In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 november 2022, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had niet tijdig beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 9 november 2021 zijn aanvraag had ingediend en dat verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld, maar er was geen tijdige beslissing genomen, waardoor de rechtbank het beroep ontvankelijk en gegrond verklaarde.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de bestuurlijke dwangsom niet van toepassing is in deze zaak, omdat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, die bepaalt dat de artikelen van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Dit betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen dat verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd.
Daarnaast heeft de rechtbank eiser een vergoeding voor de proceskosten toegekend, vastgesteld op € 379,50, omdat eiser een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in hoger beroep te gaan.