosten vergoed hoefden te worden.