ECLI:NL:RBDHA:2022:2122
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening bijstandsuitkering en schending inlichtingenverplichting van een marginaal zelfstandige
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een marginaal zelfstandige, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres ontving sinds 26 juni 2014 een bijstandsuitkering en heeft zich in oktober 2018 als zelfstandig schoonheidsspecialiste ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. In juni 2020 heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres herzien over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 en een bedrag van € 12.805,82 teruggevorderd. Dit besluit werd in december 2020 door verweerder gehandhaafd, waarop eiseres beroep instelde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet tijdig en volledig heeft ingelicht over haar inkomsten als zelfstandige, wat een schending van de inlichtingenverplichting oplevert. Eiseres heeft weliswaar gegevens overgelegd, maar deze waren onvoldoende om haar recht op bijstand vast te stellen. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de administratie van eiseres niet voldeed en dat er aanwijzingen waren voor het verzwijgen van inkomsten. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat zij recht had op bijstand gedurende de beoordelingsperiode.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de terugvordering van de bijstandsuitkering gerechtvaardigd is, aangezien de schending van de inlichtingenverplichting niet kan worden genegeerd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.