Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 juli 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 september 2021.
2.De verdere beoordeling
(€ 6.116) zijn onder meer vermeld in productie 9 van [eiser] . Deze kosten staan in verband met de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en kunnen aan de Gemeente worden toegerekend. De rechtbank acht het redelijk dat [eiser] in deze complexe zaak deskundigen heeft ingeschakeld om de schade te begroten. De Gemeente heeft dat op zichzelf ook niet bestreden.
€ 15.054 opgenomen als “schadepost 1: Deel 3: Kosten externe adviseur”. Dit bedrag heeft volgens bijlage 9 van het rapport betrekking op “Extra kosten advocaten art. 19 en bezwaar tegen bestemmingsplan 2010”. Het bedrag van € 15.054 is opgebouwd uit een viertal posten met betrekking tot “A.R.M. Van der Pluijm (advocaat)” met een beloop van € 8.938 en de hiervoor al besproken kosten van DTZ Zadelhoff van € 6.116. De rechtbank maakt uit het voorgaande op dat de schadepost van € 8.938 ziet op de kosten van bijstand van mr. Van der Pluijm in de bestuursrechtelijke procedures die - nadat de Gemeente haar toezegging niet gestand had gedaan - zijn gevoerd om de beoogde bouwbestemming toch te verkrijgen, wat uiteindelijk niet is gelukt. Deze kosten van bijstand zou [eiser] niet hebben hoeven maken als de Gemeente haar toezegging gestand zou hebben gedaan. Hiermee staan deze kosten in causaal verband met de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis en deze kosten staan in zodanig verband dat zij aan de Gemeente kunnen worden toegerekend. Niet is gebleken dat niet is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets. Dit leidt ertoe dat de schadepost - tot 60% - voor vergoeding in aanmerking komt, dat is (0,6 x € 8.938 =) € 5.389,80, met de daarover gevorderde wettelijke rente.