ECLI:NL:RBDHA:2022:5429
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering met verkorte wachttijd en schadevergoeding wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Middin en de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) over de afwijzing van een WIA-uitkering met een verkorte wachttijd. Eiseres, Stichting Middin, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de aanvraag voor een WIA-uitkering met verkorte wachttijd had afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemer, die zich op 3 oktober 2017 ziek had gemeld, niet voldeed aan de voorwaarden voor een verkorte wachttijd, omdat er nog reële behandelopties waren en herstel niet uitgesloten was. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat de werknemer niet in een onomkeerbare situatie verkeerde.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de procedure te lang had geduurd, waardoor de redelijke termijn was overschreden. De overschrijding in de bezwaarfase werd voor rekening van eiseres gelaten, maar de overschrijding in de beroepsfase was aan de rechtbank toe te rekenen. Eiseres kreeg recht op een schadevergoeding van € 1.000,- voor de termijnoverschrijding en de Staat werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die in totaal € 3.333,- bedroegen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar droeg de Staat op het griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden.