In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft een asielaanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 12 april 2022. Eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend, maar deze zijn buiten behandeling gesteld omdat hij met onbekende bestemming is vertrokken voordat hij werd gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Tijdens het gehoor heeft eiser verklaard Algerijns te zijn, wat in strijd is met zijn eerdere verklaringen over zijn Marokkaanse afkomst. De rechtbank oordeelt dat de tegenstrijdigheid in zijn verklaringen evident is en dat verweerder niet gehouden was om deze uitdrukkelijk te omschrijven. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat een asielmotief slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Jurgens, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.