Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eisende partij sub 1] te [plaats 1] ,
[eisende partij sub 2]te [plaats 2] ,
[eisende partij sub 3]te [plaats 3] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 maart 2021;
- de akte houdende overlegging producties van [de Erven] , met producties 1 tot en met 35;
- de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie, met producties 1 tot en met 33;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte houdende overlegging producties van [de Erven] , met producties 36 tot en met 47;
- de brief van Fresch, met producties 34 tot en met 42;
- de spreekaantekeningen van [de Erven] , voorgedragen tijdens de mondelinge behandeling van 26 april 2022;
- de spreekaantekeningen van Fresch, voorgedragen tijdens op de mondelinge behandeling van 26 april 2022.
- de akte uitlating na comparitie van [de Erven] , met producties 48 en 49;
- de akte uitlating na comparitie van Fresch, met producties 43 en 44;
- de akte uitlating producties tevens houdende bezwaar tot toelating nieuwe verweren in akte Fresch d.d. 20 juli 2022.
2.De feiten
hierin wil participeren stelt [de erflater] de vraag wat naast de financiering van de bank(en) nog nodig zou zijn. [de bestuurder 1][ [de bestuurder 1] , toevoeging rechtbank]
komt globaal uit op een inbreng van € 10 miljoen.”
mee.”
deze heeft gegeven in zijn e-mail is correct, op een punt na, en dat is de ingangsdatum van de afspraken. Die ingangsdatum is mijns inziens niet integraal het moment waarop het [de Holding] -contract definitief is (dat kan ivm de rechtszaak namelijk nog wel even duren), maar is voor de [de CV] -portefeuille het moment waarop de banklening is verhoogd (in het tweede kwartaal 2019 dus), en voor de [de Holding] -portefeuille het moment waarop we die portefeuille zullen verwerven.”
bankleningen op de nieuwe portefeuille
Banklening op de bestaande portefeuille in [de CV]
Extra inleg door [de Familie]
Willen we het vonnis uitvoeren en het hoger beroep afwachten
Wil [de Familie] de € 15 miljoen inbrengen”
Bij verkoop van de portefeuille is er voor Fresch/ [de erflater] een minimale netto opbrengst te verdelen van € 8,4 mio, en – als de marktwaarde echt op € 59 mio zou liggen – een upside van € 2,2 mio. Totaal zou er dan ruim € 10 mio aan opbrengst zijn. Onder de € 55 mio. wordt er niet verkocht.
Als de verkoop niet lukt tegen een voldoende aantrekkelijke prijs hebben we de portefeuille zonder verdere procedures in handen voor een prijs van (iets meer dan) € 44 mio.
of [de Familie] het voorstel ook wil accepteren;
wat een redelijke verdeling is van de opbrengst tussen Fresch en [de Familie] als de portefeuille verkocht zou worden.”
met mij wil overleggen, dan wacht ik uiteraard even zijn telefoontje af.”
dat denk ik ook gewild hebben. Dat betekent in dit geval dat de familie mee zou moeten gaan met de deal die ik heb gemaakt, en we samen vanaf hier verder kijken hoe we praktisch met de uitdagingen omspringen, bijvoorbeeld voor wat betreft de financiering.”
ii) hetgeen Fresch te vorderen heeft van [de bestuurder 1] en [de bestuurder 2] en van 18 van haar groepsvennootschappen, iii) de tegoeden van Fresch bij drie bancaire instellingen en iv) één aan Fresch toebehorende onroerende zaak. Fresch heeft in kort gezegd (kort samengevat) opheffing van de beslagen gevorderd. De voorzieningenrechter van rechtbank Den Haag heeft deze vordering bij vonnis van 15 april 2021 afgewezen.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
alle omstandighedenblijkt dat er kennelijk een nauwere band is met een ander land.
is afgesproken dat [de erflater] in de exploitatie van die portefeuille zou participeren, zoals hij dat ook reeds deed in [de CV]”. Eveneens wordt beschreven dat [de erflater] hiertoe de middelen zou gebruiken verkregen uit de kapitaalrestitutie vanuit [de CV] , aangevuld met “
privé beschikbare liquiditeiten (…) totdat het totale aankoopbedrag is bereikt”. In de e-mail van 10 maart 2020 schrijft [de bestuurder 1] dat hij met [de erflater] had “
besloten de aankoop gezamenlijk op te pakken, zoals we ook met de woningen in [de CV] hebben gedaan”, waarbij opnieuw melding wordt gemaakt van de kapitaalrestitutie vanuit [de CV] . In deze e-mails – waarvan de inhoud is opgesteld door [de bestuurder 1] – wordt dus zonder enig voorbehoud melding gemaakt van een reeds gemaakte afspraak tot participatie van [de erflater] . Dat het hier enkel zou gaan om een afspraak tot het onderzoeken van een samenwerking, zoals betoogd door Fresch, blijkt niet uit deze e-mails. Dit volgt ook niet uit de door Fresch aangehaalde notulen van de vergadering van [de CV] van 16 juni 2017. Hoewel [de erflater] zich blijkens deze notulen op dat moment nog beraadde over het al dan niet financieren van de [de Holding] -portefeuille, komt een ander beeld naar voren in de notulen van opvolgende vergaderingen. Daarin wordt de financieringsbereidheid van [de erflater] immers niet meer als vraag opgeworpen, maar is enkel opengelaten tot welk bedrag [de erflater] zal financieren.
wanneer [de Familie] zou menen dat met een flinke afkoopsom de discussie ook wel beëindigd zou mogen worden.” Met [de Erven] is de rechtbank van oordeel dat dit duidt op het bestaan van een afspraak tussen [de Erven] (als rechtsopvolgers van [de erflater] ) en Fresch dat zij de [de Holding] -portefeuille gezamenlijk zouden aankopen. Dat die afspraak zoals Fresch heeft aangevoerd “voorwaardelijk en vrijblijvend” was, blijkt uit deze gang van zaken niet.
8,5M à 10M, met een mogelijke uitloop tot maximaal 12,5M”. Zoals door [de Erven] betoogd, miskent Fresch hiermee dat deze bedragen slechts worden genoemd als inschatting van de benodigde financiering en uit de e-mail juist kan worden afgeleid dat [de Erven] bereid waren mee te bewegen als een hoger bedrag aan financiering nodig zou zijn. In de e-mail staat immers: “
De familie committeert zich voor het verschil tussen aankoopprijs panden minus bancaire financiering” en “
Mocht een hogere inbreng vereist zijn dan wordt dit opnieuw bekeken”. Bovendien is niet in geschil dat [de bestuurder 1] de bankfinanciering nog moest regelen en de hoogte van de het bedrag dat [de Erven] zouden financieren hiervan afhankelijk was. Zoals aangevoerd door [de Erven] , is het tegen deze achtergrond begrijpelijk dat [de Erven] in deze e-mail geen ‘
carte blanche’ verstrekten in de hoop dat [de bestuurder 1] een zo hoog mogelijke financiering bij de bank zou realiseren. Hieruit kan dus niet worden afgeleid dat de bereidheid van [de Erven] tot financiering nog niet vaststond.
wanneer [de Familie] zou menen dat met een flinke afkoopsom de discussie ook wel beëindigd zou mogen worden.” Gesteld noch gebleken is dat [de bestuurder 2] daarop (afwijzend) heeft gereageerd, ook niet tijdens de bespreking van 4 november 2020 tussen partijen naar aanleiding van de minnelijke regeling die Fresch zonder instemming van [de Erven] met [de Holding] had getroffen. Dat had wel voor de hand gelegen indien de afspraak met [de erflater] niet op zijn instemming kon rekenen. Tegen deze achtergrond heeft Fresch haar stelling dat [de bestuurder 2] niet heeft ingestemd met de afspraak met [de erflater] over gezamenlijke aankoop van de [de Holding] -portefeuille onvoldoende onderbouwd.
€ 8.607.890. In hun spreekaantekeningen en “akte uitlating na comparitie” hebben zij hun schadeberekening aangepast en gaan zij uit van een bedrag van (primair) € 7.656.942, zodat de rechtbank dit laatste bedrag tot uitgangspunt zal nemen.
(€ 574.000). Dit komt neer op een bedrag van € 15.313.883. Het 50%-belang van [de Erven] zou daarmee een waarde vertegenwoordigen van € 7.656.942. Subsidiair stellen [de Erven] dat de wanprestatie van Fresch bestaat uit het niet delen van de overwinst die Fresch uit hoofde van de minnelijke regeling met [de Holding] heeft gemaakt op de [de Holding] portefeuille, zodat de door [de Erven] geleden schade (ruim) 4 miljoen zou betreffen.