5.1.De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht stelt dat Jordanië in het geval van eisers het land van gebruikelijk verblijf is. Bij deze beoordeling heeft verweerder kunnen betrekken dat Jordanië het land was waar eisers verbleven voor hun komst naar Nederland, eisers sinds hun achttiende tot 2021 in Jordanië hebben gewoond en gestudeerd en daar wat betreft hun elementaire levensbehoeften een stabiel leven hadden. Daarnaast hadden eisers in Jordanië een sociaal netwerk met vrienden en familie, waaronder een oma en tante. Dat het merendeel van het verblijf niet rechtmatig was, maakt niet dat verweerder Jordanië niet kan aanmerken als gebruikelijke verblijfplaats. Rechtmatig verblijf is geen vereiste. Ook het feit dat eisers in de VAE zijn geboren, daar tot hun achttiende hebben verbleven en daar dus langer hebben verbleven dan in Jordanië, maakt niet dat verweerder Jordanië ten onrechte als land van gebruikelijk verblijf heeft aangemerkt. Deze omstandigheden doen namelijk geen afbreuk aan de aard en duur van het verblijf van eisers in Jordanië en hun band met dat land. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet heeft hoeven te beoordelen of de VAE aan te merken is als land van gebruikelijk verblijf van eisers. Verweerder is namelijk niet gehouden om, wanneer een staatloze vreemdeling in meer dan één land zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft gehad, slechts één land aan te merken als gebruikelijke verblijfplaats met uitsluiting van andere landen.Daar komt bij dat verweerder in zijn beleid heeft opgenomen dat hij het land waar de staatloze vreemdeling
voor zijn komst naar Nederlandzijn gebruikelijke verblijfplaats had, in dit geval Jordanië, als land van herkomst aanmerkt. Dit betekent dat, ook al zou de VAE een land van gebruikelijk verblijf van eisers zijn, verweerder Jordanië nog steeds terecht als land van gebruikelijk verblijf heeft aangemerkt.
Discriminatie in Jordanië
6. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in Jordanië als Palestijnse Syriërs zodanig zijn gediscrimineerd dat hun leven in Jordanië onhoudbaar was. Verweerder stelt in dit verband terecht dat niet is gebleken dat de ondervonden discriminatie een dusdanige beperking van de bestaansmogelijkheden opleverde dat het voor eisers onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Hoewel verweerder erkent dat er beperkingen zijn met betrekking tot werk en medische zorg, stelt hij terecht dat uit de verklaringen van eisers niet volgt dat zij op enig moment verstoken zijn geweest van de elementaire levensbehoeften, zoals een dak boven hun hoofd, medische voorzieningen, onderwijs en voedsel. In dit kader vindt verweerder terecht van belang dat eisers hebben verklaard altijd een dak boven hun hoofd te hebben gehad, toegang hadden tot private zorginstellingen en in Jordanië hebben gestudeerd en hun studie ook daadwerkelijk hebben afgrond. Dit betekent dat er voor verweerder geen grond bestaat om eisers een asielvergunning te verlenen vanwege de door hen ondervonden discriminatie in Jordanië.
Uitzetting door Jordanië naar Syrië
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht stelt dat uit de individuele verklaringen van eisers niet volgt dat het aannemelijk is dat zij bij terugkeer door de Jordaanse autoriteiten zullen worden uitgezet naar Syrië. Hoewel verweerder erkent dat uit openbare bron blijkt dat Jordanië in een beperkt aantal gevallen Palestijnse-Syrische vluchtelingen heeft uitgezet naar Syrië, stelt hij daar terecht tegenover dat er een grote Palestijnse gemeenschap is in Jordanië, waaruit volgt dat het risico op uitzetting zeer beperkt is, en eisers meerdere keren contact hebben gehad met de Jordaanse autoriteiten zonder dat er een poging is ondernomen hen naar Syrië uit te zetten. Verweerder vindt in dit kader terecht relevant dat eisers bij deze contacten hun identiteit hebben (moeten) verstrekken. Zo heeft één van de broers verklaard dat ze meerdere keren door de politie zijn aangehouden en vrijgelaten en heeft de ander verklaard dat hij meerdere aanvragen voor een verblijfsvergunning heeft ingediend bij de Jordaanse autoriteiten die allemaal zijn afgewezen. Dit maakt dat verweerder eisers terecht niet volgt in hun stelling dat zij niet bekend waren bij de Jordaanse autoriteiten. Dat eisers geprobeerd hebben om zoveel als mogelijk buiten het vizier van de autoriteiten te blijven, maakt dit alles niet anders.
Feitelijke toegang tot Jordanië
8. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht stelt dat de vraag of eisers feitelijk toegang tot Jordanië zullen verkrijgen geen rol speelt bij de beoordeling of zij aanspraak maken op een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank stelt voorop dat Jordanië in het geval van eisers het land van terugkeer is en uit de bestreden besluiten volgt dat terugkeer naar Jordanië geen schending oplevert van het beginsel van non-refoulement. Verweerder stelt terecht dat als eisers menen dat zij bij terugkeer niet tot Jordanië zullen worden toegelaten, zij een aanvraag kunnen indienen voor een verblijfsvergunning regulier verband houdend met verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken.Het beroep van eisers in dit kader op het arrest van 13 januari 2021 van het Hof van Justitie, specifiek rechtsoverweging 62, treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Dit arrest en deze overweging zien op de vraag of een staatloze Palestijn de bescherming of bijstand van de UNRWAkan inroepen in het kader van artikel 1(D) van het Vluchtelingenverdrag.Naast dat niet in geschil is dat eisers nooit de hulp van de UNRWA hebben gehad en artikel 1(D) van het Vluchtelingenverdrag niet van toepassing is, ziet deze overweging niet op, zoals eisers betogen, de feitelijke toegankelijkheid tot het land van gebruikelijk verblijf. Tot slot merkt de rechtbank op dat indien verweerder eisers wil uitzetten naar een ander land dan Jordanië, bijvoorbeeld de VAE of Syrië, hij een nieuw terugkeerbesluit dient te nemen waarin hij dat land noemt en beoordeelt of terugkeer in strijd is met onder meer het beginsel van non-refoulement. Tegen zo’n nieuw terugkeerbesluit staat dan een rechtsmiddel open.
9. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank beide beroepen ongegrond.
10. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.