ECLI:NL:RBDHA:2022:246

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
NL21.9800
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van bekering tot het christendom en de geloofwaardigheid daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraanse nationaliteit, een beroep deed op zijn bekering tot het christendom als reden voor zijn asielaanvraag. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend op 13 oktober 2018, waarin hij stelde dat hij zich had afgewend van de islam en dat hij in Iran had deelgenomen aan huiskerkbijeenkomsten. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de geloofwaardigheid van zijn bekering niet kon worden aangetoond. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende had onderbouwd hoe zijn bekering tot het christendom tot stand was gekomen en dat hij niet kon uitleggen waarom zijn geloof belangrijk voor hem was. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Iran een reëel risico loopt op vervolging vanwege zijn afvalligheid van de islam. De rechtbank heeft de argumenten van eiser over de risico's bij terugkeer en de geloofwaardigheid van zijn verklaringen niet gevolgd. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn van zijn bekering of dat hij deze actief zal uitdragen bij terugkeer. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen, vooral als het gaat om religieuze overtuigingen en de gevolgen daarvan in hun land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.9800
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser V-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. J.E. de Poorte), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het in de verlengde asielprocedure genomen besluit van verweerder van 26 mei 2021 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft op 1 december 2021 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Shiranian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1980 en in het bezit te zijn van de Iraanse nationaliteit. Op 13 oktober 2018 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich heeft afgewend van de Islam en is bekeerd tot het christendom. In Iran heeft hij deelgenomen aan huiskerkbijeenkomsten. Toen hij een huiskerkbijeenkomst zou bijwonen zag hij dat de deelnemers aan de bijeenkomst door de geheime politie werden gearresteerd nog voordat hij naar binnen zou gaan. Eiser heeft toen een tijd ondergedoken gezeten, omdat hij van zijn familie hoorde dat de geheime dienst naar hem op zoek was. Eiser heeft Iran illegaal verlaten en is naar het buitenland gevlucht, omdat hij bang was gevangen te worden genomen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Afwending van de islam;
Bekering tot het christendom;
Deelname aan huiskerkbijeenkomsten en hieruit voortvloeiende problemen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zowel de identiteit, nationaliteit en herkomst als de afwending van de islam geloofwaardig geacht. Verweerder acht de bekering tot het christendom en de deelname aan de huiskerkbijeenkomsten en de hieruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig. Verweerder overweegt voorts dat, hoewel geloofwaardig is geacht dat eiser zich heeft afgewend van de islam, hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn afwending van de islam actief zal uitdragen. Er bestaat geen aanleiding voor de autoriteiten om eiser te vervolgen voor afvalligheid. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft de overwegingen van verweerder gemotiveerd betwist. Op wat hij hiertegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verzoek tot aanhouding
5. De rechtbank overweegt allereerst dat de behandeling van het beroep en het doen van uitspraak op dit beroep niet zal worden aangehouden totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) uitspraak heeft gedaan in de zaken 202005668/1 /V2 en 202102293/1/V 2, waar onder meer het risico bij terugkeer naar Iran voor afvalligen aan de orde is gekomen. Daargelaten dat onduidelijk is wanneer de Afdeling uitspraak zal doen en daargelaten dat de rechtbank bezwaarlijk de vele beroepen van Iraanse burgers waar afvalligheid en bekering als asielmotieven zijn aangedragen kan aanhouden, is de rechtbank gehouden om zelf tot een analyse en beoordeling van de rechtsvragen en feiten en omstandigheden in elke concrete procedure te komen. Voor zover eiser heeft aangegeven dat indien zijn beroep niet gegrond wordt verklaard om aanhouding wordt verzocht om de uitspraken van de Afdeling af te wachten, zal de rechtbank dit verzoek dan ook afwijzen.
Bekering tot het christendom
6. Verweerder heeft de geloofwaardigheid van de bekering tot het christendom beoordeeld aan de hand van de drie elementen1 die in Werkinstructie 2019/18 zijn opgenomen en – kort samengevat – geoordeeld dat eiser op geen van de drie thema’s heeft weten te overtuigen dat sprake is van een diepgewortelde en innerlijke overtuiging. Daarbij ligt het zwaartepunt op eisers antwoorden over zijn eigen ervaringen en de persoonlijke beleving. De rechtbank acht deze gedragslijn voor het beoordelen van de geloofwaardigheid van een gestelde bekering aanvaardbaar.
1. De motieven voor en het proces van bekering; de kennis van het nieuwe geloof, en; de activiteiten die een persoon onderneemt binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de veranderingen.
Motieven voor en het proces van bekering
7. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser wat betreft het proces onduidelijk verklaart over hoe hij in eerste instantie in aanraking is gekomen met het christendom en dat hij niet kan weergeven wat zijn persoonlijke beweegreden was om zich te bekeren tot het christendom. In dit verband heeft verweerder bijvoorbeeld kunnen overwegen dat eiser niet kan uitleggen hoe de gedragsverandering van zijn broer effect had op zijn interesse in het christendom. Verweerder heeft zich in het verweerschrift terecht op het standpunt gesteld dat de beroepsgrond over dit punt en de daarmee samenhangende evangelisatie een herhaling is van de zienswijze en geen inhoudelijke reactie op het bestreden besluit. Verder heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke manier hij het oplossen van een probleem door middel van gebed toedicht aan Jezus. Met de stelling dat het zelfsprekend is dat hij tot God (Jezus) heeft gebeden en dat zijn gebeden zijn verhoord, is nog steeds niet nader uitgelegd waarom hij deze oplossing aan Jezus toeschrijft. Verweerder heeft daarnaast niet ten onrechte overwogen dat van eiser mag worden verwacht dat hij beter inzichtelijk kan maken hoe zijn proces is verlopen. In dit verband heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser voornamelijk in algemeenheden verklaart over het lezen in de Bijbel en de genoemde termen verder niet uitlegt of op zichzelf betrekt.
8. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser ten aanzien van de motieven voor de bekering in algemeenheden verklaart en dat hij er niet in is geslaagd om de genoemde voorbeelden op zichzelf te betrekken en zijn verklaringen persoonlijk te maken. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke manier hij door Jezus van zijn kleine zonden is verlost. Verweerder heeft zich in dit verband in zijn verweerschrift dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de onderbouwing met name ziet op het resultaat, terwijl de weg naar het resultaat veel meer inzicht geeft in - en daarmee weer onderbouwing aan - een stelling. Daarnaast heeft verweerder het opvallend kunnen achten dat eiser niks kan verklaren over de positie van vrouwen binnen het christendom nu hij zelf heeft verklaard dat dit een van de redenen voor zijn afwending van de islam is geweest. Verweerder heeft tot slot kunnen tegenwerpen dat eisers verklaringen heel algemeen zijn en dat hij niet kan aangeven of toelichten op welke manier zijn geloof hierbij geholpen heeft. Eiser komt nergens tot diepgang waaruit zijn overtuiging van het christendom blijkt.
Kennis
9. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser summier heeft verklaard omtrent de kennis van zijn nieuwe geloof en dat eiser er niet in is geslaagd om de kennis op zichzelf te betrekken. In dit verband heeft verweerder terecht bij zijn overweging betrokken dat eiser kan uitleggen wat de drie-eenheid is, waarom Jezus is gekruisigd en dat hij enkele feestdagen kan benoemen. Ook vertelt eiser inhoudelijk juist over het verhaal van de verloren zoon. Verweerder heeft echter kunnen overwegen dat eiser onvoldoende kan uitleggen waarom dit verhaal hem zo aanspreekt en aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij in algemeenheden blijft steken. Zo heeft eiser in relatie tot het verhaal van de verloren zoon verklaard dat hij ook een zondaar was, dat hij ook verloren was en dat hij door Jezus weer is gevonden en hij op zijn pad kwam.2 Verder heeft eiser noch in het nader gehoor, noch in de zienswijze toegelicht waarom Petrus zijn persoonlijke held uit de Bijbel is. Verweerder
2 Pagina 22 van het nader gehoor.
heeft dit niet ten onrechte tegengeworpen, nu eiser zelf heeft verklaard dat hij de Bijbel leest en aan Bijbelstudie doet.
Activiteiten
10. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat, alhoewel eiser heeft aangetoond deel te nemen aan bepaalde activiteiten in het kader van zijn nieuwe geloof, hij er niet in is geslaagd om aan te geven waarom hij deze activiteiten belangrijk vindt. Verweerder heeft in dit verband kunnen tegenwerpen dat de verklaringen over zijn activiteiten, zoals bidden, liefde en andere mensen helpen, vrij algemeen zijn. Verweerder heeft voorts meegenomen dat eiser heeft verklaard de Bijbel te lezen, aan Bijbelstudie te doen en online kerkdiensten te volgen. Eiser heeft in dit verband verklaard dat de activiteiten zo belangrijk voor hem zijn, omdat zijn kennis dan wordt uitgebreid en dat hij zich daardoor dichter bij Jezus voelt. In relatie tot de doop heeft eiser verklaard dat hij is veranderd als persoon en dat hij geduldiger is geworden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat de verklaringen van eiser vrij algemeen zijn en dat het bij eiser ontbreekt aan persoonlijke beleving.
Tussenconclusie
11. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser er niet in is geslaagd om door middel van zijn verklaringen zijn bekering tot het christelijk geloof aannemelijk te maken.
Deelname aan huiskerkbijeenkomsten en de daaruit voortvloeiende problemen
12. Verweerder heeft het opvallend kunnen achten dat eiser wel wist in welke straat hij moest zijn maar dat hij alleen nog geen huisnummer wist, mede gelet op het feit dat de rest van de leden van de huiskerkbijeenkomst al wel aanwezig waren in de woning en toen zijn gearresteerd. Verweerder heeft in het verweerschrift kunnen overwegen dat niet wordt gevolgd dat eiser het huisnummer niet wist nu hij zelf heeft verklaard dat aan de overkant van het adres een supermarkt was.3 In het verlengde hiervan heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom de autoriteiten vervolgens naar hem op zoek waren. Vaststaat dat eiser geen enkel document heeft overgelegd over zijn gestelde arrestatie of dat de autoriteiten naar hem op zoek zijn. Verder blijkt uit eisers verklaringen dat zijn arrestatie alleen te maken had met zijn broer en niet met eiser zelf.4 Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat de verklaringen van eiser zelf uitsluitend zijn gebaseerd op vermoedens. De enkele stelling in beroep dat het voor hem duidelijk was, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser was immers niet aanwezig bij de huiskerkbijeenkomst op het moment van de arrestaties en eiser is niet op de hoogte of één van de leden van de bijeenkomst zijn naam heeft doorgegeven. Daarbij komt dat de autoriteiten toen zij bij zijn
echtgenote en zijn moeder langs zijn geweest, alleen hebben gevraagd waar eiser was en wat hij deed. Verweerder heeft het verder bevreemdend kunnen achten dat eiser geen inspanning heeft getoond om erachter te komen waarom de autoriteiten naar hem op zoek waren, te meer nu dit de reden is voor zijn asielaanvraag. Wat eiser heeft aangevoerd over de tijdlijn en specifiek over de datum waarop eiser voor het eerst een huiskerkbijeenkomst bijwoonde,
3 Pagina 6 van het nader gehoor.
4 Pagina 4 van het nader gehoor.
betreft dit een betwisting van de (wijze van) bespreking van de zienswijze door verweerder, die er niet toe leidt dat eiser de door hem gestelde problemen aannemelijk heeft gemaakt.
Dit kan daarom niet leiden tot een gegrondverklaring van het beroep. Bovendien heeft verweerder kunnen overwegen dat de door eiser gestelde bekering tot het christendom ongeloofwaardig is geacht, wat verder afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde deelname aan de huiskerkbijeenkomsten.
Tussenconclusie
13. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser er niet in is geslaagd om door middel van zijn verklaringen de deelname aan de huiskerkbijeenkomsten en de hieruit voortvloeiende problemen aannemelijk te maken.
Schending van artikel 3 van het EVRM5 bij terugkeer
14. De rechtbank stelt vast dat verweerder de afwending van de islam geloofwaardig acht. Tevens volgt uit het landgebonden beleid inzake Iran van verweerder dat afvalligen van het islamitische geloof die hun afvalligheid actief uitdragen aangemerkt zijn als risicogroep.6
Autoriteiten op de hoogte van de film
15. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de autoriteiten op de hoogte zijn van de film waarop eiser biddend in een kerk te zien is. Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser alleen van zijn echtgenote heeft vernomen dat de autoriteiten haar hebben meegenomen voor verhoor en de film aan haar hebben laten zien. Bovendien heeft eiser zelf geen inspanning getoond om te achterhalen of er een dagvaarding of oproep jegens hem is uitgevaardigd.7 De stelling van eiser dat het algemeen bekend is dat het niet kansrijk dan wel doorslaggevend is om te proberen te achterhalen of er een dagvaarding is uitgebracht en dat eiser ook zonder dagvaarding een risico loopt, is niet onderbouwd.
Actief uitdragen van de afvalligheid
16. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Iran zijn afwending van de islam actief zal uitdragen. Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser reeds in Iran afvallig was en jarenlang geen problemen heeft ondervonden. In dit verband heeft verweerder kunnen verwijzen naar de verklaringen van eiser dat hij het niet nodig vond om zijn religieuze overtuiging met anderen te delen en dat hij nooit problemen heeft ondervonden vanwege zijn afwending van de islam, omdat enkel zijn echtgenote op de hoogte was van zijn afwending.8 Verweerder heeft voorts kunnen tegenwerpen dat de passage waarin eiser aangeeft dat hij het liefst zou willen evangeliseren en openlijk zijn geloof met anderen zou willen belijden, betrekking heeft op de gestelde bekering van eiser naar het christendom. Nu de bekering niet
5 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6 Paragraaf C7/15.3.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
7 Pagina 24 van het nader gehoor.
8 Pagina 12 en 14 van het nader gehoor.
geloofwaardig is bevonden kan deze verklaring niet worden gevolgd. Verweerder heeft bovendien bij zijn overwegingen kunnen betrekken dat de afwending van de Islam niet de reden was van eisers vertrek uit Iran.
17. Eiser heeft gesteld dat de situatie bij terugkeer anders is, gelet op zijn lange verblijf in Nederland waarin hij vrij was om uit te dragen dat hij niet meer in de islam geloofde . De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in het verweerschrift op het standpunt heeft kunnen stellen dat de enkele toelichting van eiser dat hij in Iran aan zijn nieuwe levensovertuiging uiting ‘wil en gaat geven’ veel te mager en tevens niet onderbouwd is. Verweerder heeft voorts kunnen opmerken dat eiser ook in beroep niet aannemelijk heeft gemaakt hoe hij zijn plannen bij terugkeer voor zich ziet en waarom dat voor hem zo belangrijk is. Daarbij komt dat zijn gestelde aanpassing aan het leven hier in Nederland te algemeen is. Verweerder heeft tot slot kunnen verwijzen naar het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Iran9 waaruit blijkt dat er geen gevallen van afvalligen bekend zijn die enkel vanwege hun afvalligheid en zonder dat zij deze uitdragen strafrechtelijk zijn vervolgd.10
Berichten op sociale media
18. Verweerder heeft kunnen overwegen dat uit eisers verklaringen niet volgt dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn geraakt van zijn geplaatste berichten op sociale media. In dit verband heeft verweerder tevens kunnen overwegen dat eiser slechts zeven berichten over zijn geloofsbeleving heeft geplaatst op sociale media en aanzienlijk minder bekendheid heeft dan de vreemdeling in de door eiser aangehaalde zaak.11 Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet onder de op pagina 86 van het algemeen ambtsbericht genoemde categorieën mensen valt en geen andere acties heeft verricht waardoor hij volgens de Iraanse autoriteiten een bedreiging zou zijn. Nu de gestelde bekering van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig is bevonden, mag verweerder van eiser verwachten dat hij de door hem gestelde uitingen van geloof van internet verwijdert en verwijderd houdt om een eventueel risico bij terugkeer te voorkomen.
Ondervraging bij terugkeer en asielmotieven
19. Eiser heeft niet onderbouwd dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn van zijn gestelde bekering of van zijn afwending van de Islam. Ook als eiser bij terugkeer ondervraagd zou worden, betekent dit nog niet dat de autoriteiten van zijn in Nederland genoemde asielmotieven op de hoogte raken en dat hij alleen daarom zal worden onderworpen aan vervolging of onmenselijke behandeling. Daarbij komt dat er geen Iraanse wet is die het aanvragen van asiel in het buitenland strafbaar stelt.12 Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat eiser bij terugkeer naar Iran over het algemeen alleen een boete moet betalen vanwege zijn illegale uitreis.13 Verweerder heeft onder verwijzing naar het ‘Country Policy and Information Note Iran:
9 Van februari 2021.
10 Pagina 86 van het algemeen ambtsbericht inzake Iran van februari 2021.
11 Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 15 januari 2017, zaaknummer: NL16.3837.
12 Pagina 124 van het algemeen ambtsbericht inzake Iran van februari 2021.
13 Pagina 107 van het algemeen ambtsbericht inzake Iran van februari 2021.
Illegal Exit’ van het UK Home Office,14 kunnen overwegen dat indien een persoon geen politieke activiteiten heeft verricht of betrokken is geweest bij een oppositionele politieke partij in beginsel geen problemen zal ondervinden bij terugkeer naar Iran indien hij of zij illegaal het land heeft verlaten. Bovendien volgt uit dit rapport dat de Iraanse autoriteiten weinig aandacht besteden aan uitgeprocedeerde asielzoekers bij hun terugkeer naar Iran en dat de straffen die worden opgelegd voor het illegaal uitreizen meer dienen als afschrikmiddel. Verweerder heeft zich in het verweerschrift niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser niet verwacht wordt dat hij zich terughoudend opstelt, gelet op het feit dat niet is aangetoond dat hij zich wil uiten en activistisch wil worden, er wordt hem alleen gevraagd zich te gedragen zoals hij jaren voor zijn vertrek deed.
Tussenconclusie
20. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn afvalligheid actief zal uitdragen bij terugkeer. Ook heeft verweerder terecht overwogen dat niet is gebleken dat eiser in de verhoogde belangstelling staat en dat, gezien de niet ten onrechte ongeloofwaardig geachte bekering, van hem verwacht mag worden dat hij de berichten op sociale media verwijdert. Dat eiser wellicht wordt ondervraagd bij terugkeer, betekent nog niet dat de autoriteiten van zijn in Nederland genoemde asielmotieven op de hoogte raken en dat hij alleen daarom zal worden onderworpen aan vervolging of onmenselijke behandeling. Gelet hierop heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser bij terugkeer geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Overgelegde uitspraken
21. De door eiser overgelegde uitspraken bij de aanvullende gronden van beroep van 18 november 2021 leiden niet tot een ander oordeel. Hierbij is het volgende van belang.
Het beroep op de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 november 202115 betreft geen vergelijkbaar geval. In tegenstelling tot de aangehaalde zaak is in deze zaak de afvalligheid wel als relevant element aangemerkt. Daarnaast is eiser in deze zaak wel bevraagd over de eventuele gevolgen voor eiser in verband met het niet geloven in de Islam.16
Het beroep op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 29 oktober 202117 betreft evenmin een vergelijkbaar geval. In deze zaak is namelijk, in tegenstelling tot de aangehaalde zaak, geen sprake van bepaalde factoren omtrent eisers persoon die maken dat de Iraanse autoriteiten enige vorm van aandacht op hem hebben gevestigd, althans dit is niet aangetoond. In de aangehaalde zaak waren er immers documenten van de openbare veiligheidspolitie en een Wooncoöperatie overgelegd.
Het beroep op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 26 oktober 202118 betreft tot slot ook geen vergelijkbaar geval. In de aangehaalde zaak was immers ten onrechte tegengeworpen dat alleen vrees bij terugkeer voor de autoriteiten wordt aangenomen als hiertoe documenten kunnen worden overgelegd. Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift terecht op het standpunt gesteld dat in deze zaak veel meer is
14 Van februari 2019.
15 Zaaknummer: NL21.15889, ECLI-nummer: ECLI:NL:RBDHA:2021:13668.
16 Pagina 12 van het nader gehoor.
17 Zaaknummers: NL21.6343 en NL21.6345, ECLI-nummer: ECLI:NL:RBDHA:2021:11896.
18 Zaaknummers: NL21.11147 en Nl21.11148, ECLI-nummer: ECLI:NL:RBDHA:2021:11716.
tegengeworpen dan het ontbreken van documenten voor het aannemelijk maken van de gestelde vrees. Verweerder heeft immers in deze zaak ook externe geloofwaardigheidsindicatoren bij zijn beoordeling betrokken.
Conclusie
22. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
23. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
24. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr.
N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR18883368

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.