ECLI:NL:RBDHA:2022:3386
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vermogensrendementsheffing in relatie tot individuele belastinglasten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.740 had vastgesteld. Eiseres stelde dat de vermogensrendementsheffing voor haar een individuele en buitensporige last vormde in vergelijking met andere belastingplichtigen.
De rechtbank overwoog dat, hoewel de box 3-heffing op stelselniveau als een zware last kan worden ervaren, dit niet automatisch betekent dat individuele belastingplichtigen ook daadwerkelijk een buitensporige last ondervinden. De bewijslast lag bij eiseres om aan te tonen dat haar situatie afweek van de algemene belastingplichtigen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de vermogensrendementsheffing voor haar een individuele en buitensporige last vormde.
De rechtbank verwierp het beroep en verklaarde het ongegrond, waarbij zij opmerkte dat de recente jurisprudentie over de vermogensrendementsheffing in 2017 niet van toepassing was op de situatie van eiseres in 2016. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.