ECLI:NL:RBDHA:2022:5332

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
09-253062-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor langdurige belaging met bijzondere voorwaarden en taakstraf

Op 3 juni 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende meerdere jaren een slachtoffer heeft belagen. De verdachte heeft het slachtoffer herhaaldelijk benaderd via berichten, telefoontjes en het sturen van cadeaus, en heeft zonder uitnodiging de begrafenis van de broer van het slachtoffer bezocht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, zoals omschreven in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelplicht, met de mogelijkheid tot klinische opname. Tevens is een maximale taakstraf van 240 uur opgelegd en een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van vijf jaar, die direct uitvoerbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, wat heeft geleid tot een ernstige verstoring van haar leven. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een autismespectrumstoornis, en heeft besloten tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/253062-21
Datum uitspraak: 3 juni 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 23 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Post en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.Y. Taekema naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 22 november 2021 te Leeuwarden en /of te Den Haag en/of te Gouda, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
- vele berichten en/of foto's over [slachtoffer] op zijn Facebook-pagina gezet en/of
- ( zonder uitnodiging) de begrafenis van de broer van [slachtoffer] bezocht en/of
- ( zonder uitnodiging) de vader van [slachtoffer] bezocht en/of
- een feest bezocht met het doel [slachtoffer] tegen te komen en/of
- meermalen (telefonisch) contact gezocht met familieleden en/of vrienden [slachtoffer] (onder meer) met het doel haar adres te achterhalen en/of
- veelvuldig, althans meerdere malen, haar opgebeld en/of haar voicemail ingesproken en/of Whatsappberichten gestuurd en/of sms-berichten gestuurd en/of e-mails gestuurd, en/of
- meermalen naar haar en/of via derden naar haar cadeautjes gestuurd, waar onder bloemen en/of taarten/taartjes en/of ballonnen en/of
- haar laten benaderen door een coach voor "mediation";

3.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft ter terechtzitting de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit voor zover het de ten laste gelegde periode van langer dan zes jaren geleden betreft. Het vervolgingsrecht voor die periode zou door verjaring zijn vervallen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsman moet worden verworpen omdat belaging een doorlopend delict is en de verjaringstermijn pas gaat lopen zodra de belaging is gestopt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Krachtens artikel 70, eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vervalt het recht tot strafvordering door verjaring in zes jaren voor misdrijven – zoals belaging ex artikel 285b Sr – waarop gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld. In artikel 71, eerste lid, Sr is neergelegd dat de verjaringstermijn aanvangt op de dag na die waarop het feit is gepleegd (behalve in enkele in dat artikel genoemde gevallen, die op deze zaak niet van toepassing zijn).
De ten laste gelegde periode loopt van 1 januari 2013 tot en met 22 november 2021. Op 10 mei 2022 is de verdachte gedagvaard.
Gelet op de aard van het tenlastegelegde delict en de omstandigheid dat aan de verdachte verweten feiten als één feit ten laste zijn gelegd (vgl. Hoge Raad 1 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2457), geldt naar het oordeel van de rechtbank als aanvangstijdstip van de verjaring de dag na de beëindiging van het verweten delict, in dit geval dus de dag na 22 november 2021. Uit de aangiftes en verhoren van aangeefster blijkt dat de verdachte in elk jaar van de tenlastegelegde periode meerdere malen contact met aangeefster zocht. Dat er gedurende die periode tijden waren waarin dat contact achterwege bleef en de verdachte tijdelijk geen berichten stuurde, doet niet af aan het voortdurende karakter van de belaging, nu de periodes van rust kortstondig waren en de verdachte telkens het contact weer hervatte. Daarbij komt dat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat het wachten op aangeefster voor hem al dertien jaar duurt, terwijl ook aangeefster heeft verklaard dat zij gedurende de gehele periode de gevolgen heeft ervaren van het door haar ongewenste gedrag van de verdachte. Al het voorgaande in samenhang genomen betekent dat er van verjaring voor een deel van de ten laste gelegde periode geen sprake is. De officier van justitie kan dan ook in haar vervolging worden ontvangen voor de gehele ten laste gelegde periode.

4.Bespreking van verweren en bewijsbeslissingen

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken nu de onderzoeksresultaten uit het dossier niet mee mogen wegen tot het bewijs.
Hiertoe voert de raadsman ten eerste aan dat aangeefster pas op 13 oktober 2021 per klacht heeft verzocht om tot vervolging over te gaan: alle onderzoekshandelingen van voor die datum dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Daarnaast wordt een groot deel van het bewijs voor de belaging gebaseerd op onderzoeksresultaten die voorvloeien uit de telefoon van de verdachte. Deze onderzoeksresultaten zijn echter onrechtmatig verkregen, nu het zeer de vraag is of belaging ex artikel 285b Sr aangemerkt kan worden als ‘ernstig strafbaar feit’ of ‘ernstige criminaliteit’ als bedoeld in de EU-Richtlijnen ter zake op grond waarvan een dergelijke onderzoek zou zijn toegestaan. De raadsman heeft er daarbij op gewezen dat de Hoge Raad onlangs – naar aanleiding van het
Prokuratuur-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie – prejudiciële vragen over deze materie heeft gesteld.
Ten slotte is het voor de verdachte onvoldoende duidelijk geweest dat zijn berichten en handelingen niet gewenst waren, zodat niet is voldaan aan de bestandsdelen ‘dwingen iets te doen’ of ‘te dulden’.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van de gevoerde verweren heeft de officier van justitie erop gewezen dat de aangeefster op 13 oktober 2021, binnen drie maanden na de aangifte, een klacht heeft ingediend. Bovendien betrof het onderzoek dat voorafgaand aan de klacht heeft plaatsgevonden, onderzoek aan de laptop van de broer van de verdachte. Omdat de politie in het onderzoek tegen de broer berichten aan aangeefster vond, heeft de politie contact met aangeefster gezocht, waarop zij later en op de juiste manier een klacht heeft ingediend. Er is dus geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Ten aanzien van de gegevens die gevonden zijn op de telefoons is evenmin sprake van een onherstelbaar vormverzuim, nu uit het dossier blijkt dat het om ‘histo-gegevens’ gaat van de telefoon van de aangeefster, niet de verdachte.
4.3
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de verweren
Klacht
Krachtens het tweede lid van artikel 285b Sr vindt vervolging wegens belaging niet plaats dan op klacht van hem tegen wie het misdrijf is begaan. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat dit klachtvereiste wordt gesteld, omdat bij een vervolging wegens belaging de privacy van het slachtoffer in het gedrang kan komen. Het persoonlijk belang van het slachtoffer om niet te worden geconfronteerd met de eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging heeft voorrang boven het algemeen belang van strafvervolging. Ingevolge artikel 164 Wetboek van Strafvordering (Sv) bestaat een klacht uit een aangifte en een verzoek tot vervolging.
Op 26 augustus 2021 heeft het slachtoffer aangifte gedaan. Daarbij heeft zij kenbaar gemaakt dat zij de schade binnen het strafproces op de verdachte wil verhalen en dat zij op de hoogte gehouden wil worden van de voortgang van het opsporingsonderzoek. Op basis van de inhoud van de aangifte en de mededeling dat zij haar schade wil verhalen en van de voortgang van het onderzoek op de hoogte gehouden wil worden, stelt de rechtbank vast dat opsporing en vervolging vanaf dat moment gewenst is geweest. Die wens vindt zijn bevestiging en formalisering in de door aangeefster gedane klacht van 13 oktober 2021. Er kan dan ook niet geoordeeld worden dat onderzoekshandelingen van voor die laatste datum een onherstelbaar vormverzuim opleveren. Alle opsporingshandelingen en het bewijs dat is vergaard vanaf het moment dat aangifte is gedaan is derhalve bruikbaar om te worden gebezigd tot het bewijs. Het verweer tot bewijsuitsluiting wordt dan ook verworpen.
Prokuratuur
Nu de resultaten die zijn verkregen uit onderzoek naar de telefoon of andere gegevensdragers van de verdachte niet voor het bewijs worden gebezigd, behoeft het verweer van de raadsman terzake geen nadere bespreking.
4.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021245365, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn – Gouda, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 391).
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 31 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 12 – 14):
Aangeefster: [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] )
Plaats delict: Leeuwarden
Ik doe aangifte van stalking. Het begon in 2009 toen ik voor de grap een opmerking onder een Facebook post had geplaatst over mannen die nog maagd waren. [verdachte] (rechtbank: [verdachte] ) heeft dit bericht gelezen en stuurde mij berichten dat hij maagd was en het helemaal zag zitten. Vanaf dat moment bedacht hij in zijn hoofd dat ik zijn vriendin was en sindsdien ben ik een soort dagboek voor hem waarin hij 24/7, hij lijkt nooit te slapen, verteld wat hij allemaal doet, wil doen en vooral wat hij met mij wil doen. Het is vooral veel seks gerelateerd. Vanaf toen plaatste hij dagelijks mijn foto’s op zijn tijdlijn op Facebook met de tekst dat hij een nieuwe vriendin heeft, ik dus…
In maart 2013 kwam mijn [broer] te overlijden. De uitvaart was op 19 maart 2013. Toen ik mijn toespraak ging houden schrok ik me rot. Hij en zijn broer [naam 1] zaten opeens tussen mijn familie.
Op het kaartje van de rouwadvertentie stond het adres van mijn ouders. Dus zij zagen hun kans om daar heen te gaan.
Naast dit kreeg ik het ene na het andere telefoontje. Mijn beide zussen belden: [verdachte] vraagt om je adres. Daarna belden verschillende vrienden. [verdachte] vraagt om mijn adres. Ik nam toen een camerabeveiliging voor thuis omdat ik non-stop zenuwachtig was voor wat er ging gebeuren. Dit gevoel heb ik nu na 13 jaar nog steeds.
Helaas heb ik niet alles meer bewaard wat hij naar me heeft gestuurd, omdat ik alles steeds verwijder omdat het zo VEEL is. Hij spreekt dagelijks mijn voicemail zo’n 10 keer in. Deze heb ik nu uitgezet. Momenteel heb ik hem overal geblokkeerd, hierdoor belde hij zo’n 30 keer per dag anoniem. Deze optie heb ik nu ook uitgezet, niemand kan mij nog anoniem bellen. Dit vind ik vervelend gezien mijn telefoonnummer eigenlijk een zakelijk nummer is.
Via Facebook heeft hij (recentelijk) mijn zussen, vriendinnen en ex-vriend benaderd om achter mijn adres te komen. Zij bellen mij dan ook op om te zeggen dat [verdachte] hen heeft gevraagd naar mijn adres.
Zowel privé als zakelijk word ik heel erg beperkt in mijn vrijheid. Ik kan niet doen wat ik wil. Ik ben continu bang dat [verdachte] er achter komt war ik woon en dat hij mij dan weer opzoekt.
Begin augustus 2021 heeft [naam 2] contact met mij gezocht via WhatsApp. [naam 2] stelde zich voor als de begeleider / coach van [verdachte] . Hij werkt voor ‘Sterker werkt’. Tot nu toe is er helaas nog niets veranderd en de stalking blijft tot op heden doorgaan.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 15 – 16):
Ik deed onderzoek naar WhatsApp berichten van [verdachte] naar [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft screenshots gemaakt van WhatsApp-berichten die [verdachte] naar haar heeft gezonden in de periode van 9 juni 2021 tot en met 11 augustus 2021.
Uit de berichten blijkt dat [verdachte] intensief contact zoekt met [slachtoffer] door via de mobiele app WhatsApp berichten te sturen. [verdachte] stuurt meerdere berichten per dag waarin hij [slachtoffer] aanbidt. [verdachte] zegt dat hij wil vechten voor hun relatie en een gezin wil stichten.
In de berichten zegt [verdachte] dat hij houdt van [slachtoffer] en dat hij heel graag samen zou willen zijn. Uit sommige berichten blijkt tevens dat [verdachte] ervan overtuigd is dat hij en [slachtoffer] samen zijn. Op een dwingende wijze probeert [verdachte] [slachtoffer] ervan te overtuigen dat zij samen moeten zijn.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 180 – 181):
Ik was belast met het bekijken van de gevorderde historische verkeersgegevens van het [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1] ) (periode van 20/04/’21 tot en met 20/09/’21). Het [telefoonnummer 1] stond op naam van [slachtoffer] .
Nadat ik de gegevens had ingeladen zocht ik op de naam [verdachte] . Ik zag dat de verdachte [verdachte] , [adres 1] , voor kwam op het overzicht van de gevorderde historische verkeersgegevens. Ik zag dat hij de abonnee houder was van het [telefoonnummer 2] (hierna [telefoonnummer 2] ). Ik zag dat hij in totaal 263 maal telefonisch contact zocht met het [telefoonnummer 1] van aangeefster. Ik zag dat er 185 sms-berichten waren verzonden en 78 maal ingebeld was naar het nummer [telefoonnummer 1] .
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 182 – 183):
Ik belde met een telefoonnummer dat stond geregistreerd op naam van [slachtoffer] . Er werd niet opgenomen door [slachtoffer] , maar door de [vader] van [slachtoffer] . Hij vertelde mij het volgende:
Hij vertelde mij dat hij in 2013, drie weken na de begrafenis van zijn zoon, lastig gevallen was door een tweetal personen. Deze personen waren bij hem thuis aan de deur geweest. Zij hadden gevraagd naar zijn dochter [slachtoffer] , die op dat moment niet thuis was. Deze twee personen, een tweeling, vertelden hem dat zij heel erg gecharmeerd waren van zijn dochter en dat zij graag nader kennis met haar wilden maken. De [vader] gaf hen aan dat hij hiervan niet gediend was en dat zij maar beter weg konden gaan. Toen de mannen hierna weg waren, ging er bij de [vader] een lichtje branden. Hij herkende deze tweeling. Zij waren namelijk ook aanwezig geweest op de begrafenis van hun zoon.
Op donderdag 11 april 2013 stond de tweeling dus weer voor de deur. Zij hadden een envelop bij zich met inhoud. Wat precies de inhoud was, was de [vader] niet bekend. Zij gaven in ieder geval aan dat ze gek waren op [slachtoffer] .
De wijkagent had gevraagd of zij ook het condoleanceregister hadden getekend. Daarin stonde twee namen vermeld. Dat waren [verdachte] , [adres 2] , en [naam 1] , met hetzelfde adres.
Op vrijdag 20 augustus 2021 werd ik gebeld door de [vader] . Hij vertelde dat [verdachte] hem had gebeld om te zeggen dat hij bloemen had laten bezorgen voor [slachtoffer] . Een dag later, op zaterdag 21 augustus 2021 worden er inderdaad bloemen en een fles wijn afgeleverd bij de [vader] .
Op 28 september 2021 werd ik weer gebeld door de [vader] . Hij vertelde dat er een taart bezorgd was bij hem. Deze was afkomstig van [verdachte] . Ik was hiervan al op de hoogte, want [slachtoffer] had mij dit op 25 september 2021 al geappt. Ze had namelijk een screenshot doorgestuurd waarin [verdachte] haar dit mededeelde.
Op 15 oktober 2021 werd ik nogmaals gebeld door de [vader] . Hij belde om te zeggen dat er weer wat bezorgd was bij hen voor [slachtoffer] , afkomstig van [verdachte] . Dit keer was het een doos met een ballon en een kaart met een tekst en een foto van [verdachte] erop.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 186 – 187):
Op 17 oktober had ik een telefoongesprek met [naam] , de zus van [slachtoffer] . [naam] verklaarde dat zij in 2013 werd benaderd door [verdachte] middels Facebook Messenger. [naam] ontving een bericht waarin hij vroeg naar onder andere de adresgegevens van [slachtoffer] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 204 – 205):
Op 28 oktober 2021 sprak ik telefonisch met [naam 3] . [naam 3] is uitbaatster van [restaurant] , gelegen aan [adres 3] . Op 31 augustus 2021 is op dat adres een bos bloemen van Greetz bezorgd. Deze bloemen kwamen van [verdachte] en waren bedoeld voor [slachtoffer] .
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 188 – 189):
Op 20 oktober sprak ik [naam 4] , een vriendin van [slachtoffer] . [naam 4] vertelde mij dat ze in januari 2018 samen met [slachtoffer] en nog wat vriendinnen naar een feest in [bedrijf] in Den Haag was gegaan. Toen ze eenmaal daar binnen waren, zag [slachtoffer] de twee broers en zei tegen dit tegen haar. Ze zag dat [slachtoffer] er heel erg van schrok en echt zoiets had van: ‘Help!’.
[naam 4] denkt dat ze er achter kwamen dat [slachtoffer] daar was, doordat ze op Facebook foto’s hadden geplaatst van zichzelf terwijl ze op dat feest waren.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 november 2021, voor zover inhoudende (p. 225):
Op woensdag 3 november belde de [vader] mij op en vertelde dat er zojuist een pakketdienst (SRL) op zijn woonadres in Leeuwarden aan de deur is geweest. de pakketbezorger wilde wederom een pakket van Greetz afgeven, bestemd voor zijn dochter [slachtoffer] .
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 november 2021, voor zover inhoudende (p. 226 – 234):
Aangeefster [slachtoffer] vertelde mij dat [verdachte] en [naam 1] in 2013 op de uitvaart van haar broer aanwezig waren. Zij vertelde dat daar een video van was gemaakt. Zij stuurde op mijn verzoek een link naar de compilatie van deze video op YouTube. Vervolgens bekeek ik de beelden en zag het volgende.
In de zaal (aula) van het uitvaartcentrum is de eerste rij bestemd voor de familie. Ik zie dat [verdachte] en [naam 1] direct achter de rij van de familie zitten.
Vervolgens gaat de stoet onderweg naar de begraafplaats. Ik zie dat de broers in de stoet direct achter de familie lopen.
De stoet gaat de begraafplaats op richting het graf. Daar staat de familie bij het graf. De rest van de genodigden staan aan beide zijden van de begraafplaats achter de afscheiding. De [verdachte] staan bij de familie op de begraafplaats.
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 november 2021, voor zover inhoudende (p. 235 – 254):
Na de aangifte heeft er weer een reeks incidenten plaatsgevonden.
26 augustus 2021. Aangeefster [slachtoffer] vraagt advies, omdat ze via vrienden en familie hoort dat [verdachte] achter har adres probeert te komen.
31 augustus 2021. Aangeefster [slachtoffer] appt dat ze vandaag een raar telefoontje heft gehad. Er was een cadeautje voor haar afgeleverd bij een restaurant.
8 september 2021. [verdachte] stuurt berichten naar aangeefster. Hij heeft mediation ingeschakeld. Door de mediator is er een e-mail gestuurd naar aangeefster [slachtoffer] . Een dag later werd zij gebeld door het bedrijf, ze wilden een gesprek inplannen voor mediation. [verdachte] had hen weer gebeld.
22 en 23 september 2021. [verdachte] appt aangeefster met twee verschillende (nieuwe) nummers, [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] .
25 september 2021. [verdachte] heeft via Greetz een taart laten bezorgen op het adres van de ouders van aangeefster [slachtoffer] . Dit is vastgelegd in een afzonderlijk proces-verbaal. [verdachte] stuurt haar een e-mail om dit te melden.
Ook stuurt [verdachte] har weer appjes vanaf het nummer [telefoonnummer 4] . Uit deze appjes blijkt wel het dwangmatige contact zoeken, aangezien hij dezelfde teksten meerdere malen achter elkaar stuurt.
30 september 2021. [naam 2] , de begeleider van [verdachte] , stuurt om 13:25 uur uit naam van [verdachte] een appje naar [slachtoffer] . Aangeefster [slachtoffer] stuurt [naam 2] terug dat [verdachte] moet stoppen met spullen naar har ouders te sturen en dat [naam 2] moet ophouden met bemiddelen tussen haar en [verdachte] .
Om 13:46 uur reageert [verdachte] per e-mail op het bericht van aangeefster [slachtoffer] aan [naam 2] .
5 oktober 2021. [verdachte] stuurt aangeefster [slachtoffer] toch weer e-mailtjes.
11 oktober 2021. Aangeefster [slachtoffer] krijgt weer een e-mail van [verdachte] .
14 tot en met 18 oktober 2021. Aangeefster [slachtoffer] ontvangt bijna dagelijks e-mails van [verdachte] .
19 oktober 2021. Aangeefster [slachtoffer] neemt contact op om door te geven dat de Facebookpagina van [verdachte] vol staat met foto’s van haar en haar kinderen. Ook had [verdachte] een ballon naar haar ouders gestuurd.
20 oktober 2021. [verdachte] stuurt [slachtoffer] wederom een e-mail.
23 oktober 2021. [verdachte] vraagt per a-mail aan [slachtoffer] of zij op 30 oktober 2021 in Lelystad kan zijn om hem te zien racen.
25 oktober 2021. [verdachte] stuurt weer e-mails nar [slachtoffer] . Hierin zegt hij dat niet meer bij Picnic werkt. Hij vraagt of zij zijn sponsor wil zijn.
27 oktober 2021. [verdachte] stuurt een e-mail naar [slachtoffer] waarin hij zegt dat hij vervoer nodig heeft.
4 t/m 7 november 2021. In deze periode krijgt [slachtoffer] appjes van [verdachte] . (…) verder refereert hij aan het hartje dat hij voor Sinterklaas naar haar vader heeft gestuurd en wat bestemd is voor haar. Ook heeft hij de foto van de ballon die hij naar haar vader heeft gestuurd bijgevoegd.
8 en 9 november 2021. [verdachte] heeft een bestelling geplaatst in de webshop van [slachtoffer] .
Om 19:15 uur reageert hij boos (rechtbank: via WhatsApp).
10 november 2021. [slachtoffer] stuurt mij een bericht waarin ze zegt dat [verdachte] achter haar adres is gekomen. Hij stuurt haar namelijk een taart en droogbloemen via Greetz met een bijbehorend kaartje met zijn naam erop. Op de voorkant staat een foto van [slachtoffer] en de tekst: ‘Mr. En Mrs. [verdachte] – [slachtoffer] ’.
Een uur later vertelt [slachtoffer] dat er ook cadeaus naar haar werk zijn gestuurd.
12 en 14 november 2021. (Rechtbank: 2 screenshots van e-mail berichten van [verdachte] aan [slachtoffer] ).
17 november 2021. [verdachte] stuurt [slachtoffer] een appje met een foto van een fles drank. Hij vraagt of hij toestemming krijgt om aanstaande zondag op zijn verjaard, bij haar langs te komen met deze fles.
20 november 2021. [slachtoffer] krijgt deze dag de bewuste fles Baileys thuis gestuurd.
11. Het proces-verbaal van 3e aanvullend verhoor aangever, opgemaakt op 1 december 2021, voor zover inhoudende (p. 295 – 300):
In mijn aangifte van augustus 2021 heb ik gezegd dat ik voor het eerst heb gereageerd naar [verdachte] toe op 11 augustus 2021. Ik heb hem toen een heel duidelijk bericht gestuurd. Die hebben jullie ook in jullie bezit. ik wil hierbij wel verduidelijken dat ik dus al die jaren ervoor dat [verdachte] contact zocht, constant of hem heb genegeerd of hem diverse keren aan de telefoon of via berichten heb duidelijk gemaakt dat hij moest stoppen met contact zoeken. De vaders van mij
kinderen en mijn vrienden en familie hebben dat gedurende alle jaren ook gedaan.
Het gaat niet zo goed met me. Ik heb jarenlang onder druk en spanning geleefd. Ik heb 2 jaar therapie gehad in verband met de verdwijning van mijn broer. En daarnaast had ik jaren lang een stalker achter mij aan gehad. Elke dag het idee hebben dat er weer iets bezorgd of gestuurd kan worden, dat doet wel wat met je. Dat sloopt je.
Het is een hele gestreste periode geweest. Hij heeft een groot deel van mijn leven verpest.
12. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 mei 2022, voor zover inhoudende:
Toen duidelijk werd dat de broer van [slachtoffer] dood was, heeft zij de rouwkaart op Facebook geplaatst. Ik zag dat als een oproep om naar de begrafenis te gaan en ik heb daar gehoor aan gegeven.
Ik had een lange tijd niets gehoord en wilde het goed maken. Ik stuurde haar iets liefs. Anderen hebben voor [slachtoffer] gezegd dat ze geen contact met mij wilde, maar dat nam ik niet serieus. Na afloop van de vervelende gebeurtenissen, stak het mij dat zij niet wist wat mijn bedoelingen waren. Ik wilde het goed maken met haar en ik wilde iets voor haar betekenen. Ik heb haar cadeautjes en lekkernijen gestuurd. Ik wilde kijken wat er qua relatie met haar mogelijk was.
Ik heb haar vader bezocht en ik heb daar cadeautjes achtergelaten.
Ik probeerde uit te vinden waar zij zat.
Ik wist niet hoe ik moest beginnen en ik heb geprobeerd een reactie van [slachtoffer] te forceren. Ik wilde een reactie ontlokken.
U houdt mij voor dat ik maar door bleef gaan met het sturen van cadeautjes, dat ontken ik ook niet.
Mijn berichten kwamen maar niet aan. Als iets niet aankomt, dan probeer je net zo lang door te gaan tot het wel aankomt.
U vraagt naar de gestuurde seksuele filmpjes en berichten. Ik wilde mijn boodschap brengen om hoe ik was, ik was lucht voor haar. Over die filmpjes kan ik zeggen dat je op een gegeven moment te ver gaat om een reactie te krijgen. Als er niets aan komt, dan is er geen grens. Ja, ik ben heel ver gegaan. Ze had er geen boodschap aan. Ik ben misschien wel te ver gegaan. Ze nam voor lief wat ik haar stuurde. Maar da had ze moeten reageren. Internet en WhatsApp zijn grenzeloos, dat is de reden dat ik zo ver ben gegaan.
Ik wacht al dertien jaar op [slachtoffer] .
4.5
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095). Voor een bewezenverklaring van belaging is niet vereist dat het slachtoffer voorafgaand aan een in artikel 285b Sr omschreven gedraging aan de verdachte kenbaar heeft gemaakt geen contact met hem te willen (HR 2 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1447).
Uit het dossier blijkt dat de verdachte al contact zocht met aangeefster in 2009: dat contact bestond uit reacties via Facebook en Hyves. Vanaf het moment dat aangeefster in 2012 haar telefoonnummer op Facebook heeft gedeeld in het kader van de vermissing van haar broer, is de frequentie van het contact van de verdachte richting haar aanzienlijk toegenomen en is de aard van het contact veranderd. Zo stuurde de verdachte aangeefster erg veel berichten, met verschillende inhoud, variërend van een beschrijving van zijn dagelijkse bezigheden en wat hij wilde doen, tot zeer seksueel getinte en pornografische berichten en dreigementen. Het contact van de verdachte bleef echter niet alleen beperkt tot digitale berichten: in 2013 is hij samen met zijn tweelingbroer naar de begrafenis van de broer van aangeefster gegaan, en heeft hij gedurende de uitvaart – zonder daartoe te zijn uitgenodigd – een prominente plaats ingenomen naast de familie. Vlak daarna zijn zij samen naar het adres van haar ouders gegaan om via die weg adresgegevens van aangeefster te verkrijgen. De verdachte probeerde ook via vrienden en andere familie van aangeefster achter haar adresgegevens te komen. Omdat de verdachte niet beschikte over deze adresgegevens, heeft hij diverse keren bloemen, taarten, een ballon en andere cadeaus naar het adres van de ouders van aangeefster gestuurd met daarbij de vraag of zij de cadeaus aan haar konden geven. Het contact zoeken van de verdachte ging echter nog verder. Toen aangeefster een foto van een feestje had gepost waar ze aanwezig zou zijn, verscheen de verdachte ook op dit feestje. Daarnaast heeft de verdachte bloemen naar een restaurant gestuurd met het bericht erbij dat zij aangeefster moesten bellen zodat aangeefster de bloemen bij het restaurant kon ophalen met het doel zo achter haar adres te komen.
De rechtbank is op grond van het hiervoor overwogene en de onder 4.4 opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, komt naar voren dat de verdachte op indringende en intensieve wijze heeft geprobeerd met aangeefster in contact te komen en dat de gedragingen van de verdachte een zeer hinderlijke verstoring van haar persoonlijk leven teweeg hebben gebracht.
Anders dan het verweer van de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van de verdachte er op gericht zijn geweest aangeefster te dwingen iets te doen en te dulden. Uit de veelheid aan berichten en cadeaus kan worden afgeleid dat de verdachte aangeefster geen keuze heeft gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met de verdachte en heeft hij haar daarmee feitelijk gedwongen iets te doen – te weten: kennis te nemen van zijn toenaderingspogingen – en te dulden dat verdachte stelselmatig contact met haar zocht. Aldus is inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij graag een relatie met aangeefster wilde, dat hij op een gegeven moment met al zijn berichten en cadeautjes een reactie van haar kant wilde forceren en dat het wachten op aangeefster voor hem al 13 jaren duurt. De rechtbank overweegt daarbij dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangeefster de verdachte meermalen te kennen heeft gegeven (direct en indirect) niet gediend te zijn van zijn pogingen in contact te komen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat de belaging van [slachtoffer] gepleegd door de verdachte wettig en overtuigend is bewezen.
4.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op tij
dstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 22 november 2021 te Leeuwarden en te Den Haag en te Gouda, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen
ente dulden, immers heeft verdachte
- vele berichten en foto's over [slachtoffer] op zijn Facebook-pagina gezet en
- zonder uitnodiging de begrafenis van de broer van [slachtoffer] bezocht en
- zonder uitnodiging de vader van [slachtoffer] bezocht en
- een feest bezocht met het doel [slachtoffer] tegen te komen en
- meermalen (telefonisch) contact gezocht met familieleden en vrienden [slachtoffer] (onder meer) met het doel haar adres te achterhalen en
- veelvuldig haar opgebeld en haar voicemail ingesproken en Whatsappberichten gestuurd en sms-berichten gestuurd en e-mails gestuurd, en
- meermalen naar haar en/of via derden naar haar cadeautjes gestuurd, waaronder bloemen en taarten en
eenballon en
- haar laten benaderen door een coach voor "mediation".
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 293 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling met een mogelijkheid tot kortdurende klinische opname.
Tevens vordert de officier van justitie voor een periode van vijf jaren de oplegging van een locatieverbod voor de regio Leeuwarden en een contactverbod met aangeefster. Bij schending van het contact- en locatieverbod dient de verdachte steeds voor de duur van tien dagen in vervangende hechtenis te worden genomen met een maximum van zes maanden.
Ten slotte vordert de officier van justitie op grond van artikel 38v, vierde lid, Sr, de dadelijke tenuitvoerlegging van de gevorderde maatregelen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit, indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, laat hij aan de rechtbank wat een passende straf is.
Ten aanzien van de door de officier van justitie geëiste bijzondere voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregelen ex artikel 38v Sr heeft de verdediging geen bezwaar.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich langdurig schuldig gemaakt aan stalking van aangeefster. Hij heeft haar over een periode van meerdere jaren veelvuldig berichten gestuurd, gebeld en cadeaus gestuurd. De verdachte heeft contact gezocht met vrienden en familie van aangeefster om zo met haar in contact te komen en hij heeft cadeaus voor haar naar haar ouders en een restaurant gestuurd. Daarnaast is de verdachte, samen met zijn broer, zonder uitnodiging verschenen op de begrafenis van de broer van aangeefster en heeft hij vlak na de begrafenis het adres van haar ouders bezocht om zijn gevoelens kenbaar te maken en achter haar adres gegevens te komen. Juist in een periode van rouw om een dierbare, waarin de familie al emotioneel kwetsbaar was en de gelegenheid moest hebben om zonder inmenging van buitenaf en in alle rust en intimiteit haar verdriet te kunnen verwerken, heeft de verdachte als buitenstaander zich in het leven van aangeefster en haar familie binnengedrongen. Daarnaast heeft de verdachte aangeefster een stroom aan berichten gestuurd met een expliciete seksuele, soms pornografische inhoud en heeft hij zich jegens haar bedreigend uitgelaten. De lange duur van de stalking, de intensiteit van de berichten en de gedragingen en de grote impact die dit alles op het leven van aangeefster heeft gehad, weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee in de strafmaat.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde stalking is de rechtbank van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de omstandigheden waaronder deze is gepleegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur in aanmerking komt.
Vervolgens moet worden nagegaan of de persoon van de verdachte of zijn persoonlijke omstandigheden invloed hebben op de strafoplegging en zo ja, in welke mate.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte van 6 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het Reclasseringsadvies van 11 april 2022 van F. van Gendt en H.C.J.W. Traa. De rapporteurs hebben verdiepingsdiagnostiek aangevraagd. Uit de verdiepingsdiagnostiek volgt dat de obsessie die de verdachte heeft met aangeefster voortkomt uit zijn autismespectrumstoornis en dat hij moeite heeft met het kunnen interpreteren van sociale signalen en dat hij rigide denkpatronen heeft. Daarnaast was de verdachte er van overtuigd dat hij aangeefster diende te beschermen, hetgeen als een waanstoornis geclassificeerd zou kunnen worden. De rapporteurs schatten het recidiverisico met betrekking tot een soortgelijk delict in als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, op te leggen.
De rechtbank slaat daarnaast ook acht op de persoon van de verdachte zoals zij die ter terechtzitting heeft gezien. Het beeld van de verdachte ter zitting bevestigt de bevindingen uit de verdiepingsdiagnostiek dat de verdachte moeite heeft met het adequaat reageren op sociale signalen en dat hij star en vasthoudend is in zijn denken. Die persoonskenmerken moeten hebben bijgedragen aan de strafbare gedraging. Vanuit zijn problematiek ziet de rechtbank dat het voor de verdachte lastig is om sociale contexten en reacties te interpreteren en daar naar te handelen of het handelen juist achterwege te laten.
De rechtbank zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de persoon van de verdachte bij het opleggen van de straf afwijken van de eis van de officier van justitie.
Straf
Gelet op al wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het met name van belang is dat de verdachte wordt behandeld zodat het als hoog ingeschatte recidiverisico wordt verkleind. Daartoe zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen opleggen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en daar de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering deze heeft geadviseerd, opleggen. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient als spreekwoordelijke stok achter de deur om de verdachte er van te weerhouden om in de toekomst nogmaals de fout in te gaan. De rechtbank zal hier een periode van drie jaren aan verbinden zodat er voldoende tijd is om de behandeling in het kader van de bijzondere voorwaarden vorm te geven.
Om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen – meer dan uit de eis van de officier van justitie naar voren komt – en recht te doen aan het leed dat aangeefster is aangedaan, zal de rechtbank ook de maximale taakstraf opleggen. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte ervan doordrongen raakt dat het feit waarvoor hij veroordeeld wordt zeer ernstig is, en diep heeft ingegrepen in het leven van aangeefster. Deze taakstraf biedt de verdachte bovendien een dagbesteding en zo de gelegenheid zijn wereld te vergroten en de mogelijkheid door het werken met anderen aan zijn sociale vaardigheden te werken en hetgeen hij aangereikt krijgt in de behandeling, in de praktijk te brengen.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet, ter beveiliging van aangeefster, voorts aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen, inhoudende een direct en indirect contactverbod met aangeefster (en haar ouders en zus) en een verbod om zich zonder toestemming van de reclassering in de gemeente Leeuwarden te begeven voor de duur van vijf jaren. Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van tien dagen, met een maximum van zes maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank overweegt dat de maatregel van artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard, nu er – gelet op de aard en de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens aangeefster.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v en 285b van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 4.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
belaging
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 106 DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Fivoor, Johanna Westerdijkplein 40, 2521 EN te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van een forensisch ambulante zorginstelling met expertise op het gebied van autismespectrumstoornissen, op de tijden en plaatsen als door of namens de reclassering aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor autismespectrumstoornis en waanideeën;
- dat de veroordeelde voor zover – ter beoordeling van voormelde zorginstelling in overleg met de reclassering – zich een crisis bij de veroordeelde voordoet, zich eenmalig laat opnemen ter bestrijding van die crisis, waarbij de behandeling tevens kan bestaan uit detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken of zoveel korter als de zorginstelling in overleg met de reclassering noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
4 (vier) MAANDEN;
legt voorts op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
5 (vijf) jaren:
- op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , [geboortedatum] en haar ouders en zus;
- zich niet bevindt in de gemeente Leeuwarden, tenzij de reclassering daar toestemming voor geeft;
beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.I.S. Boers, voorzitter,
mr. J.C. U-A-Sai, rechter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 juni 2022.