ECLI:NL:RBDHA:2022:4554
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan en hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de beëindiging van het verblijfsrecht van eiser als gemeenschapsonderdaan. Eiser, die de Italiaanse nationaliteit heeft, heeft in Nederland gewoond en gewerkt, maar zijn verblijfsrecht is door verweerder op basis van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) beëindigd. Verweerder stelde dat eiser geen duurzaam verblijfsrecht had opgebouwd vóór 2015 en dat hij zijn verblijfsrecht als werkzoekende na 2015 had verloren. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat verweerder de hoorplicht had geschonden en dat de belangenafweging niet deugdelijk was uitgevoerd.
De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte had afgezien van het horen van eiser in bezwaar, aangezien eiser relevante belangen had aangevoerd die in de belangenafweging betrokken hadden moeten worden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit 1, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat eiser inmiddels rechtmatig verblijf had verkregen op basis van het bestreden besluit 2. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het nadeel van eiser niet op voorhand kon worden gesteld, gezien zijn langdurige verblijf in Nederland en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.