ECLI:NL:RBDHA:2022:16268

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
AWB 21/7188 en AWB 21/7189
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER op basis van schijnhuwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Ghanese eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER. De aanvraag was gedaan voor verblijf bij zijn Duitse echtgenote, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid concludeerde dat er sprake was van een schijnhuwelijk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris gerechtigd was om onderzoek te doen naar de echtheid van het huwelijk, gezien de aanwezige indicatoren van misbruik van de Verblijfsrichtlijn. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van eiser en zijn echtgenote tegenstrijdig waren en dat zij onvoldoende kennis van elkaar hadden, wat de conclusie van een schijnhuwelijk ondersteunde. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van eiser en verklaarde het beroep ongegrond, evenals het verzoek om een voorlopige voorziening. De uitspraak benadrukt de beoordelingsruimte van de staatssecretaris bij het vaststellen van indicatoren voor misbruik en de noodzaak voor vreemdelingen om eenduidige verklaringen af te leggen over belangrijke gebeurtenissen in hun leven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 21/07188 (beroep)
AWB 21/07189 (voorlopige voorziening)
[V-Nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 14 juni 2022 in de zaken tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1975, van Ghanese nationaliteit, eiser/verzoeker, hierna te noemen: eiser
(gemachtigde: mr. W. Hoebba)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: S. de Gooyert).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER [1] afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 17 november 2021 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 9 december 2021 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft bij brief van dezelfde datum verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft op 20 april 2022 plaatsgevonden. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook was namens eiser aanwezig mevrouw [referente] (referente). De gemachtigde van verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

Overwegingen

Achtergrond
1.1
Eiser heeft de Ghanese nationaliteit en verblijft sinds oktober/november 2018 in Nederland op basis van een C-visum voor kort verblijf. Eiser is op 12 oktober 2020 met referente in het huwelijk getreden. Referente heeft de Duitse nationaliteit. Op 30 oktober 2020 heeft eiser gevraagd om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER (de aanvraag) voor verblijf bij referente.
1.2
Op 26 januari 2021 heeft verweerder aan eiser te kennen gegeven dat er indicaties aanwezig zijn die aanleiding geven het huwelijk van eiser en referente nader te onderzoeken door middel van een hoorzitting. In de brief verwijst verweerder naar de bij de Richtlijn 2004/38/EG [2] (Verblijfsrichtlijn) horende Richtsnoeren. [3] De hoorzitting heeft op 16 juni 2021 plaatsgevonden.
Besluitvorming
2. Met het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen en hieraan ten grondslag gelegd dat sprake is van een schijnhuwelijk. [4] Verweerder stelt zich op het standpunt dat er voldoende indicatoren aanwezig waren om een onderzoek in te stellen naar de vraag of er in dit geval sprake is van misbruik van de Verblijfsrichtlijn. Verder heeft verweerder geconcludeerd dat uiteenlopende verklaringen en/of vage, tegenstrijdige en ronduit onware verklaringen zijn afgelegd, zoals over het verloop van de relatie en ten aanzien van het dagelijkse leven. Verweerder concludeert dat eiser en referente weinig tot niets van elkaar weten. Het primaire besluit is tevens een terugkeerbesluit.
Beoordeling beroep
3. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag en heeft ter onderbouwing de volgende beroepsgronden aangevoerd.
Al hetgeen eerder in deze zaak is opgemerkt en aangehaald ter volle toetsing?
4. Eiser herhaalt alles wat eerder is opgemerkt en aangehaald in deze zaak en legt dit ter volle toetsing voor aan de rechtbank.
4.1
De rechtbank overweegt dat verweerder het primaire besluit heeft heroverwogen en hierbij gemotiveerd is ingegaan op de bezwaargronden van eiser. Eiser heeft met deze beroepsgrond niet aangevoerd waarom het oordeel van verweerder in het bestreden besluit onjuist is. Dat is onvoldoende. De rechtbank verwijst naar standaardjurisprudentie hierover van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [5] en de rechtbanken. Gelet hierop kan deze beroepsgrond naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Mocht verweerder onderzoek doen naar de echtheid van het huwelijk?
5. Eiser voert aan dat verweerder niet of in onvoldoende mate is ingegaan op de door eiser aangevoerde bezwaren met betrekking tot de indicatoren. Volgens eiser waren er onvoldoende indicatoren van misbruik aanwezig om een onderzoek naar de echtheid van het huwelijk te rechtvaardigen. Op de zitting heeft eiser in dit kader betoogd dat verweerder zich schuldig maakt aan systematische controle. Eiser verwijst in dit verband ook naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam van 20 april 2017 [6] waarin is geoordeeld dat de individuele indicatoren onvoldoende concrete aanwijzingen vormen om onderzoek naar een schijnrelatie te rechtvaardigen. [7] Bovendien had verweerder volgens eiser ook beter moeten motiveren waarom de indicatoren op zichzelf of in onderlinge samenhang hebben geleid tot het doen van een nader onderzoek. Nu er geen aanleiding was om een nader onderzoek te houden naar de echtheid van het huwelijk, kan de informatie die is verkregen uit het gehoor volgens eiser niet worden gebruikt door verweerder voor de beoordeling van de aanvraag.
5.1
De rechtbank overweegt dat uit paragraaf 4.2 van de Richtsnoeren blijkt dat lidstaten individuele gevallen mogen onderzoeken wanneer een gegrond vermoeden van misbruik of fraude bestaat. Zoals de Afdeling heeft overwogen, heeft verweerder beoordelingsruimte bij de beantwoording van de vraag wanneer een vermoeden van misbruik mag worden aangenomen. [8] De in de Richtsnoeren opgenomen lijst met concrete aanwijzingen die kunnen leiden tot het instellen van een onderzoek naar eventueel misbruik heeft een niet-limitatief karakter. Het staat verweerder dan ook vrij andere omstandigheden in de beoordeling te betrekken. Dit neemt echter niet weg dat de bestuursrechter moet toetsen of de door verweerder daartoe in aanmerking genomen concrete aanwijzingen het instellen van een onderzoek rechtvaardigen.
5.2
In deze zaak heeft verweerder de volgende indicatoren ten grondslag gelegd aan zijn beslissing om nader onderzoek te doen naar de echtheid van de relatie van eiser en referente:
  • het leeftijdsverschil tussen beiden van 12 jaar;
  • het feit dat eiser al geruime tijd illegaal in Nederland verbleef;
  • het feit dat referente ook garant heeft gestaan voor een vorige partner die duurzaam verblijf heeft gekregen. Referente is slechts 6 maanden voor de huwelijksvoltrekking tussen eiser en referente gescheiden van haar vorige partner;
  • Aanwijzingen dat eiser nog gehuwd was.
5.3
De rechtbank overweegt dat met de indicatoren niet al hoeft vast te staan dat er sprake is van fraude. De indicatoren moeten verweerder genoeg aanleiding geven om onderzoek te doen naar de echtheid van de relatie. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de indicatoren in deze zaak als relevante aanwijzingen mocht aanmerken en dat deze het instellen van een onderzoek rechtvaardigden. Ook de indicator met betrekking tot de aanwijzingen dat eiser nog gehuwd was, was terecht een aanleiding om een onderzoek te starten. Eiser heeft namelijk bij een eerdere visumaanvraag stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat hij toen getrouwd was. Bij zijn huidige aanvraag heeft hij niet gemeld dat hij gescheiden is. Eiser heeft in bezwaar wel stukken overgelegd om te onderbouwen dat hij gescheiden is, maar deze informatie was ten tijde van het onderzoek niet bij verweerder bekend. Nu het hier een combinatie van op de persoon van eiser en referente toegespitste omstandigheden betreft, is van een systematische controle volgens de rechtbank geen sprake. Verweerder heeft volgens de rechtbank in het bestreden besluit ook voldoende gemotiveerd dat de indicatoren apart en in samenhang voldoende redengevend waren. Bovendien merkt de rechtbank op dat de door eiser aangehaalde uitspraak van 20 april 2017 door de Afdeling is vernietigd. De Afdeling heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een systematische controle. [9]
5.4
Al om de reden dat het onderzoek naar de echtheid van het huwelijk volgens de rechtbank was gerechtvaardigd, slaagt het betoog van eiser niet dat het bewijs niet mag worden gebruikt bij de beoordeling van de aanvraag van eiser. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet.
Is het gehoor zorgvuldig gehouden?
6. Volgens eiser hebben de hoorders eiser en referente door hun manier van vraagstelling tijdens het gehoor steeds meer in het nauw gedreven en veel twijfel gezaaid over antwoorden die zij eerder gaven. Eiser heeft op de zitting hierover nog aangevoerd dat eiser en referente tijdens de hoorzitting onzeker werden gemaakt doordat de hoorders bepaalde vragen steeds hebben herhaald. Eiser en referente raakten hierdoor de kluts kwijt. De irrelevante zaken zijn verder volgens eiser tot in detail uitgewerkt en de essentiële zaken zijn bewust buiten beschouwing gelaten. Deze werkwijze strookt volgens eiser niet met het doel en de strekking van de Verblijfsrichtlijn.
6.1
De rechtbank stelt vast dat uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat er een tolk tijdens het gehoor aanwezig was. Uit het verslag blijkt ook dat eiser en referente erop zijn gewezen dat het belangrijk is dat zij het melden als zij de tolk niet goed verstaan of een vraag niet begrijpen. Ook zijn er een aantal pauzes genomen. Nadat zowel eiser als referente zijn gehoord, hebben de hoorders bepaalde vragen nogmaals aan eiser en referente gesteld omdat hierop niet gelijkluidend was geantwoord door hen. Uit deze handelswijze blijkt volgens de rechtbank niet dat eiser en referente (bewust) onzeker zijn gemaakt. Ook heeft eiser niet onderbouwd welke essentiële zaken bewust buiten beschouwing zijn gelaten. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de gehoren onzorgvuldig zijn afgenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van een schijnhuwelijk?
7. Volgens eiser is er geen sprake van een schijnhuwelijk. Volgens hem staat vast dat eiser en referente elkaar en elkaars familie kennen. Zij hebben gedetailleerde verklaringen gegeven over relevante zaken (het ontstaan van) hun relatie, hun kinderen, hun eerdere relatie(s), hun wederzijdse families, hun werk, hun religie en andere relevante zaken. Verweerder wenst alle details te weten van deze onderwerpen, terwijl betrokkenen hebben verklaard dat zij hierover weinig tot niet spreken met elkaar. Eiser is gehuwd met referente en woont naar eigen zeggen feitelijk samen met haar.
7.1
De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling waaruit volgt dat van een vreemdeling en een referent mag worden verwacht dat zij over belangrijke gebeurtenissen in hun leven, ook al hebben die zich al lange tijd geleden afgespeeld, eenduidige verklaringen afleggen. [10]
7.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, gelet op het verslag van de hoorzitting, terecht op het standpunt gesteld dat eiser en referente uiteenlopende verklaringen en/of vage, tegenstrijdige en onware verklaringen hebben afgelegd over essentiële onderdelen van hun relaas en ook ten aanzien van hun dagelijkse leven. Zo weten eiser en referente niets over elkaars vorige huwelijken en zo weet eiser ook niet of referente (veel) vriendinnen heeft. Eiser kent de namen van de kleinkinderen van referente niet terwijl deze kinderen bij eiser en referente in huis wonen. Referente kent de naam van de zoon van eiser ook niet. Eiser en referente verklaren bovendien niet gelijkluidend over het moment waarop zij een relatie hebben gekregen. Ook hebben eiser en referente tegenstrijdig verklaard over de frequentie van het kerkbezoek door eiser en over zijn werkzaamheden bij de kerk. Vervolgens hebben eiser en referente niet eenduidig verklaard of zij de dag voor de hoorzitting samen hebben gegeten en op welk tijdstip.
7.3
Nu dit belangrijke gebeurtenissen betreffen in de levens van eiser en referente, maar ook de dagelijkse gang van zaken binnen hun huishouden betreft, mocht volgens de rechtbank verwacht worden dat zij hierover gelijkluidend hadden verklaard. De omstandigheid dat eiser en referente op onderdelen gelijkluidend hebben verklaard, maakt dit oordeel niet anders. Verweerder heeft meer gewicht aan de tegenstrijdige verklaringen mogen toekennen, nu eiser en referente op essentiële punten tegenstrijdig hebben verklaard. De rechtbank verwijst in dit kader ook naar de uitspraak van de Afdeling van 6 september 2017. [11]
7.4
De overgelegde foto’s waarop eiser en referente samen te zien zijn, maken naar het oordeel van de rechtbank nog niet aannemelijk dat sprake is van een oprecht huwelijk. De foto’s betreffen een momentopname en zeggen niets over de werkelijke invulling van het huwelijksleven. Hetzelfde geldt voor de foto’s die zijn ingebracht om aan te tonen dat referente naar Ghana is gereisd in februari 2022 en de familie van eiser naar eigen zeggen heeft bezocht. Ook de telefoongegevens over de periode van maart/mei/juni/oktober 2020 en de Whatsapp-berichten van augustus enseptember 2020 leiden niet tot een ander oordeel omdat deze gegevens een zeer beperkte periode betreffen en de inhoud van de berichten te summier is om inzicht te krijgen in de aard van de relatie van eiser en referente.
7.5
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, alle elementen uit de zaak in samenhang bezien, tot de conclusie heeft kunnen komen dat sprake is van een schijnhuwelijk. Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder mocht de aanvraag afwijzen.
Is de hoorplicht geschonden?
8. Tot slot is tussen partijen in geschil of de hoorplicht is geschonden. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Gelet op wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd, was er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk dat het bezwaar van eiser ongegrond was. Dat betekent dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en een hoorzitting niet nodig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarnaast wijst de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de rechtbank in deze uitspraak op het beroep beslist.
10. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat in beide zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 21/07188,
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer 21/07189,
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Mees-Bolle, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.W. Victoor, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak op het beroep kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift op grond van artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (zie artikel 124 van de Vw 2000).
2.Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.
3.Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 2 juli 2009 betreffende richtsnoeren voor een betere omzetting en toepassing van de Verblijfsrichtlijn (COM(2009) 313 definitief).
4.In overweging 28 van de Verblijfsrichtlijn worden schijnhuwelijken omschreven als huwelijken die zijn aangegaan met als enig doel het recht van vrij verkeer en verblijf te kunnen genieten.
5.Zie bijvoorbeeld uitspraken van de Afdeling van 7 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1639 en van 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1133.
7.In deze zaak was sprake van illegaal verblijf en een leeftijdsverschil van 20 jaar.
8.Zie uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2006.
9.Uitspraak van de Afdeling van 22 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3233.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2434.