Voetnoten
1.€ 78.750,- vanwege de overtreding van artikel 7 van de Wmm en € 90.000,- vanwege de overtreding van artikel 18b, tweede lid, van de Wmm.
2.In artikel 7, eerste lid, van de Wmm stond ten tijde van belang (1 maart 2015 t/m 31 augustus 2015) dat de werknemer die de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt voor de arbeid door hem in dienstbetrekking verricht, jegens de werkgever ten minste recht heeft op het minimumloon.
3.Voor de branche waarin eiseres opereert bestaat de cao/avv Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg, Kraam- en Jeugdgezondheidszorg. In deze branche bedraagt de normale arbeidsduur gemiddeld 36 uur per week. Dit komt neer op 156 uur per maand.
4.In artikel 18b, tweede lid, van de Wmm stond ten tijde van belang dat als overtreding tevens wordt aangemerkt het door de werkgever desgevraagd niet of niet tijdig aan de toezichthouder verstrekken van bescheiden waaruit het aan de werknemer betaalde loon en de betaalde vakantiebijslag en
5.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:315. 6.Met toepassing van artikel 8, tweede lid, van de Beleidsregel bestuursrechtelijke handhaving Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag 2018.
7.Verweerder had een boete van € 3.000,- moeten opleggen in plaats van € 4.500,-.
8.Verweerder had een boete van € 4.500,- moeten opleggen in plaats van € 7.000,-.
9.Verweerder had een boete moeten opleggen van € 5.000,- in plaats van € 7.000,-.
11.De boete voor deze werknemer had € 9.000,- mogen zijn, die daardoor nog € 500,- lager uitvalt.
12.De boete voor deze werknemer had € 5.000,- mogen zijn, € 2.000,- lager dan in totaal is opgelegd.
13.De boete voor deze werknemer had € 7.000,- mogen zijn, € 1.250,- lager dan in totaal is opgelegd.
14.De boete voor deze werknemer had € 7.000,- mogen zijn, € 1.000,- lager dan in totaal is opgelegd.
15.De boete voor deze werknemer had € 7.000,- mogen zijn, € 2.500,- lager dan in totaal is opgelegd.
16.De boete voor deze werknemer had € 7.000,- mogen zijn, € 2.000,- lager dan in totaal is opgelegd.
17.De boete voor deze werknemer had € 9.000,- mogen zijn, € 2.500,- lager dan in totaal is opgelegd.
18.De boete voor deze werknemer had € 9.000,- mogen zijn, € 500,- lager dan in totaal is opgelegd.
19.De boete voor deze werknemer had € 9.000,- mogen zijn, € 1.000,- lager dan in totaal is opgelegd.
20.€ 1.500,- + € 4.500,- + € 13.250,-
22.Artikel 6 van het EVRM.
23.Vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578. Hieruit volgt dat in de gevallen waarin de redelijke termijn met niet meer dan zes maanden is overschreden, de boete wordt verminderd met 5% met een maximum van € 2.500,-. In geval van een overschrijding van meer dan zes maanden ligt een vermindering met 10% met een maximum van € 2.500,- in de rede. In de gevallen waarin de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden is overschreden, handelt de Hoge Raad naar bevind van zaken. Zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3657. 24.Voor vergoeding van tolkenkosten geldt, gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, het tarief in het Besluit tarieven in strafzaken 2003. In artikel 4 van het Besluit tarieven in strafzaken staat dat het tarief voor de vergoeding van werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet, voor tolken, waaronder tolken gebarentaal, ten minste € 43,89 per uur bedraagt.