Beoordeling door de rechtbank
1. Eiser heeft om vrijstelling verzocht van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank met het door hem overgelegde formulier aannemelijk gemaakt dat hij niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikt om het verschuldigde bedrag aan griffierecht te betalen. Het beroep op betalingsonmacht slaagt. Eiser wordt in beide procedures vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
Wat is er tot nu toe in deze zaak gebeurd?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Irakese nationaliteit. Eiser heeft van 2 mei 2018 tot 2 november 2018 uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw gekregen. Op 26 oktober 2018 heeft eiser opnieuw een verzoek tot uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw ingediend. In afwachting van de beslissing van verweerder, heeft eiser een aantal keer uitstel van vertrek gekregen.
3. Op 29 juli 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen (primair besluit), omdat uit het BMA-advies van 22 juni 2020 volgt dat er geen medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht. De BMA-arts heeft in het advies ook onderzocht of er behandeling mogelijk is in het land van herkomst ‘gezien de bijzondere omstandigheden (jong kind met vrij zeldzame problematiek waarvoor eerder neurochirurgisch ingrijpen noodzakelijk was)’.
4. Eiser heeft bezwaar ingediend tegen het primaire besluit. Op 29 december 2020 heeft de rechtbank, zittingsplaats Utrecht een voorlopige voorziening getroffen, inhoudende dat eiser niet mag worden uitgezet tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
5. Eiser heeft medische stukken overgelegd. Verweerder heeft deze informatie aan het BMA voorgelegd. Uit het BMA-rapport van 5 januari 2021 volgt dat de overgelegde stukken niet leiden tot een gewijzigde advisering van het BMA.
6. Bij besluit van 12 januari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Bij uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Utrecht is het beroep gegrond verklaard omdat het BMA-advies onvoldoende inzichtelijk en concludent is.
7. Verweerder heeft het BMA opnieuw om advies gevraagd. Uit het BMA-rapport van 26 oktober 2021 volgt dat er geen medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht bij het uitblijven van behandeling. Eiser is in 2019 succesvol geopereerd en nadien is het ziektebeeld stabiel gebleven. Verder zijn er volgens de BMA-arts geen aanwijzingen dat reisvoorwaarden noodzakelijk zijn. Als de ouders van eiser niet meereizen, dan adviseert de BMA-arts om eiser te laten begeleiden door een verpleegkundige. Tot slot concludeert het BMA dat er medische behandeling in Noord-Irak aanwezig is in het Rizgary Teaching Hospital.
8. Op 1 december 2021 heeft er een ambtelijke hoorzitting plaatsgevonden. Naar aanleiding van een advies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) heeft het BMA op 28 februari 2022 een rapport uitgebracht. Het NIFP rapport leidt niet tot een gewijzigde advisering van het BMA. Op 14 april 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, omdat uit het BMA-rapport van 26 oktober 2021 volgt dat er geen medische noodsituatie op korte termijn bij uitblijven van behandeling wordt verwacht. Tegen dit besluit heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het BMA-rapport en de vergewisplicht
9. Volgens eiser zijn er concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de BMA-artsen, omdat zij door de Nederlandse overheid worden betaald. Daar komt volgens eiser bij dat er concrete aanwijzingen zijn dat het BMA-rapport van 26 oktober 2021 inhoudelijk niet concludent is. De kinderneuroloog geeft in de brief van 8 december 2021 aan dat niet te voorspellen is welke behandelingen eiser de komende tijd nodig heeft. Eiser heeft ook een brief van 20 november 2021 van de directeur van het Rizgary Teaching Hospital overgelegd waarin staat dat het ziekenhuis geen neurochirurgische afdeling heeft en eisers behandeling niet beschikbaar is in het ziekenhuis. Verder voert eiser aan dat verweerder onzorgvuldig handelt door de brieven van zijn behandelaren van 17 november 2021, 8 december 2021 en 9 december 2021 én de brief van de directeur van het Rizgary Teaching Hospital niet aan het BMA voor te leggen. De BMA-arts heeft het kennelijk noodzakelijk gevonden om ook te onderzoeken of behandeling in Noord-Irak aanwezig is. Volgens eiser handelt verweerder in ook strijd met artikel 3 van het EVRMen artikel 24 van het Handvestdoor te stellen dat eiser (een ernstig ziek kind) naar Irak kan worden uitgezet omdat geen medische noodsituatie zou ontstaan.
10. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter is een advies van het BMA een deskundigenadvies aan verweerder voor de uitoefening van zijn bevoegdheden. Als verweerder een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, moet verweerder er zich op grond van artikel 3:2 van de Awb van vergewissen dat dit advies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Het is aan de vreemdeling om concrete aanknopingspunten aan te voeren voor twijfel aan de inhoud van het BMA-advies.
11. De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat de artsen van het BMA worden gefinancierd door de overheid onvoldoende is voor de stelling dat de artsen van het BMA niet onpartijdig zijn.Er moet namelijk sprake zijn van concrete, objectieve omstandigheden die de vrees rechtvaardigen dat de adviseurs onvoldoende onpartijdig hebben gehandeld. Dergelijke omstandigheden zijn niet gesteld. Dat het BMA-rapport feitelijk niet zou kloppen, betekent nog niet dat er geen sprake is van onpartijdigheid aan de zijde van de BMA-artsen.
12. De rechtbank overweegt verder dat niet is gebleken dat het BMA-rapport van 26 oktober 2021 inhoudelijk niet concludent is of dat verweerder onzorgvuldig handelt door de brieven van eisers behandelaars en van de directeur van het Rizgary Teaching Hospital niet aan het BMA voor te leggen. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de brieven van eisers behandelaren gaan over een onzekere toekomstverwachting en niet over het al dan niet ontstaan van een medische noodsituatie op korte termijn. Ten aanzien van de brief van de ziekenhuisdirecteur overweegt de rechtbank dat feitelijke toegankelijkheid van medische behandeling in het land van herkomst pas aan de orde is als volgens het BMA naar alle waarschijnlijkheid een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan. Uit het BMA-rapport van 26 oktober 2021 (en het BMA-rapport van 22 juni 2020) volgt dat geen medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht, omdat eiser in 2019 succesvol is geopereerd en sindsdien sprake is van een stabiele situatie met een functionerende drain. De rechtbank ziet geen ruimte om van de vaste rechtspraak en het beleid af te wijken. Dat de BMA-arts in de rapporten van 22 juni 2020 en 26 oktober 2021 onderzocht heeft of behandeling in Noord-Irak aanwezig is vanwege eisers jonge leeftijd en de bijzondere medische problematiek, maakt dit niet anders. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat er wel een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan. Het BMA heeft zich bij het opstellen van de rapporten gebaseerd op informatie van de behandelaars van eiser. Het BMA en de behandelaars van eiser hebben zich bij het beoordelen van de medische toestand van eiser dus gebaseerd op dezelfde medische gegevens. Een verschil in inzicht over de uit die gegevens te trekken conclusie betekent op zichzelf niet dat de BMA adviezen niet zorgvuldig, inzichtelijk en concludent zijn. Verweerder heeft voldaan aan zijn vergewisplicht.
13. Verder kan een beroep op artikel 24 van het Handvesten op artikel 3 EVRM eiser niet baten. De ABRvS heeft in de uitspraak van 20 januari 2014vastgesteld dat de bestuursrechter terughoudend moet toetsen of het bestuursorgaan zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind. In het BMA-advies van 26 oktober 2021 is overwogen dat eiser met een verpleegkundige moet reizen als zijn ouders niet meereizen naar Irak. Hiermee heeft verweerder voldoende rekenschap gegeven aan de belangen van eiser.De beroepsgronden slagen niet.
14. Eiser stelt in een ongelijke bewijspositie te verkeren en doet een beroep op het arrest Korošec. Hij heeft niet de financiële middelen om een onafhankelijke deskundige te betalen en de behandelaren van eiser mogen geen uitspraak doen of een medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht. Eiser stelt zich op het standpunt dat de ABRvS het arrest Korošec heeft uitgehold en dat het daardoor betekenisloos is geworden. Er is dus geen sprake van equality of arms. Hij verzoekt de rechtbank daarom om een deskundige aan te wijzen.
15. De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van een ongelijke bewijspositie zoals bedoeld in het arrest Korošec. Dat eiser niet de financiële middelen heeft om een deskundige in te schakelen, is niet doorslaggevend. Van belang is of eiser voldoende in staat is (gesteld) om (medische) stukken naar voren te brengen om het BMA-advies te weerspreken. Eiser heeft in de bezwaarprocedure meerdere medische stukken overgelegd. Er is dus sprake van equality of arms, evenwicht tussen eiser en verweerder in de mogelijkheden voor het overleggen van bewijsmateriaal. Dat de neurochirurg van eiser geen uitspraak mag doen over het wel of niet ontstaan van een medische noodsituatie binnen drie maanden, betekent niet dat er sprake is van een ongelijke bewijspositie. Eiser kan met stukken van zijn behandelaars wel degelijk de zorgvuldigheid, inzichtelijkheid en concludentie van het BMA-advies aan de orde stellen.Omdat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om in voldoende mate weerwoord te bieden aan het BMA-advies, ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf een medische deskundige te benoemen.De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 4:84 van de Awb
16. Eiser voert aan dat verweerder artikel 4:84 van de Awb had moeten toepassen, omdat hij een ernstig ziek kind is dat niet (deugdelijk) behandeld kan worden in Irak.
17. Artikel 64 van de Vw verplicht verweerder er alleen toe de uitzetting wegens medische beletselen achterwege te laten.De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd zijn bij de totstandkoming van het bestreden besluit reeds betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.