ECLI:NL:RBDHA:2022:4212

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
20_7529
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen wijziging van huishoudelijke hulp op basis van de Wmo

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 29 juni 2020, waarin haar een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp was toegekend. Dit besluit gaf aan dat de ondersteuning in de vorm van zorg in natura zou zijn voor de periode van 1 mei 2020 tot en met 30 april 2021, met een indicatie van 'Plus'. Eiseres diende haar bezwaar echter pas op 6 oktober 2020 in, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

Eiseres voerde aan dat zij niet tijdig bezwaar had kunnen maken omdat zij niet op de hoogte was van een verlaging van de hulpomvang. De rechtbank oordeelde dat eiseres voldoende op de hoogte was van de wijziging in de hulpomvang, aangezien zij eerder al had geklaagd over de huishoudelijke ondersteuning. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van de eiser om op de hoogte te zijn van wijzigingen in de toegekende voorzieningen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7529

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Siemerink).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2020 (primair besluit) heeft verweerder op grond van de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo) aan eiseres een maatwerkvoorziening hulp bij het voeren van een huishouding toegekend in de vorm van zorg in natura over de periode van 1 mei 2020 tot en met 30 april 2021. De mate van ondersteuning die zij krijgt is “Plus”.
Tegen dit besluit is namens eiseres bezwaar gemaakt bij brief van 6 oktober 2020.
Bij besluit van 23 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn te kennen gegeven dat zij hun eerder gegeven toestemming om het beroep schriftelijk te behandelen niet langer handhaven. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder het bezwaar op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard, met als gevolg dat het bezwaar niet inhoudelijk is beoordeeld.
2. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn begint op de dag nadat het besluit is toegezonden. Dit volgt uit artikel 6:8 van de Awb.
3. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift betrokkene niet is toe te rekenen. Dan laat verweerder op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.
4. Vast staat dat de termijn van zes weken om bezwaar te maken tegen het primaire besluit van 29 juni 2020 verstreek op 11 augustus 2020. Namens eiseres is pas geruime tijd later, bij brief van 6 oktober 2020, ontvangen bij verweerder op 7 oktober 2020, bezwaar gemaakt. Daarvan uitgaande is het bezwaar dus te laat ingediend.
5. Eiseres voert aan dat zij reeds lange tijd huishoudelijk hulp heeft in een omvang van 4 uur per week. Van haar zorgverlener dan wel haar huishoudelijk hulp heeft zij te horen gekregen dat deze omvang is verlaagd naar 3,5 uur per week. Het primaire besluit zelf noemt niets over een verlaging van de hulpomvang en zij kon daarop dus niet anticiperen. Volgens eiseres is het primaire besluit te vaag. Zonder een nader besluit was voor haar niet te voorzien dat de indicatie verlaagd zou worden. Om haar rechtsbescherming te waarborgen dient volgens eiseres, ondanks de verstreken bezwaartermijn, het bezwaar ontvankelijk te worden geacht. Eiseres heeft daarbij gewezen op de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 18 oktober 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3633) en van 8 oktober 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3241).
6. Naar het oordeel van de rechtbank gaat de verwijzing van eiseres naar voornoemde uitspraken van de Centrale Raad van Beroep niet op. Hierbij is in de eerste plaats van belang dat eiseres een primair besluit heeft ontvangen met daaronder een rechtsmiddelenclausule waarin staat dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken is. Verder bevat het primaire besluit geen tijdsindicatie. In zoverre verkeerde eiseres in onzekerheid over de omvang van de haar toegekende maatwerkvoorziening. Echter, voordat het primaire besluit was genomen, was de gewijzigde omvang van de maatwerkvoorziening feitelijk al gestart. Immers, de ingangsdatum van de nieuwe maatwerkvoorziening was al op 1 mei 2020. Daarnaast blijkt uit de door verweerder overlegde telefoonnotitie van 23 juni 2020 dat het eiseres duidelijk was dat er een wijziging in de omvang van de huishoudelijke ondersteuning had plaatsgevonden, aangezien zij telefonisch had geklaagd dat er huishoudelijke taken bleven liggen. Eiseres had zich dus al voor het primaire besluit een indruk kunnen vormen over de omvang van de huishoudelijke ondersteuning en of deze omvang toereikend was. Eiseres had daarom na ontvangst van het primaire besluit een bezwaarschrift kunnen indienen bij verweerder. Verweerder heeft de termijnoverschrijding gelet op het voorgaande op goede gronden niet verschoonbaar geacht en het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.