In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Mohrmann, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser diende zijn aanvraag in op 3 januari 2022, en volgens de wet had verweerder uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 5 juli 2022 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar gemaakt op 5 oktober 2022. De rechtbank heeft de beslissing genomen zonder een zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 in haar overwegingen betrokken, en heeft geconcludeerd dat de tijdelijke wet die de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke dwangsom in asielzaken uitsluit, niet van toepassing is in deze situatie.