In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 25 oktober 2022, wordt het beroep van eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag, ondanks een eerdere uitspraak van de rechtbank op 5 januari 2022 waarin verweerder werd opgedragen opnieuw te beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de gestelde termijn van zes maanden een nieuw besluit heeft genomen en dat eiser verweerder op 5 augustus 2022 in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard.
De rechtbank legt verweerder een beslistermijn van acht weken op om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt verweerder opgedragen een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank oordeelt dat de tijdelijke wet die het opleggen van een dwangsom in asielzaken beperkt, niet van toepassing is in dit geval, waardoor de rechtbank wel degelijk een dwangsom kan opleggen. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 379,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.