ECLI:NL:RBDHA:2022:205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
NL21.5694
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van geloofwaardigheid van lesbische gerichtheid in Oeganda

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oegandese vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De eiseres, geboren in 1993, stelde dat zij lesbisch is en dat zij in Oeganda te vrezen heeft voor haar leven en welzijn vanwege haar seksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van de eiseres niet werd erkend. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 december 2021, waarbij de eiseres en haar minderjarige kind aanwezig waren, bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de seksuele gerichtheid van de eiseres ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank wees erop dat de eiseres niet voldoende had aangetoond hoe haar seksuele geaardheid zich had ontwikkeld en dat zij tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over haar relatie met een andere vrouw. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond was.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL21.5694

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres, V-nummer: [nummer]

mede namens haar minderjarige kind
[naam 2]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

ProcesverloopBij besluit van 18 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2021 op zitting behandeld. Eiseres en haar kind zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen M.G. Nyabukye. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1993 en bezit de Oegandese nationaliteit. Zij heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij de lesbische seksuele gerichtheid heeft en dat zij daardoor in haar land van herkomst te vrezen heeft voor haar tweede echtgenoot, haar familie en haar buren.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de door eiseres gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst geloofwaardig geacht. Verweerder heeft echter ongeloofwaardig geacht dat eiseres de lesbische seksuele gerichtheid heeft en dat zij daardoor problemen heeft gekregen.
3. Op wat eiseres daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Zorgvuldigheid
4. Volgens eiseres heeft verweerder een standaardbeoordeling verricht waarbij niet duidelijk is gemaakt in hoeverre haar referentiekader is meegewogen. Eiseres wijst daarbij op verweerders Werkinstructie 2019/17 ‘Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid is aangevoerd’, waarin staat dat verweerder rekening houdt met het referentiekader van de vreemdeling.
5. De rechtbank volgt eiseres niet in deze stelling. Verweerder is op de pagina’s 2 en 3 van het voornemen ingegaan op de medische situatie van eiseres alsmede op haar sociale, culturele en religieuze achtergrond. Eiseres heeft niet duidelijk gemaakt waarom verweerder desondanks onvoldoende op haar referentiekader zou zijn ingegaan.
6. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder onvoldoende acht heeft geslagen op de correcties en aanvullingen. Daarbij verwijst zij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 5 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1766.
7. Ook in deze stelling kan eiseres niet worden gevolgd. Deze uitspraak van de Afdeling ziet op de situatie dat de rechtbank niet is ingegaan op een beroepsgrond over de correcties en aanvullingen. Daarnaast heeft eiseres niet duidelijk gemaakt welke onderdelen van haar correcties en aanvullingen onvoldoende in de beoordeling zouden zijn betrokken en evenmin waar dit volgens haar toe zou moeten leiden.
8. Verder stelt eiseres dat verweerder de gehanteerde tegenwerpingen ten onrechte niet heeft afgezet tegen objectieve bronnen over haar land van herkomst en ervaringen met vergelijkbare asielzaken (de zogenoemde externe geloofwaardigheidsindicatoren). Hierbij verwijst eiseres naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 31 augustus 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:8450.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiseres hierin te volgen. Daartoe is in de eerste plaats redengevend dat eiseres niet duidelijk heeft gemaakt welke bronnen en ervaringen door verweerder niet zouden zijn meegewogen. Daarnaast is niet in geschil dat het voor LHBTI gevaarlijk is in Oeganda. Verder heeft verweerder erop kunnen wijzen dat zijn ervaringen met vergelijkbare zaken zijn verdisconteerd in de Werkinstructie 2019/17.
Geloofwaardigheid
10. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat zij de lesbische seksuele gerichtheid heeft en dat zij daardoor problemen heeft gekregen. Zij verwijst daarbij naar de uitspraken van de Afdeling van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885, en 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
11. Naar het oordeel van de rechtbank kan de verwijzing naar deze uitspraken eiseres niet baten omdat deze niet zien op vergelijkbare situaties. Uit de eerstgenoemde uitspraak volgt dat verweerder bij het ongeloofwaardig achten van een asielrelaas niet kan volstaan met het herhalen van de verklaringen van de vreemdeling. Gelet op het navolgende heeft verweerder dat in het geval van eiseres ook niet gedaan. De andere uitspraak ziet op het beoordelen van ondersteunend bewijs zoals feitelijke informatie of verklaringen van derden in samenhang met de eigen verklaringen van de vreemdeling. Eiseres heeft echter geen ondersteunend bewijs overgelegd.
12. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiseres de lesbische seksuele gerichtheid heeft en dat zij daardoor problemen heeft gekregen.
13. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij summier heeft verklaard over de bewustwording van haar seksuele geaardheid. Verweerder heeft daarbij kunnen overwegen dat eiseres niet inzichtelijk heeft kunnen maken hoe zij zich voelde toen zij voor het eerst verliefd zou zijn geworden op een meisje door uitsluitend te verklaren over de acties die daarop volgde. Daarnaast heeft verweerder kunnen overwegen dat eiseres bij het noemen van eigenschappen die haar zouden hebben aangesproken in haar gestelde vriendinnetjes geen blijk heeft gegeven van affectiviteit, maar eigenschappen heeft genoemd die ook bij een vriendschapsrelatie zouden kunnen passen. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar stelling dat verweerder ten onrechte zijn eigen beeld van verliefdheid op haar situatie heeft geprojecteerd.
14. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij niet inzichtelijk heeft gemaakt wat het besef van haar gestelde geaardheid met haar heeft gedaan tegen de achtergrond van een islamitisch gezin in Oeganda. Temeer daar eiseres ook zelf heeft verklaard dat homoseksualiteit binnen de islam niet is toegestaan en in Oeganda strafbaar is gesteld.
15. Verder heeft verweerder terecht aan eiseres tegengeworpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over het ontstaan van haar problemen op school nadat zij haar schoolvriendin [naam 3] zou hebben verteld over haar gevoelens. Eiseres heeft immers eerst verklaard dat zij in 2013 van school is gegaan en naar haar tante is gegaan, maar vervolgens dat dit in 2014 is geweest (rapport nader gehoor, pagina’s 6 en 15).
16. Ook heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij summier en oppervlakkig heeft verklaard over haar gestelde relatie met [naam 3]. Verweerder heeft het daarbij vreemd mogen achten dat [naam 3] eiseres aanvankelijk herhaaldelijk zou hebben afgewezen maar dat zij vervolgens binnen twee weken alsnog haar gevoelens zou hebben beantwoord nadat eiseres na een periode van drie jaar uit het niets telefonisch contact zou hebben opgenomen. De stelling in beroep dat de oorspronkelijke reactie van [naam 3] gelegen kan zijn in de omstandigheid dat homoseksualiteit in Oeganda niet geaccepteerd wordt, is niet terug te voeren op de door eiseres afgelegde verklaringen en is bovendien onvoldoende om deze tegenwerping teniet te doen.
17. Verweerder heeft voorts terecht aan eiseres tegengeworpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over de gestelde relatie met [naam 3]. Zo heeft eiseres eerst verklaard dat de relatie in 2016 is begonnen, maar later dat zij eind 2016 bij haar eerste echtgenoot is weggegaan en de relatie met [naam 3] drie maanden daarna is begonnen.
18. Ten slotte heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij onaannemelijk heeft verklaard over de gestelde betrapping op een intiem moment met [naam 3] door haar tweede echtgenoot. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat deze betrapping volgens eiseres de directe aanleiding is geweest om uit Oeganda te vluchten. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat het niet aannemelijk is dat eiseres op geen enkele manier voorzorgsmaatregelen zou hebben genomen toen zij in haar eigen woning intiem was met [naam 3]. Temeer daar eiseres zelf heeft verklaard dat zij gelet op de situatie in Oeganda zou hebben besloten om voorzichtig te zijn in haar relatie met [naam 3] en dat haar echtgenoot al door de buren zou zijn geïnformeerd dat er een vrouw op bezoek zou komen.
Conclusie
19. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres terecht afgewezen.
20. Dit brengt met zich dat de rechtbank niet toekomt aan de beroepsgrond van eiseres over het ambtshalve doortoetsen aan artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
21. Het beroep is ongegrond.
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.